Het ontstaan van de huwelijksrelatie
We willen nu de bijzondere relatie met ‘de ander’ in het huwelijk gaan bekijken, de relatie met de huwelijkspartner of de toekomstige huwelijkspartner. Laten we eens kijken naar de manier waarop God de bijzondere relatie tussen een man en vrouw in het huwelijk tot stand brengt. We lezen: “Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees. En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam. Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn. En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet” (Gn 2:21-25).
We hebben al gezien dat God Zelf heeft geconstateerd dat Adam alleen is (Gn 2:18). Daarom gaat Hij voor Adam iemand maken die precies bij hem past. Hij gaat voor Adam een vrouw maken uit Adam zelf. God zegt niet: ‘Adam je bent alleen, Ik maak een vrouw uit jou. Die geef ik jou en kijk maar eens hoe zij bevalt. Als ze je niet bevalt, zeg je het maar. Dan maak ik een andere. Probeer het eerst maar eens een tijdje uit.’ Nee, God heeft deze vrouw uit Adam genomen en aan Adam gegeven opdat die twee, Adam en Eva, werkelijk die eenheid vormen die Hij in gedachten heeft.
De betekenis van de huwelijksrelatie
En welke eenheid heeft Hij in gedachten? Zijn gedachten over het huwelijk zijn onlosmakelijk verbonden aan de verbinding tussen Christus en de gemeente. Zo staat het in de brief aan de Efeziërs geschreven: “Want wij zijn leden van Zijn lichaam, <van Zijn vlees en van Zijn gebeente>. ‘Daarom zal een man <zijn> vader en <zijn> moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn’. Deze verborgenheid is groot, maar ik doel op Christus en op de gemeente” (Ef 5:30-32). God heeft het huwelijk in Genesis 2 ingesteld, dus nog voordat de zondeval heeft plaatsgevonden, want die vindt plaats in Genesis 3. Zijn bedoeling is dat in elk huwelijk de eenheid van Christus en Zijn gemeente tot uitdrukking komt ofwel zichtbaar wordt. Dáárom staat het huwelijk onder druk. De duivel valt alles aan wat aan Christus en de gemeente herinnert en wil dat verwoesten.
De onverbrekelijkheid van de huwelijksrelatie
We gaan nu naar de derde tekst in de Bijbel kijken waar over de instelling van het huwelijk wordt gesproken en dat is in het evangelie naar Mattheus. In het begin van Mattheüs 19 komen de farizeeën bij de Heer Jezus met een vraag over echtscheiding: “Is het een man geoorloofd zijn vrouw te verstoten om iedere reden” (Mt 19:3)? Het is een huichelachtige vraag, want er staat bij dat ze deze vraag stellen “om Hem te verzoeken”. Hun vraag is bedoeld als een val om Hem erin te laten lopen. Maar hun opzet mislukt volkomen omdat ze in hun dwaasheid zich willen meten met de Goddelijke wijsheid.
De Heer verwijst hen direct naar het Woord van God. Hebben ze niet gelezen hoe God man en vrouw in het begin heeft gemaakt? De Schrift geeft antwoord op alle vragen, ook op die van het ongeloof. Daarom moeten ook wij ons steeds bij elke vraag afvragen: ‘Wat zegt de Schrift?’ De Heer geeft, zoals altijd, ook hier het volmaakte voorbeeld. Hij citeert Zelf het Woord van God en doet dat volledig: “Hebt u niet gelezen dat Hij Die hen heeft geschapen, hen van [het] begin af als man en vrouw heeft gemaakt en gezegd heeft: ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn’? Dus zijn zij niet meer twee maar één vlees. Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden” (Mt 19:4-6).
Als de volmaakte Uitlegger geeft Hij de onomstotelijke verklaring van het vers dat Hij heeft geciteerd. Hij verbindt daaraan ook de onbetwistbare conclusie. Er bestaat geen twijfel over dat het huwelijk twee mensen tot een volkomen eenheid smeedt. Zo heeft God het gemaakt. Dat is de duidelijke uitleg. Zijn even duidelijke conclusie is: laat de mens het niet in zijn hoofd halen die door God gemaakte eenheid te scheiden! God haat de echtscheiding (Ml 2:16).
Ik wil er met nadruk op wijzen dat de Heer Jezus niet zegt ‘wie dan God heeft samengevoegd’, maar ‘wat dan God heeft samengevoegd’ (Mt 19:6). Dit onderscheid is belangrijk. Het maakt duidelijk dat het om de band van het huwelijk gaat, het huwelijksverbond, dat wil zeggen dat het gaat om het huwelijk als instelling, en niet om welke man en vrouw er met elkaar in die band worden verenigd. We zullen dat nog in Maleachi en Spreuken bevestigd zien. God heeft het huwelijk ingesteld, en Hij wil dat man en vrouw in het huwelijk zich in volkomen trouw, in verbondstrouw, op elkaar richten en aan elkaar geven.
Er worden heel wat huwelijken gesloten zonder dat men God erbij heeft betrokken. Dat zijn in elk geval alle huwelijken tussen ongelovigen, maar dat zijn ook de huwelijken tussen iemand die zegt een gelovige te zijn en een ongelovige. Deze huwelijken zijn niet geoorloofd. Toch zijn ze onverbrekelijk omdat het huwelijk een verbond is dat God heeft ingesteld.
