Woord en gebed
Het tweede hulpmiddel – in beeld zichtbaar in de tweede denaar die de barmhartige Samaritaan aan de herbergier gaf voor de verzorging van de verwonde man – voor het kunnen onderhouden van een levende relatie met de Heer Jezus en God de Vader is het gebed. Het Woord van God spreekt uitvoerig over het gebed. Je leest in de Bijbel vaker over de verbinding die er is tussen het Woord en het gebed, bijvoorbeeld in Handelingen 6:4 en 1 Timotheüs 4:5.
Het is kenmerkend voor Lukas dat hij in zijn evangelie onderwerpen bij elkaar plaatst die bij elkaar horen. Zo is het ook met de laatste verzen van Lukas 10 en de eerste verzen van Lukas 11. Een van de eerste resultaten van het lezen van het Gods Woord, dus van het luisteren naar ‘de stem’ van de Heer, is dat je iets wilt terugzeggen. In een relatie zijn minstens twee personen aanwezig en ze zijn ook actief. Het is schitterend om een levende relatie te hebben met de Heer Jezus, waarin je niet alleen naar Hem luistert, maar ook met Hem spreekt.
Leer ons bidden
In Lukas 11:1 is de Heer in gebed*. Als Hij is opgehouden met bidden, stelt een van Zijn discipelen de vraag: “Heer, leer ons bidden.” Er zijn enkele praktische dingen uit dit vers te leren. In de eerste plaats zie je het voorbeeld van de Heer: Hij bidt. Wat zijn goede voorbeelden belangrijk! In de tweede plaats ontlokt Zijn voorbeeld de vraag om onderwijs te krijgen over bidden. In de derde plaats zie je dat die vraag komt van een van zijn discipelen, niet van allemaal. Hierdoor zie je dat het jouw persoonlijke vraag aan Hem mag zijn of Hij jou wil leren bidden.
* In het evangelie naar Lukas zie je de Heer Jezus wel zeven keer in gebed: Lk 3:21; 5:16; 6:12; 9:18,29; 11:1; 22:42. Dat het gebed in dit evangelie zoveel nadruk krijgt, past bij de wijze waarop Lukas de Heer Jezus voorstelt, namelijk als de van God afhankelijke Mens.
Wat is bidden
Bidden doe je omdat je je bewust bent dat je hulp nodig hebt. Bidden is eigenlijk je leven, het is de ademhaling van je ziel. Hier is de Heer Jezus als Mens het volmaakte voorbeeld. Ik wees daar al even op. In Psalm 109:4 staat van Hem: “Ik was gebed.” Heel het leven van de Heer was gebed. Hij stond in voortdurend contact met Zijn Vader. Dat wil niet zeggen dat je altijd je handen gevouwen moet hebben; je kunt ook zonder gevouwen handen heel wat bidden.
Terwijl je dit leest, kan er een voortdurend gebed uit je hart tot God gaan: ‘Vader, wilt U alstublieft laten zien wat U met mijn leven wilt?’ Jij wilde immers vanaf het moment dat je voor de Heer Jezus koos, niet meer voor jezelf leven. God wil wat met jouw leven. Hij wil jouw leven vullen met het doen van Zijn wil. Zo’n leven geeft je de grootst mogelijke voldoening.
Het ‘Onze Vader’ is geen ‘standaardgebed’
Voordat ik met jou het gebed waardoor de Heer ons wil leren hoe we moeten bidden ga doornemen, is het goed dat je weet dat de Heer Jezus hier geen ‘formuliergebed’ of ‘standaardgebed’ aan ons voorhoudt. Dat blijkt al duidelijk als je het gebed, zoals dat hier in Lukas 11 staat opgetekend, vergelijkt met het gebed zoals het in Mattheüs 6 is weergegeven (Mt 6:5-15). De verschillen in deze beide weergaven van het onderwijs van de Heer laten zien dat het niet de bedoeling van de Heer is om ons in precies die bewoordingen te laten bidden. Veel meer geeft de Heer in beide gedeelten aan, waar het bij het bidden om gaat.
