Richtlijnen
Er is een hoofdstuk in de Bijbel dat helemaal over het huwelijk gaat. Dat is 1 Korinthiërs 7. De Korinthiërs zijn tegen vragen over het huwelijk aangelopen en hebben Paulus daarover geschreven. Zijn antwoord op hun vragen is voor ons als Woord van God bewaard gebleven. Als we dit hoofdstuk lezen, zien we hoe bepaalde richtlijnen voor het huwelijk worden gegeven die de heiligheid van deze instelling van God waarborgen. Deze richtlijnen vormen een beveiliging tegen de menselijke neiging om het met het huwelijk niet zo nauw te nemen. De effecten daarvan hebben we al onder de aandacht gehad.
Het is zaak om weer goed te luisteren naar wat Gods Woord hier over het huwelijk zegt. Daarbij moeten we bedenken dat Paulus hier over het huwelijk schrijft als een instelling die alleen voor de aarde betekenis heeft (vgl. Mt 22:30). Dat is niet in tegenspraak met wat hij in Efeziërs 5 over dit onderwerp zegt. Het is alleen een andere, een praktische benadering. Het is nodig ook van die benadering op de hoogte te zijn en die ons eigen te maken.
Drie groepen
Eerst zegt Paulus enkele algemene dingen over het huwelijk (1Ko 7:1-7). Vervolgens zegt hij enkele dingen over drie verschillende groepen mensen:
“de ongetrouwden en de weduwen” (1Ko 7:8),
“de getrouwden” (1Ko 7:10) en
“de overigen” (1Ko 7:12).
Voor elk van die drie groepen heeft Paulus een boodschap.
- “De ongetrouwden en de weduwen” kunnen het best ongetrouwd blijven, net zoals hijzelf is. Het motief daarvoor is dat je dan de tijd die je anders in een huwelijk moet investeren, nu kunt gebruiken in de dienst van de Heer.
- “De getrouwden” zijn aan elkaar verbonden tot de dood scheiding brengt. Elke scheiding die eerder tot stand komt dan de dood, is verboden.
- Met “de overigen” worden ook getrouwden bedoeld, maar uit het vervolg kunnen we opmaken dat het hier gaat om ‘gemengde’ huwelijken, dat zijn huwelijken waarin de man of de vrouw tot geloof gekomen is en de ander nog ongelovig is. Het gaat natuurlijk wel om iemand die tot geloof gekomen is nadat ze getrouwd zijn. Het gaat dus niet om iemand die de Heer Jezus al kent en dan met een ongelovige gaat trouwen. Dat is, zoals we hebben gezien, in strijd met de Bijbel (2Ko 6:14). Bij de gemengde huwelijken zal degene die tot geloof is gekomen, niet het initiatief tot scheiding nemen.
Trouwen is volkomen geoorloofd …
Verderop in 1 Korinthiërs 7 gaat Paulus uitvoeriger in op wat hij eerder al heeft aangestipt (1Ko 7:25-39,8-9). Hij maakt nog eens duidelijk dat het goed is om ongetrouwd te blijven, met het speciale doel je helemaal te kunnen inzetten voor de Heer. “Maar”, zegt hij er direct bij, “ook al trouwt u, u zondigt niet; en al trouwt de maagd, zij zondigt niet” (1Ko 7:28). Hij waakt er dus voor, en dat doet hij doorlopend, geen smet op het huwelijk te werpen, alsof het iets zondigs zou zijn. Enkele verzen verder onderstreept hij dat (1Ko 7:36). De inhoud van dat vers – dat niet zo gemakkelijk te vertalen is – komt hierop neer dat iemand die meent dat hij er beter aan doet te trouwen dan ongetrouwd te blijven, de vrijheid heeft om te trouwen.
Het volgende vers (1Ko 7:37) doet daar, om zo te zeggen, nog een schepje bovenop. Daar staat met zoveel woorden dat je goed moet weten wat je doet als je ongetrouwd wilt blijven. Iemand die ongetrouwd wil blijven, moet aan vier voorwaarden voldoen:
1. in zijn hart vaststaan;
2. niet genoodzaakt worden;
3. over zijn eigen wil macht hebben;
4. in zijn hart hebben besloten, om ongetrouwd te blijven.