De band van het huwelijk is door God gegeven en geldt in al zijn kracht ook als twee mensen die ongelovig zijn met elkaar trouwen. Ze beantwoorden aan Gods bedoeling als het gaat om het huwelijk. Een huwelijk blijft altijd van kracht zolang de beide huwelijkspartners leven. Het kan niet verbroken worden. Alleen de dood maakt een einde aan een huwelijk: “Want de gehuwde vrouw is door [de] wet verbonden aan haar man bij diens leven; maar is de man gestorven, dan is zij vrijgemaakt van de wet [die haar] aan de man [bond]” (Rm 7:2; vgl. 1Ko 7:39). Echtscheiding is geen optie. Wat God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden. Later ga ik daar nader op in.
Die twee
Nu we toch Mattheüs 19:5 voor ons hebben, is er nog iets waar ik de aandacht op wil vestigen. In de aanhaling die de Heer Jezus van Genesis 2 doet – “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn” (Gn 2:24) –, staan de twee woorden “die twee”. Hieruit kunnen we twee dingen leren.
Het eerste leren we door de klemtoon op het woord “die” te leggen: die twee. Dat geeft aan dat het die man en die vrouw betreft, want over hen gaat het in dat vers. Dat laat geen ruimte voor een relatie tussen twee mannen of twee vrouwen. Alleen binnen een wettige relatie, dat is een huwelijksrelatie, is seksualiteit geoorloofd. Een homoseksuele of een lesbische relatie is uitgesloten. Wie ogen heeft om te zien, ziet dat al aan hoe God man en vrouw heeft gemaakt: ze passen lichamelijk precies bij elkaar.
Het tweede leren we door de klemtoon op het woord “twee” te leggen: die twee. Dat sluit een seksuele relatie met meerdere partners uit, zoals dat bijvoorbeeld in communes gevonden wordt. Het sluit elk seksueel contact met iemand anders dan de eigen huwelijkspartner uit. Alles wat toevoegt of afdoet aan wat Gods Woord hier bij monde van de Heer Jezus zegt, is zonde en maakt ongelukkig.
Een ongelijk juk
Het voorgaande maakt wel duidelijk dat het huwelijk een zaak is waarover we niet eigenzinnig en eigenwijs moeten denken. Een gelovige die met een ongelovige trouwt, denkt daar wel eigenzinnig en eigenwijs over. Zo iemand gaat een verbintenis aan die Gods Woord verbiedt en begaat een zonde. God heeft het immers laten opschrijven: “Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk” (2Ko 6:14a). Wanneer het in de gedachten van een gelovige opkomt dat het toch wel mogelijk moet zijn om zich in de band van het huwelijk met een ongelovige te verenigen, moet die gedachte direct veroordeeld worden. Hij moet er niet verder over nadenken en allerlei excuses gaan verzinnen om toch zijn zin door te zetten. Een gelovige mag geen liefde opvatten voor een ongelovige, hij mag dat niet in zijn denken toelaten. Het is een onacceptabele verbintenis omdat God een dergelijke verbintenis duidelijk in Zijn Woord verbiedt.
Aan het hiervoor geciteerde verbod om met een ongelovige onder een ongelijk juk te gaan worden enkele retorische vragen toegevoegd, ingeleid met het redengevende woord “want”. Deze vragen zullen voor iedere ware gelovige afdoende zijn om de gedachte aan een huwelijk met een ongelovige ver van zich te werpen, laat staan er ooit aan te beginnen. Luister maar: “Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? En welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn [de] tempel van [de] levende God, zoals God gezegd heeft: ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn’” (2Ko 6:14b-16).
Het is een keus of een voornemen van het hart, om daar nooit aan te beginnen. Waarom niet? Denk nog eens aan de relaties. Wanneer je een echte, levende relatie met Jezus hebt, wil je een huwelijksrelatie, de meest intieme vorm van een relatie, toch zeker alleen aangaan met iemand die deze relatie ook heeft? Je zult het toch niet verzinnen om een huwelijksrelatie aan te gaan met iemand die geen levende relatie met Jezus heeft? Het is immers onmogelijk het meest wezenlijke van het mens zijn – dat is de relatie met God en de Heer Jezus – te delen. Een ongelovige ‘heeft niets’ met God en met Jezus.
Als je als gelovige toch een relatie aangaat met een ongelovige, lijdt je geloofsleven zeker schipbreuk. Daar kan God geen zegen op geven. Denk niet: ik ben sterk in het geloof, ik wil de ander tot God brengen. Als je dat in een relatie doet die God niet kan zegenen, kun je je getuigenis wel vergeten. En ga er maar vanuit dat je het zelf niet eens meer in de gaten hebt. Een ongelovige is als de zwaartekracht, die blijft je naar beneden trekken.
Ik las onlangs op ‘NOS op 3’ een interview met een meisje dat verkering heeft met een ongelovige. Zij zegt daarin dat ze bij de eerste kennismaking heeft gezegd: ‘Pas op hoor, ik ben gelovig … Ik probeer te leven volgens de Bijbel en zoals Jezus dat bedoelde.’ Dat klinkt fraai, maar is in strijd met wat Gods Woord zegt in het hierboven aangehaalde citaat. Op de vraag naar seks voor het huwelijk antwoordt zij: ‘We hebben daar best veel over gesproken, maar denken er allebei hetzelfde over: het hoort bij een gezonde relatie, dus het is geen bezwaar voor ons.’
Als Gods Woord in één aspect aan de kant wordt geschoven, worden andere waarheden op de helling gezet en vliegen zij ook met grote vaart naar beneden, naar het niveau van het menselijk denken en voelen. De waarheid wordt gemanipuleerd, zodat christen zijn een vorm van ‘geloven’ wordt die je goed in je leven kunt inpassen zonder dat je je leven eraan hoeft aan te passen.