Vader
De Heer Jezus begint Zijn les over bidden met de Naam van de Vader: “Wanneer u bidt, zegt: Vader.” Wie een levende relatie met de Heer Jezus heeft, mag God als Vader aanspreken. Er is in een gezin bijna niets mooiers denkbaar dan dat kinderen spontaan en openhartig naar hun vader kunnen gaan. Een jongeman met wie ik eens kennismaakte, had een nogal nerveus en onzeker karakter. Dat kwam, zo werd mij verteld, omdat hij afgewezen was door zijn vader. Hoe hij ook zijn best had gedaan om door zijn vader geaccepteerd te worden, telkens werd hij afgewezen. Een vader vertelde me dat hij een van zijn kinderen onder tranen had beleden dat hij nooit echte aandacht voor hem had gehad. Ieder die vader is, weet hoe hij als vader kan falen.
De Heer Jezus leert je bidden tot een Vader Die niet faalt. Die Vader weet precies wat je nodig hebt. Je mag met vrijmoedigheid naar Hem toe gaan. In Efeziërs 2:18 staat heel mooi dat wij in “één Geest de toegang tot de Vader” hebben (over de Heilige Geest zal ik aan het eind van dit boekje nog een paar dingen zeggen).
Deze Vader staat elk moment van de dag en elk moment van de nacht voor je klaar; je kunt altijd bij Hem terecht. Hij heeft het nooit te druk, Hij is altijd ‘online’ en beschikbaar. Hij is geen slapende God, niet een God die op reis is of om andere redenen afwezig is (1Kn 18:27). ‘Op die manier’, zegt de Heer Jezus tegen Zijn discipelen, ‘mag je naar God gaan en Hem je Vader noemen.’
Uw Naam worde geheiligd
Nadat je zo God als je Vader hebt aangesproken, zijn de eerste woorden van je gebed gericht op die prachtige Vadernaam. De Heer Jezus leert je als eerste in verbinding met die Naam te zeggen: “Uw Naam worde geheiligd.” Wat je direct al mag leren als je bidt, is dat de heiligheid van de Naam van de Vader de eerste plaats inneemt. Heilig wil zeggen apart gesteld, een heel speciale plaats geven. De Naam van de Vader is uniek. Door Zijn Naam die bijzondere plaats in je leven te geven, je leven daarop af te stemmen, groei je in je relatie met de Heer Jezus. Terwijl zoveel mensen in de wereld geen rekening houden met de Naam van de Vader, doe jij dat wel. Jij bent immers totaal anders?
Uw koninkrijk kome
Als je bidt “Uw koninkrijk kome”, betekent dat voor jou vandaag dat je bijvoorbeeld aan de Vader vraagt: ‘Wilt U maar zeggen wat ik moet doen. Ik wil niet meer mijn leven in eigen hand nemen en het inrichten zoals ik denk dat het wel goed is. Ik wil dat Uw koninkrijk, Vader, in mijn leven zichtbaar wordt en dat U over mijn leven en mijn gezin heerst.’
Geef ons dagelijks ons toereikend brood
Dit betekent dat wij leren afhankelijk te zijn van de Vader voor elk stukje brood dat wij nodig hebben. Dat is best moeilijk voor ons. De meesten van ons hebben een regelmatig inkomen. Het saldo op de bank geeft meestal ook geen reden tot directe paniek, zelfs al staan we rood. Willen we iets hebben waarvoor we het geld niet hebben, dan kunnen we geld lenen. Waarom zouden we nog afhankelijk van God moeten zijn? Het leven in de welvaartsmaatschappij heeft God (onbewust?) naar de rand van ons bestaan gedrongen. Als we dat in de gaten krijgen, zullen we dan niet des te intenser gaan bidden dat we ons bewust zullen blijven dat we voor alles alleen afhankelijk zijn van Hem?
Niet van brood alleen
We zijn niet alleen afhankelijk van God voor de materiële, de stoffelijke dingen, maar natuurlijk ook voor de geestelijke. Want “niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord dat door de mond van God uitgaat” (Mt 4:4). Dan vraag je bij het opstaan: ‘Vader, geef mij weer een woord van U voor vandaag.’ We moeten leren om dat elke dag te vragen. Dan weten we ook met de vermoeide mensen een woord te spreken op de juiste tijd, zoals ik al uit Jesaja 50 heb aangehaald. Als je hebt leren luisteren, kun je mensen die je ontmoet iets meegeven.