Het is dus niet zo, dat Paulus iemand maar even naar de beslissing om ongetrouwd te blijven toe praat.
Mits in de Heer
Het enige feit waardoor een huwelijk ontbonden wordt, is de dood (1Ko 7:39). Alleen dan is iemand vrij om met een ander te trouwen (vgl. Rm 7:2). Maar let ook op de belangrijke toevoeging “mits in de Heer”. Het gaat in dit vers in de eerste plaats om iemand die getrouwd is geweest en door de dood van haar man weduwe is geworden. De toevoeging “in de Heer” is echter van toepassing op iedereen die wil trouwen. Het is duidelijk dat het onmogelijk is om ‘in de Heer’ te trouwen met een ongelovige, maar ook als de ander een gelovige is, is het belangrijk van elkaar te weten dat je beiden in alle dingen de wil van de Heer wilt doen.
Een aspect waar zeker over moet worden nagedacht, is naar welke geloofsgemeenschap men samen gaat. Voor de beleving van het geloof is het van wezenlijk belang dat de samenkomsten van de gelovigen worden bezocht. Voor de groei van het geloof is het eveneens nodig dat we omgaan met gelovigen die ook in overeenstemming met de Bijbel leven en samenkomen. Wie in het huwelijk in dit opzicht een gescheiden weg gaat, vraagt om moeilijkheden. Als iemand voor zichzelf weet dat de gemeenschap van gelovigen waarvan hij/zij deel uitmaakt, waar het gaat zoals het in Gods Woord staat – dat wil zeggen, waar men ernaar verlangt het zo te doen –, zal dat een belangrijke rol spelen in de keus van de huwelijkspartner.
Misschien denk iemand dat het op grond van afspraken die je met elkaar maakt, best goed kan gaan. Maar als ze allebei echt meeleven met de geloofsgemeenschap waar ze zijn, zullen ze toch merken dat ze in twee verschillende ‘werelden’ leven. Deze moeilijkheid zal zeker sterker gevoeld worden als er kinderen komen. Het zal niet gemakkelijk zijn de kinderen duidelijk te maken dat beide overtuigingen goed zijn. Praten over bijvoorbeeld de eenheid van de gelovigen zal door het eigen huwelijk niet bepaald bewezen worden. Juist kinderen zijn gevoelig voor een leven dat aansluit bij wat de ouders zeggen.
Een dergelijke situatie werkt in de hand dat voor de kinderen het geloofsleven niet echt aantrekkelijk is, dat zij ook geen keus maken en afhaken en helemaal nergens heen gaan. De vraag over de geloofsgemeenschap is geen bijzaak. Het advies is om hierover met elkaar vooraf te spreken en tot overeenstemming te komen aan de hand van Gods Woord.
Een voorbeeld van het zoeken naar Gods wil bij de keus van een huwelijkspartner, las ik in het boek ‘Hartstocht en Reinheid’ van Elizabeth Elliot. Zij is getrouwd geweest met Jim Elliot. Haar huwelijk met Jim heeft slechts twee jaar en drie maanden geduurd. Het is geëindigd doordat Jim in Ecuador wordt gedood door de speren van Auca-indianen, naar wie hij is toegegaan om hun over de Heer Jezus te vertellen.
Elisabeth beschrijft de gevoelens die in haar en ook in Jim tot ontwikkeling zijn gekomen en hoe zij daarmee zijn omgegaan. Ze vertelt hoe ze gewacht heeft op een man met wie ze God zou kunnen dienen, een man die God op de eerste plaats stelt. Ik denk dat dit wel een belangrijke aanwijzing is als het gaat om verlangens naar iemand van het andere geslacht. We moeten onszelf afvragen: waarom gaat mijn verlangen uit naar die iemand van het andere geslacht? Zoek ik echt iemand die ook God op de eerste plaats stelt?