Verlaten, hechten, tot één vlees zijn
Laten we nu gaan kijken naar de woordvolgorde die God gebruikt als Hij het origineel van het huwelijk vastlegt. Dan zullen we nog beter begrijpen hoe Hij wil dat een huwelijk tot stand komt. We gaan weer naar Genesis 2:24. We moeten hieraan nu wat meer aandacht besteden, want dit vers bevat beginselen die van wezenlijk belang zijn voor een huwelijk zoals God wil dat het gesloten wordt. We vinden drie elementen waar het huwelijk uit bestaat:
1. een man zal zijn vader en moeder verlaten
2. en zich aan zijn vrouw hechten;
3. en zij zullen tot één vlees zijn.
Zoals we zullen zien, kan deze volgorde 1-2-3 niet naar believen worden veranderd, bijvoorbeeld door de elementen 1 en 3 te verwisselen. Er kan ook geen element worden verwijderd alsof dat er niet toe zou doen. Elk element staat precies op zijn plaats en is juist daar van belang. We gaan de elementen nader bekijken.
Verlaten
Wat houdt “verlaten” in? Verlaten begint zodra een man echte liefde opvat voor een vrouw – dus niet zomaar bevangen wordt door een vlaag van verliefdheid – van wie hij mag veronderstellen: dit is mijn toekomstige vrouw. Hij ziet in haar de vrouw met wie hij gaat trouwen, met wie hij samen verder het leven mag voortzetten. Op dat moment begint hij vader en moeder te verlaten. Hij doet een stap naar buiten, uit de omgeving of de sfeer waarin leeft, waarin hij helemaal thuis is en zich ook thuis voelt. Daarvoor in de plaats gaat hij zijn gedachten en interesses richten op iets nieuws: het vormen van een nieuwe cel in de maatschappij. Zijn hele gedachteleven en al zijn handelingen hebben een nieuwe doelstelling gekregen.
Zijn kijk op het leven vindt nu plaats vanuit een totaal nieuw perspectief en een andere instelling: niet meer de ouderlijke situatie thuis, maar het nieuw te vormen gezin, het eigen thuis. In zijn hele toekomstplanning gaat hij daarmee rekening houden. Door zo bezig te zijn maakt hij zich los van zijn vader en moeder: hij is bezig hen te verlaten. ‘Verlaten’ is dus een innerlijk, geestelijk proces dat begint op het moment dat hij ervan overtuigd is dat hij zijn toekomstige vrouw heeft ontmoet.
Hechten
Het definitieve tijdstip van het verlaten is de dag van de huwelijkssluiting. Op dat moment trekt hij bij wijze van spreken de deur van het ouderlijk huis achter zich dicht en opent hij de deur van zijn nieuwe huis om daar een nieuw gezin te beginnen. Dit laatste komt tot uiting in het volgende begrip “zich aan zijn vrouw hechten”. Dat ziet op de huwelijkssluiting. Het is het moment dat die twee voor het oog van iedereen, publiekelijk, een start maken om als een nieuwe eenheid door het leven te gaan.
Het huwelijk is in Gods Woord een zaak van de hele leefgemeenschap. Het is een openbare aangelegenheid. Iedereen wordt ervan in kennis gesteld dat vanaf de huwelijksdag die man en die vrouw samen en onafscheidelijk door het leven zullen gaan. Dat is ‘hechten’ of anders gezegd ‘aankleven’, want dat staat er letterlijk. ‘Aankleven’ geeft nog duidelijker aan hoe nauw en onlosmakelijk die twee met elkaar verbonden zijn. Iemand gebruikte het voorbeeld van twee vellen papier die met lijm aan elkaar zijn geplakt. Wie die twee vellen van elkaar probeert te halen, zal merken dat beide papieren daardoor zwaar beschadigd worden …
Zoals gezegd, is het huwelijk tussen een man en een vrouw een afbeelding van de verhouding tussen Christus en de gemeente. Binnenkort zal de huwelijkssluiting tussen Christus en de gemeente plaatsvinden. Daarover bericht ons Openbaring 19, waar we het volgende over de bruiloft van het Lam lezen: “Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt” (Op 19:7). We lezen vervolgens dat er bij die huwelijkssluiting een maaltijd gehouden wordt waaraan genodigden deelnemen: “En hij zei tot mij: Schrijf: gelukkig zij die geroepen zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam” (Op 19:9).
We vinden hier bevestigd wat hierboven is opgemerkt, dat de huwelijkssluiting een openbare zaak is. Een maaltijd met genodigden onderstreept dit. Ook bij andere bruiloften in de Bijbel neemt de maaltijd een belangrijke plaats in (Gn 29:21-22; Ri 14:10; Mt 22:4). Familie en ook vrienden en bekenden worden uitgenodigd daaraan deel te nemen. Hierdoor delen velen in de vreugde van bruid en bruidegom.
De huwelijkssluiting
Nog een opmerking over wat wel eens schamper ‘boterbriefje’ wordt genoemd. Hiermee bedoelt men de huwelijksakte die wordt opgemaakt door de gemeentelijke overheid. Wie er zo over spreekt, geeft aan hoe hij tegen een officiële bekrachtiging van het huwelijk aankijkt. In de meeste westerse landen is het (nu nog) gebruikelijk dat een huwelijk wordt bekrachtigd door een ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Dit benadrukt het officiële karakter ervan. Het is in overeenstemming met Gods Woord om deze gang van zaken te respecteren, omdat het in Nederland – nog steeds – om een overheidsinstelling gaat (Rm 13:1).
Als er misschien een tijd komt dat de overheid zich niet meer met huwelijkssluitingen bemoeit, dan nog geeft de Bijbel de aanwijzing dat een huwelijk gesloten wordt in tegenwoordigheid van getuigen. Je zou je kunnen voorstellen dat deze getuigen de christenen zijn van de geloofsgemeenschap waartoe iemand behoort. Tegenover enkele verantwoordelijke broeders van de plaatselijke gemeente en in bijzijn van iedereen die er maar bij kan en wil zijn, zou men dan de belofte van trouw aan elkaar kunnen afleggen.