Vergeef ons onze zonden
Het volgende dat de Heer leert om te bidden, is: “En vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven ieder die ons iets schuldig is.” Te leven in het besef dat je zonden vergeven zijn, is een groot voorrecht. Ben jij je ervan bewust dat God jou je zonden niet meer toerekent en dat ze weg zijn, voor eeuwig weg, en dat Hij er ook niet meer op terugkomt?
Herinnering aan de zonde
Dit betekent niet dat God ons helemaal niet meer aan onze zonden herinnert. Soms is dat nodig. Dat doet Hij dan niet om ons die zonden nog eens fijntjes onder onze neus te wrijven, zoals wij dat wel bij anderen kunnen doen. Hij doet dat ook niet om ze ons alsnog toe te rekenen. Paulus weet zich nog goed te herinneren wie hij vóór zijn bekering is geweest, al is hij dan al bijna aan het einde van zijn leven (1Tm 1:13). Vergeving betekent niet dat je niet meer over vroegere zonden zou mogen praten. Het gaat erom hoe je dat doet. In het boek Deuteronomium kun je lezen dat Mozes de hele geschiedenis van het volk Israël nog eens de revue laat passeren. Hij doet dat om hen eraan te herinneren wie ze van nature zijn en hoe God met hen is omgegaan. Zoiets is ook voor ons goed.
Vergeving bewerkt liefde
Hoe meer je je bewust wordt wat je allemaal is vergeven, des te groter zal je toewijding aan de Heer Jezus worden en ook je liefde voor Hem. Een prachtig voorbeeld daarvan vind je in Lukas 7:36-50. Daar lees je over een vrouw van wie de Heer Jezus zegt (vers 47): “Haar vele zonden zijn vergeven, want zij heeft veel liefgehad.” Dat is een merkwaardige zin. Het komt erop neer dat deze vrouw een ontzettend grote liefde voor de Heer Jezus had omdat zij zich bewust was hoeveel Hij haar vergeven had.
Zonde en belijdenis
Weet jij hoeveel zonden jou vergeven zijn? Dat zijn er echt ontelbaar veel. Misschien denk jij alleen aan bepaalde daden die niet door de beugel konden. God ziet dat anders. Hij zegt dat alles wat je niet hebt gedaan in gehoorzaamheid aan Hem, zonde is (1Jh 3:4b). Ook alles wat je niet hebt gedaan op grond van geloof, is zonde (Rm 14:23).
Het is je allemaal vergeven, het is allemaal weg (Mi 7:19). Ook de zonden die je niet meer weet, of waarvan je niet weet dat het zonden zijn, zijn je vergeven. God gedenkt de zonden niet meer. In dat bewustzijn mag je telkens tot God gaan. De zonden die je weet, moet je aan Hem belijden. Als je dat niet doet, kan God niet met je omgaan. Je zult niet gelukkig zijn. Die zonden drukken als een last op je.
David heeft dat ervaren nadat hij met Bathseba overspel had gepleegd. In Psalm 32 lees je hoe hij zich na het begaan van die vreselijke zonde voelde. Eerst ‘bedekte’ hij die zonde, hij beleed die niet, maar verzweeg die. Je leest in 2 Samuel 11 dat hij zelfs de man van Bathseba liet vermoorden om te voorkomen dat zijn zonde bekend zou worden.
Na die vreselijke daden had hij het gevoel dat zijn beenderen wegteerden. Hij voelde Gods hand zwaar op zich drukken. Dan komt het moment dat hij zijn zonde bekendmaakte. Hij beleed die en zei: “Mijn ongerechtigheid bedekte ik niet” (Ps 32:3-5). Daarna kon hij zeggen dat God hem omringde “met vrolijke gezangen van bevrijding” (Ps 32:7b). Toen kwam zijn blijdschap terug.
In 1 Johannes 1 staat: “Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1Jh 1:9). Weet je wat het betekent dat je vergeving van zonden hebt ontvangen? Het betekent dat je opgelucht adem kunt halen. Het is het besef dat er niets meer is dat als een zware last op je geweten drukt. Het is ook een ‘onbewolkt’ kunnen genieten van een levende relatie met de Heer Jezus en God de Vader.