Trouwens, wie echt de man of vrouw van zijn of haar gebeden van de Heer heeft gekregen, kan en wil zijn of haar geluk toch niet voor zichzelf houden? Dan mág en móet iedereen het toch weten dat jij van hem of haar bent en zij of hij van jou is? En naar elkaar toe: dan wíl je toch niet anders dan álles met elkaar delen?
Eén vlees
Als dat zo is, als het huwelijk is gesloten, dán pas volgt als een bekroning “tot één vlees zijn”. Daarmee wordt deze nieuw gevormde eenheid compleet gemaakt. Dat wil zeggen dat als laatste onderdeel van dit vers de geslachtsgemeenschap plaatsvindt. Uit de volgorde blijkt duidelijk dat geslachtsgemeenschap niet vóór de huwelijkssluiting kan plaatsvinden en al helemaal niet als los element verkrijgbaar is. Je kunt “één vlees zijn” niet beleven los van de voorgaande elementen en ook niet in een andere volgorde. Het is de uitdrukking van een totale eenheid die is ontstaan na het ‘verlaten’ en die officieel tot stand is gekomen in het ‘hechten’, ofwel de huwelijkssluiting.
Wie meent dat de volgorde wel veranderd kan worden, of dat geslachtsverkeer wel ‘los verkrijgbaar’ is, begaat volgens de Schrift hoererij: “Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld, want hoereerders en overspelers zal God oordelen” (Hb 13:4). Met ‘huwelijksleven’ wordt hier vooral de seksuele kant ervan bedoeld. Dat blijkt ook uit de toevoeging ‘hoereerders en overspelers’. Hoererij is de algemene term voor alle ontucht en is van toepassing op al het ongeoorloofde geslachtsverkeer.
Seks vóór het huwelijk, ook wanneer het verloofden betreft die echt van plan zijn met elkaar te trouwen, moet als hoererij voor God en de ouders worden beleden. In sommige gevallen moet het ook voor de oudsten van de gemeente worden beleden. Het verschil tussen overspel en hoererij is dat hoererij de algemene benaming voor ongeoorloofd seksueel verkeer is, terwijl overspel het begaan van hoererij is door iemand die getrouwd is.
Eén lichaam of één vlees?
Wie seksueel contact buiten het huwelijk heeft, wordt met een ander niet ‘één vlees’, maar ‘één lichaam’. De Schrift zegt: “Weet u niet dat wie een hoer aanhangt één lichaam [met haar] is? ‘Want die twee’, zegt Hij, ‘zullen tot één vlees zijn’” (1Ko 6:16). Bij een hoer gaat het alleen om haar lichaam en om niets anders. Met zo iemand vormt de hoereerder of overspeler geen totale eenheid. Dat geldt ook voor seks met iedere andere vrouw dan met de eigen vrouw. Je kunt zeggen dat dit seksuele contact, waarbij geen sprake is van geestelijk contact, dierlijk is. Seksueel contact buiten het huwelijk is hoererij. Je bent met die ander slechts één lichaam, meer niet. In het huwelijk ben je één vlees, dat wil zeggen ben je een totale eenheid.
Er is wel gesteld dat iemand die niet getrouwd is en geslachtsgemeenschap met iemand anders heeft die niet getrouwd is, de verplichting heeft om met die ander te trouwen. De gedachte is dat God het lichamelijk één zijn in de geslachtsgemeenschap als een huwelijk ziet, hoewel deze samenvoeging nog in het openbaar bekrachtigd moet worden. Ik heb die gedachte vroeger zelf ook gehad. Maar toen goed tot me doordrong wat er in dit vers staat, heb ik ingezien dat dit een verkeerde gedachte is.
Het huwelijk is een totaalpakket met elementen waarvan er niet één los verkrijgbaar is. In het huwelijk vormen man en vrouw met elkaar een eenheid naar geest én ziel én lichaam. Er is geen terrein meer waar een van beide partners nog alleenrecht op heeft zonder dat de ander daar iets mee te maken heeft (1Ko 7:3-4). Ze delen alles met elkaar: hun huis, hun tijd, hun geld, hun bed, hun belangstelling, hun gevoelens, hun inzet, hun interesses, hun lichaam, hun kinderen, hun toekomst, echt álles. Het tot één vlees zijn in de geslachtsgemeenschap is dáárvan de uitdrukking.
“Zodat zij niet meer twee maar één vlees zijn” (Mk 10:8) benadrukt dat man en vrouw in het huwelijk geen zelfstandig naast elkaar levende personen meer zijn met ieder zijn of haar eigen belangen, maar dat een huwelijk hen volledig tot een eenheid maakt. Het huwelijk voert tot een volkomen belangenverstrengeling. De een kan niets doen zonder dat het gevolgen heeft voor de ander. In het huwelijk is niets meer privé, maar wordt alles met de ander gedeeld, zonder enig geheim.
Openheid naar elkaar
Man en vrouw geven zich volledig aan elkaar. We hebben het gelezen: “Zij waren beiden naakt, … maar zij schaamden zich niet” (Gn 2:25). Het betekent dat Adam en Eva, de man en de vrouw die in het huwelijk met elkaar verbonden zijn, zonder enige schaamte ongekleed bij elkaar zijn. Het naakt bij elkaar zijn is voorbehouden aan een man en vrouw die getrouwd zijn en daardoor een eenheid vormen.
Er is ook een belangrijke ruimere toepassing te maken: het hele huwelijksleven moet een volkomen openheid inhouden tussen man en vrouw. Man en vrouw mogen geen geheimen voor elkaar hebben. Ze mogen niets voor elkaar bedekt of verborgen houden. Er mag niets zijn wat de ander niet mag weten. Dat is ‘naakt’ zijn voor elkaar, volkomen transparant zijn, volkomen open zijn naar elkaar toe.
Geen van beiden mag er een ‘verborgen agenda’ op na houden. In de huwelijken in de wereld, maar ook in huwelijken van christenen, komt het voor dat man en vrouw twee agenda’s hebben, dat ze dingen voor elkaar verborgen houden. Dat mag absoluut niet gebeuren. Als dat gebeurt, betekent dat de dood van het huwelijk. Om dat te voorkomen is het belangrijk dat man en vrouw in een open relatie met de Heer Jezus leven. Wie in gemeenschap met Hem leeft, zal niets voor de huwelijkspartner verborgen houden en geen dingen doen die de ander niet mag weten.
Op uw hoede met uw geest
Het huwelijk is een verbond. In Maleachi 2, staan daarover enkele belangwekkende verzen: “Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is. Heeft Hij [er] niet maar één gemaakt, hoewel Hij [nog] geest overhad? En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht. Daarom, wees op uw hoede met uw geest, en handel niet trouweloos tegen de vrouw van uw jeugd. Want de HEERE, de God van Israël, zegt dat Hij het wegsturen [van de eigen vrouw] haat, hoewel men het geweld bedekt met zijn gewaad, zegt de HEERE van de legermachten. Wees dus op uw hoede met uw geest en handel niet trouweloos” (Ml 2:14-16).
Het is mij bij het nadenken over dit onderwerp ineens opgevallen dat in deze verzen twee keer de waarschuwing staat om “op uw hoede met uw geest” te zijn, en “niet trouweloos” te handelen in het huwelijk (Ml 2:15,16). Wat betekent dat? Dat het om onze geest, ofwel ons denken, gaat. Wij worden voortdurend in onze geest of in ons denken aangevallen om over het huwelijk te gaan denken zoals de wereld dat doet. Die geest is al diep in de christenheid doorgedrongen. De vermaning dat wij “onszelf reinigen van alle bevlekking … van [de] geest” (2Ko 7:1) mogen wij wel ter harte nemen.
Opmerkelijk in dit verband is de waarschuwing in de tweede brief aan Timotheüs, de laatste brief die de apostel Paulus heeft geschreven. Hij schrijft daarin over het verval in de christenheid, wat die brief voor ons uiterst actueel maakt. Juist die brief eindigt hij in het laatste vers met de zegenwens voor Timotheüs en ook voor ons: “De Heer zij met je geest” (2Tm 4:22).
Als we niet met onze geest op onze hoede zijn en de Heer niet met onze geest is, zal ons denken worden beïnvloed door de publieke opinie. Dan beginnen we begrip te krijgen voor allerlei alternatieve vormen van samenleven. We nemen kennis van het nieuws en van allerlei onderzoeken. Sommigen kijken regelmatig naar praatprogramma’s of soapseries waarin de spot wordt gedreven met huwelijk en huwelijkstrouw. Wanneer we dat met enige regelmaat doen, ontkomen we niet aan de afstomping van onze geest. Hoe waarderen wij wat we via onze ogen en oren in onze geest tot ons nemen? Toetsen wij alles wat in de maatschappij om ons heen gebeurt aan het Woord van God? Dat is de uitdaging nu.
Trouw aan het huwelijksverbond
Wanneer we de uitdaging aangaan en de meerderheid niet volgen in het kwaad (Ex 23:2), krijgen we de massa tegen ons. De mensen begrijpen ons niet en verklaren ons zelfs voor gek wanneer we de eenvoudige aanwijzingen van het Woord van God met betrekking tot het huwelijk volgen. Wat in de wereld steeds meer normaal wordt, staat in grote tegenstelling tot de wil van God dat we trouw zijn aan “de metgezellin en de vrouw van uw verbond” (Ml 2:14).
Salomo gebruikt in Spreuken 2 ook het woord verbond in verbinding met het huwelijk. Hij zegt: “Om je te redden van de vreemde vrouw, de onbekende [die] met haar woorden vleit, die de leidsman van haar jeugd verlaat, en het verbond van haar God vergeet” (Sp 2:16-17). Het is ‘het verbond van haar God’, dat is het verbond tussen haar en haar man dat door God voor hen heeft gemaakt.
Salomo spreekt over “de vreemde vrouw”. Iedere vrouw behalve de eigen vrouw is de vreemde vrouw. Dat is de vrouw die iemand vreemd moet zijn, voor wie geen enkele liefde mag worden opgevat. Het gaat hier niet over broeder- en zusterliefde in de gemeente, maar over de seksuele begeerten, waarvan de Heer Jezus tegen iedere man zegt: “U hebt gehoord dat gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart” (Mt 5:27-28). Dat zegt Hij tegen mannen, want hun grote gevaar is dat zij ontrouw worden aan de vrouw van hun jeugd.
De wereld gedraagt zich in dit opzicht steeds walgelijker. De ontrouw wordt als vermaak gepresenteerd. Er is een datingsite, met de naam ‘second love’, die prikkelt om stiekem vreemd te gaan of zelfs wel in onderling overleg met de partner die ook de ‘vrijheid’ neemt om vreemd te gaan. ‘Ben je getrouwd?’, zo sist de slang, ‘nou, dat is niet erg. Je moet niet zo eenkennig zijn, want er zijn nog meer van die mooie, leuke vrouwen. Gun jezelf een pleziertje. Het zal je eigen relatie goed doen.’