Anderen vergeven
Als wij weten dat onze zonden door God vergeven zijn, dan moet dat ook zijn uitwerking hebben naar anderen toe. De Heer voegt er in dit ‘modelgebed’ aan toe “want ook wijzelf vergeven ieder die ons iets schuldig is”. Dat is best wel eens moeilijk. Is er iemand die jou lelijk behandeld heeft of nare dingen over je heeft gezegd of jou iets heeft aangedaan waar je geen kant mee op kunt? In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij incestslachtoffers, kan het een moeizaam en langdurig proces zijn om die ander te vergeven die je wat heeft aangedaan. Het kan vaak helpen in dat proces als de dader de zonde aan je belijdt en beseft wat hij of zij jou daarmee heeft aangedaan. Helaas gebeurt dat lang niet altijd.
Wat de Heer bedoelt, is dat de houding van wie iets is aangedaan, er een van vergevingsgezindheid moet zijn. Zijn wij bereid om te vergeven? Ik weet van een oude man die eens tegen een dame zei die vond dat ze heel kwalijk behandeld was: ‘Denk erom dat je nooit vergeet wat je is aangedaan.’ Die man was zelf erg verbitterd en hij had geen enkel begrip van vergeving. Als er een relatie is ontstaan met de Heer Jezus, zijn we in staat om te vergeven. De vraag is: zijn we er ook toe bereid? Wie een kind van God is en zich realiseert wat hem allemaal door God is vergeven, zal ertoe komen om ook te vergeven.
Leid ons niet in verzoeking
Je kunt worden ‘verzocht’. Verzocht worden wil zeggen dat je in de verleiding komt om te zondigen, om iets te doen wat je als gelovige niet mag doen. Geld kan een verzoeking zijn. Waaraan geef jij je geld uit? In allerlei kansspelen en loterijen? Je investeert geld om te winnen en het liefst zoveel mogelijk. Als je dan die jackpot wint, ben je van plan heel royaal aan de Heer te geven. Toch wil de Heer jou niet op die manier rijk maken. Dat doet de duivel. De Heer wil dat we voor ons geld werken, dat we het verdienen. “Leid ons niet in verzoeking” is een gebed dat de Heer ons leert bidden omdat Hij weet hoe zwak wij zijn tegenover de verleidingen waarmee de duivel ons te pakken wil nemen.
Misschien kun je wel goed leren. Dan is het gevaar groot dat je je hersenen, die je van de Heer hebt gekregen, voor jezelf gebruikt om er zelf mee te schitteren. Het “leid ons niet in verzoeking” geldt ook voor het niet meegezogen worden met de massa die bezwijkt voor reclameboodschappen, waarin het ene nog mooier wordt voorgesteld dan het andere. Reclame oefent vaak een geraffineerde invloed uit op de verlangens van de mens. Als je er veel van inslikt, op je laat inwerken, wordt het wel heel moeilijk om te bidden: “Leid ons niet in verzoeking.”
Het internet is als een grote bron van seks- en pornosites de schaamte voorbij. Dit geldt ook voor de radio waarop zonder schaamte reclame wordt gemaakt voor bijvoorbeeld ‘Second love’. Zoals eerder al aangeven biedt het internet de mogelijkheid om talloze internetsites te bezoeken die je geest verkeerd beïnvloeden en bevuilen. Met altijd en overal wifi op een eigen smartphone en zelfs een incognito-functie zijn alle drempels om het niet te doen ook nog eens weggehaald. Wees je ervan bewust dat je leeft in een versekste wereld. “Leid ons niet in verzoeking” mag wel speciaal met het oog op deze begeerten worden gebeden. Rein blijven of worden in je denken gaat vooraf aan rein blijven in de dingen die je doet.
Een illustratie
Na Zijn onderwijs over het bidden vertelt de Heer over een vriend die bij een andere vriend komt. De bezoekende vriend zegt: ‘Ik heb bezoek gekregen van een vriend en nu heb ik niets om die man voor te zetten. Kan ik alsjeblieft drie broden van je lenen?’ De Heer vertelt dit voorval als een illustratie van hoe het in aardse relaties kan gaan. Als je in nood bent omdat je iets niet hebt, kun je naar een vriend gaan en het hem vragen. Dat kan voor die vriend best wel lastig zijn. Hij laat je dat ook merken. Hij verwijt je dat je op een onmogelijk uur komt en vertikt het uit bed te komen.
Bij je hemelse Vader zul je dat niet meemaken. Hij zegt nooit: ‘Val Mij niet lastig.’ Bij Hem kun je altijd terecht!