Ook de emancipatiebeweging maakt zich sterk voor een ‘grenzeloze’ beleving van seks: ‘Je bent toch niet zo achterlijk en ouderwets om jezelf te beperken tot één man of één vrouw? Je moet vrij zijn, je moet je niet laten knechten. Staat er iets over in de Bijbel? Zie je wel, dat is een boek dat mensen beperkingen oplegt.’
We leven in oorlogsgebied. Er is een enorme geestelijke strijd gaande. De satan heeft talloze mensen in zijn greep die zich laten gebruiken om de waarheid van Gods Woord over het huwelijk te torpederen. Het moet voor ons duidelijk zijn dat we alle pogingen om het huwelijk uit te hollen of weg te redeneren radicaal verwerpen. Weg ermee!
Het belangrijkste element in het huwelijk is niet onze liefde, maar onze trouw. Onze liefde kan soms nog op en neer gaan, maar aan trouw mag nooit iets mankeren. Trouw is een keus, los van onze gevoelens. Je kiest ervoor trouw aan je vrouw te zijn of je kiest ervoor haar ontrouw te zijn. Ontrouw overkomt je niet, ontrouw is een bewuste zondige daad. Barnabas heeft de gelovigen in Antiochië vermaand om “met het voornemen van hun hart bij de Heer te blijven” (Hd 11:23). Met datzelfde voornemen van het hart moeten wij in trouw bij onze vrouw blijven.
Een Goddelijk nageslacht
We hebben in Maleachi 2 gelezen dat God er maar “één gemaakt” heeft, dat wil zeggen één echtpaar van één man en één vrouw (Ml 2:15). Niet een man met meerdere vrouwen of een vrouw met meerdere mannen. En waarom die ene? Omdat Hij zoekt naar “een goddelijk nageslacht”. Hij heeft het huwelijk behalve voor de seksualiteit ook gegeven voor het verwekken van nageslacht, zoals in Genesis 1 staat: “En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde” (Gn 1:28) Dat het huwelijk ook is gegeven voor de beleving van seksualiteit komt in Genesis 2 naar voren.
Seksualiteit is een gave van God om binnen het huwelijk te beleven en te genieten. Daarover hebben we al het een en ander gezien. Maar hoe denken we over dat ‘Goddelijk nageslacht’ dat Hij zoekt? Daarmee wordt bedoeld dat Hij wil dat de kinderen die wij mogen krijgen, voor Hem zullen opgroeien en tot Zijn eer zullen leven.
Of moeten onze kinderen tot onze glorie dienen, dat wij vol trots kunnen zeggen: ‘Moet je eens kijken, dit heeft mijn zoon, dit heeft mijn dochter, bereikt? Het is belangrijk dat ze een opleiding volgen die in overeenstemming is met hun capaciteiten en dat ze een baan hebben die past bij hun bekwaamheden, waardoor ze in hun onderhoud en dat van hun eventuele gezin kunnen voorzien. Ze moeten leren daarmee op een verantwoorde wijze om te gaan. Dan zullen ze ook een nuttige bijdrage aan de samenleving leveren.
Maar waar het echt om gaat, wat alleen echt belangrijk is, is dat ze de Heer Jezus leren kennen en voor Hem gaan leven. Dat kunnen wij als ouders hun niet geven, maar we kunnen het hun wel voorleven. Staat dat ons duidelijk voor de aandacht bij de opvoeding van de kinderen die we hebben gekregen? Dit aspect van de rol van de ouders moet ons helder voor de geest staan of weer komen staan.
De rol van ouders is van grote betekenis. We zullen daar verderop nog nader naar kijken. Nu al kan worden gezegd dat ouders hun kinderen kunnen laten zien dat er werkelijk volle genoegdoening ligt in een leven van toewijding aan de Heer Jezus. De mens in de wereld, de mens zonder God, beroemt zich op alles wat hij heeft, ook op zijn kinderen. Hij bedenkt niet dat hij alles wat hij heeft, van God heeft gekregen, maar gebruikt alles tot zijn eigen glorie. En dat terwijl God geëerd wil worden, daar heeft Hij recht op. Het behoort het verlangen van ieder van ons te zijn dat in het leven van de kinderen die we hebben gekregen God geëerd wordt. Alles wat zonder God gebeurt, is in elk geval waardeloos en vaak schadelijk.
Nog even een opmerking naar aanleiding van dat Goddelijk nageslacht. In het licht daarvan zijn homoseksuele en lesbische dwaas en verwerpelijk. Nog afgezien van andere Schriftplaatsen die deze relaties veroordelen (Rm 1:24-31), zijn ze in strijd met de wil van God Die man en vrouw in het verbond van het huwelijk verenigt voor het verwekken van kinderen. Dat is een opdracht.
Onze heiliging
Of we nu jong in het geloof zijn of al lang met de Heer leven, God maakt voor ieder van ons Zijn wil over seksualiteit in duidelijke bewoordingen bekend. Hij wil onze heiliging, dat wil zeggen dat we leven voor Hem. Dat deze heiliging ten nauwste verbonden is met onze omgang met seksualiteit, lezen we in de eerste brief aan de Thessalonikers. Uit wat Paulus daar, onder de leiding van Gods Geest, zegt, blijkt weer de actualiteit van Gods Woord. Het is goed het gedeelte eerst te lezen en er nog wat over te zeggen:
“Want dit is [de] wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; dat ieder van u zijn eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid (niet in begerige hartstocht, zoals de volken die God niet kennen) [en] dat men zijn broeder geen onrecht aandoet en hem bedriegt in die zaak; want [de] Heer is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en ernstig betuigd hebben. Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. Daarom, wie dit veracht, veracht niet een mens, maar God, Die u <ook> Zijn Heilige Geest heeft gegeven” (1Th 4:3-8).
In de tijd van Paulus heeft geslachtelijke onreinheid een zodanige vaste plaats in het Griekse en Romeinse leven, dat het klaarblijkelijk door niemand als een afschuwelijke zonde tegen God en de medemens wordt gezien. Dat het niet meer als een afschuwelijke zonde wordt gezien, geldt ook voor het eens christelijke Westen.
Of we nu getrouwd zijn of niet, we leven in een maatschappij waarin het huwelijk hard onderuit wordt gehaald. Het bevindt zich niet meer op een hellend vlak, maar het wordt van de steilte in de afgrond gegooid. De seksuele moraal holt gillend achteruit. In nagenoeg elke film komen minstens prikkelende scènes voor, maar vaak is het niet minder dan harde porno. Reclameboodschappen zijn vaak voorzien van een ‘snufje’ erotiek. En de vloedgolven aan smerigheid die via internet worden aangeboden, kennen geen einde, niet aan hoeveelheid en niet aan gruwelijk smerige inhoud.
De Thessalonikers zijn uit dit leefpatroon bevrijd, maar worden omgeven door mensen die nog steeds dat leefpatroon erop nahouden. De kans om in een oud patroon terug te vallen blijft altijd aanwezig. Om dat te voorkomen moeten er stevige maatregelen worden genomen. Er wordt gezegd dat ze zich moeten onthouden van hoererij. Dat is hun verantwoordelijkheid en dat geldt ook voor ons.
Er wordt een beroep gedaan op onze zelfbeheersing. Voelt iemand de neiging opkomen om seksboekjes te lezen of ‘het net’ op te gaan en pornosites te bezoeken? Laat hij er niet aan toegeven en zijn denken onmiddellijk vullen met iets van de Heer Jezus. Citeer teksten uit Gods Woord. Het is niet zozeer belangrijk wát je citeert, maar meer dát je iets citeert. God wil onze heiliging. We mogen weten dat we door het geloof in het werk van Christus geheiligd zijn, dat wil zeggen dat God ons voor Zichzelf heeft afgezonderd van de wereld (1Ko 6:11). Het is Zijn wil dat we dan ook een heilig leven leiden, een leven afgezonderd van de zonde en gericht op Hem: “Weest als kinderen van [de] gehoorzaamheid niet gelijkvormig aan de begeerten van vroeger in uw onwetendheid, maar wordt, zoals Hij Die u geroepen heeft heilig is, ook zelf heilig in al [uw] wandel; want er staat geschreven: ‘Weest heilig, want Ik ben heilig’” (1Pt 1:15-16).
Zich onthouden van hoererij
Gods wil is, zo staat hier, dat wij ons onthouden van de hoererij. Daarvoor is nodig dat ieder van ons zijn “eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid” (1Th 4:3). Het begrip ‘vat’ wordt wel gebruikt om een mens mee aan te duiden (Hd 9:15; Rm 9:22, 23; 2Tm 2:21) of ook ons eigen lichaam (vgl. 2Ko 4:7). In dit verband kan het zowel slaan op onze eigen vrouw, die “een zwakker vat” wordt genoemd (1Pt 3:7), als op ons eigen lichaam. In de beide gevallen is de vraag of we ermee omgaan in heiliging en eerbaarheid.
In de wereld is de vrouw verlaagd tot een lustobject. God laat in Zijn Woord zien dat de vrouw op dezelfde wijze een erfgenaam is van Gods beloften als de man (1Pt 3:7). Dat zij ‘een zwakker vat’ is, geeft de man gelegenheid met haar om te gaan op een wijze die recht doet aan haar vrouw zijn. Hij zal haar veiligheid en bescherming bieden.
Het ‘vat’ gezien als het eigen lichaam mogen we niet misbruiken om begerige hartstocht uit te leven. In dit verband kunnen we denken aan zelfbevrediging. Wie geregeld in zelfbevrediging een uiting zoekt voor zijn gevoelens, maakt grote kans als gehuwde daar het huwelijk voor te misbruiken. Het huwelijk mag niet dienen als middel dat dient tot het bevredigen van seksuele begeerten. De seksualiteit moet ook in de ongehuwde of verloofde – dat betekent ook: nog ongehuwde – staat op de juiste plaats worden gehouden. Daarom is het belangrijk op de goede manier te leren omgaan met wat God in de seksualiteit heeft gegeven.
Paulus wijst in dit gedeelte ook op het misbruik van de vrouw van de broeder. Hij trekt een scherpe grens (1Th 2:6). Het delen van alle bezittingen mag dan het ware christendom kenmerken, van de vrouw van je broeder blijf je af. Die behoort hem toe. Wie die grens niet in acht neemt, maar daar overheen gaat, doet zijn broeder groot onrecht. Dit “onrecht” is niet zomaar weg te poetsen door een snelle belijdenis (Sp 6:32-35), vaak gedwongen afgelegd na betrapt te zijn.
Digitale hoererij
Een steeds vaker voorkomende vorm van hoererij is de digitale vorm. Internet is het middel dat deze gelegenheid ruimschoots biedt. Het aanbod is gigantisch en het aantal pornosites neemt dagelijks toe. Vele miljoenen pornosites zijn sluimerend aanwezig. Een simpele muisklik of aanraking van het scherm maakt ze springlevend. Deze ‘stille’ hoererij wordt ook door gelovigen bedreven. Soms blijft het beperkt tot een enkele keer een bezoek aan zo’n site ‘uit nieuwsgierigheid’. Er zijn ook gevallen – en dat worden er steeds meer – waar het verslavende vormen heeft aangenomen. Denk niet: dat zal mij niet overkomen. Het is beter om te doen als Job, die zegt: “Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen” (Jb 31:1), dat wil zeggen, neem je heilig voor niet naar iets te kijken waardoor je verontreinigd wordt.
De Heer wreekt alles wat met hoererij te maken heeft. Dat heeft Paulus hun gezegd toen hij bij hen was, net zoals hij toen over de verdrukkingen heeft gesproken (1Th 3:4). Hier zegt hij erbij dat hij het “ernstig betuigd” heeft. Deze dingen hebben die nadruk nodig. Een vermaning is niet genoeg. Dit kwaad is zo algemeen en sluit zo aan op onze eigen verdorven natuur, dat de dreiging van de wraak van de Heer ons als een schrikbeeld voor ogen moet worden geplaatst. Misschien dat we er dan voor worden bewaard dit kwaad te begaan.
God heeft immers “niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging” (1Th 4:7). In de vorige verzen zijn we opgeroepen om een heilig leven te leven, met daaraan verbonden de waarschuwing dat we de Heer als Wreker op onze weg zullen vinden, als we dat niet doen. Het doen van Gods wil wordt echter niet alleen bepaald door angst voor Gods oordeel. Een positief motief om een leven in reinheid te leiden vinden we in het kennen van Gods bedoeling voor al Zijn kinderen: Hij heeft ons door het evangelie geroepen met de bedoeling dat we heilig zijn in heel onze wandel, zoals Hij heilig is (1Pt 1:16).
Niet verachten wat God heeft gezegd
Met het woord “daarom” (1Th 4:8) leidt Paulus de samenvatting in van het onderwerp waarover hij in de voorgaande verzen tot ons heeft gesproken: we mogen niet verachten wat God over seksualiteit en eerbaarheid en reinheid en de hoogheid van het huwelijk zegt. ‘Verachten’ is terzijde stellen, ongeldig verklaren, afwijzen, verwerpen. Er blijkt minachting uit voor iets wat buitengewoon waardevol is en daarom hooggeacht moet worden. Die waarschuwing komt tot ons als belijdende christen. Dat wil zeggen dat we ertoe in staat zijn.
Dit ‘verachten’ begint niet direct met de grofste vorm van zedeloosheid. We moeten waakzaam zijn dat we in deze dingen dicht bij Gods Woord blijven. In gesprekken met mensen in onze omgeving die met Gods Woord geen rekening houden, kunnen we zomaar begrip gaan krijgen en tonen voor verhoudingen die duidelijk tegen Gods Woord ingaan. Als dat begrip ingang bij ons heeft gekregen, moeten we dat bij onszelf veroordelen. We verachten God erdoor wanneer we iets in onze gedachten toelaten wat Hij veroordeelt. We doen er verstandiger aan te verachten wat mensen daarover in tegenspraak met Gods Woord zeggen.
We zien dat Paulus teruggaat naar het hoogste gezag, dat van God, dat ver uitgaat boven het gezag van mensen. Hij is een dienaar die de inzettingen van God doorgeeft. Die inzettingen opzijschuiven betekent niet hem, een mens, opzijschuiven, maar God Zelf (vgl. 1Sm 8:7). Voor ieder die seksuele zonden als onbelangrijk afdoet, hebben God en zijn Woord geen enkele betekenis. Dat mag bij ons niet het geval zijn.
Paulus besluit het onderwijs aan de Thessalonikers en aan ons over huwelijk en seksualiteit met erop te wijzen dat God ons “Zijn Heilige Geest” heeft gegeven, met de nadruk op ‘Heilige’. Door Hem kunnen we Gods inzetting handhaven. Bij onze bekering is Hij in ons komen wonen (Ef 1:13). Ons lichaam is de tempel van de Heilige Geest (1Ko 6:18-19). Daarom kan er vervolgens tegen ons worden gezegd: “Want u bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam” (1Ko 6:20). Als we denken aan de prijs die de Heer Jezus voor onze verlossing heeft betaald, willen we toch niet anders dan voor Hem leven?
Houd het huwelijk in ere
God wil dat het huwelijk “bij allen” en in alle dingen “in ere” is (Hb 13:4). Dat het huwelijk in ere is, wil zeggen dat er trouw is aan de instelling en de praktijk ervan, vooral waar het de seksuele omgang betreft. Het huwelijk moet in ere zijn zowel bij de getrouwden als bij de ongetrouwden. Voor de getrouwden betekent het dat het bed – anders gezegd: de seksuele omgang – alleen gedeeld wordt met de man of vrouw met wie iemand getrouwd is. Voor de ongetrouwden betekent het dat er geen seksuele omgang is. Seksuele omgang vóór het huwelijk is hoererij, seksuele omgang door getrouwden buiten hun huwelijk is overspel. Beide zijn een gruwel voor God.
In de wereld is het huwelijk gedegradeerd tot ‘een’ vorm van samenwonen. De opdracht aan de getrouwden is om het huwelijk in zijn oorspronkelijke bedoeling vast te houden en inhoud te geven. We mogen Gods standaard niet aanpassen aan die van de wereld. Vasthouden aan deze instelling van God brengt zegen, het loslaten ervan brengt de vloek. Hoererij en overspel beginnen vaak stiekem, verborgen voor anderen, maar God ziet het. Niemand die dit bedrijft, ontloopt Zijn oordeel.
De Heilige Geest geeft ons de kracht om van de zonde af te staan en bezig te zijn Wie de Heer Jezus is. De Heilige Geest richt ons hart op de Heer Jezus (Jh 16:13-14). Als wij in de kracht van de Heilige Geest de relatie met Christus onderhouden, zullen we de kracht hebben om rein te blijven als we niet getrouwd zijn en om rein te blijven als we wel getrouwd zijn.