De les van de illustratie
Dan koppelt de Heer aan de illustratie de volgende les: “Ik zeg u, al zou hij niet opstaan en hem geven omdat hij zijn vriend is, toch zal hij om zijn onbeschaamdheid overeind komen en hem geven zoveel hij nodig heeft” (Lk 11:8). In de aardse relaties is het zo, dat onbeschaamdheid iemand kan overtuigen om te geven wat gevraagd wordt. Er zijn wel van die onbeschaamde mensen die blijven aandringen, waar ieder ander allang zou zijn gestopt met vragen. Zó moet je dus bidden, zonder op te geven. Je mag bidden in het vertrouwen dat je antwoord krijgt op je gebed.
In Lukas 18:1-8 vertelt de Heer Jezus het verhaal van een weduwe die voor haar recht steeds weer naar een zekere rechter ging. Het was een rechter die geen mens ontzag en God niet vreesde. Hij was de vrouw ten slotte beu. Maar omdat die vrouw bleef aanhouden, sprak hij uiteindelijk toch recht. De Heer eindigt dat verhaal met de toepassing: “Zal God dan Zijn uitverkorenen geenszins recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen lang wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen” (Lk 18:7-8a).
Een gebedslast
Misschien ken jij ook mensen in je omgeving die de Heer niet kennen en die je echt op je hart liggen. Het kan een familielid zijn, je man, je vrouw, een kind, of iemand van school of van het werk. Heb jij een gebedslast voor zo iemand? Ik zou erop willen aandringen voor die persoon of personen te gaan bidden, aanhoudend te gaan bidden, onbeschaamd te gaan bidden. Weet je waarom dat mag? Niet om God over te halen, maar om de ervaring op te doen dat God een bereidwillige, luisterende God is.
Geduld
Het kan best zijn dat je een poosje moet wachten tot je gebed wordt verhoord. Dat beleefde Daniël. Hij was in grote nood en bad. Na drie weken komt er antwoord. Het antwoord was drie weken tegengehouden omdat er een strijd woedde in de hemelse gewesten. Zo staat het in Daniël 10 (Dn 10:2,12). Wees ervan verzekerd dat het gebed de hemel in beweging zet. God luistert naar het gebed, maar het maakt ook de duivel en al zijn machten actief. De duivel uiteraard in negatieve zin. Hij wil dat je ermee ophoudt. God wil dat er gebeden wordt en op grond daarvan wil Hij handelen ten gunste van Zijn kinderen.
Het gebed van een rechtvaardige
De Heer gaat verder met Zijn onderwijs over het bidden. Hij zegt: “Bidt, en u zal gegeven worden” (Lk 11:9). Toch krijg je niet altijd waar je om vraagt. Jakobus 4 zegt dat je kunt bidden en toch niet ontvangt (Jk 4:3). Jakobus zegt dat een gebed niet wordt verhoord als je verkeerd bidt. Je bidt verkeerd als je iets wilt ontvangen dat je in je hartstochten wilt gebruiken. Dat soort gebeden zijn puur egoïstische gebeden waarbij je alleen uit bent op eigen voordeel.
Wij zijn in staat het gebed op die manier te misbruiken. Het gebed waar God naar luistert, is het gebed van de rechtvaardige. Jakobus heeft het in zijn brief over zo’n rechtvaardige, namelijk Elia (Jk 5:16-17). Een rechtvaardige is iemand op wiens leven niets is aan te merken. Als er dingen in je leven zijn die niet goed zijn en je komt dan bij God met je wensen, dan zal God zeggen dat je eerst de verkeerde dingen uit je leven moet wegdoen. Als dat is gebeurd en er is voor zover je weet verder niets verkeerds aanwezig, ga dan bidden. Elia bad en werd verhoord; hij bad weer en werd weer verhoord.
Het gemeenschappelijk gebed
Naast je persoonlijke gebedsleven is het ook belangrijk de gebedssamenkomsten van de plaatselijke gemeente te bezoeken. In Mattheüs 18 gaat het over het samenkomen van de gemeente om te bidden (Mt 18:19-20). Als de gemeente samenkomt in de erkenning van het gezag dat de Heer Jezus daar heeft, mogen de gelovigen weten dat de Heer Jezus in hun midden is. Dit is een geweldig voorrecht dat – lettend op het feit dat gebedsbijeenkomsten vaak slecht worden bezocht – veel te weinig gewaardeerd wordt.
En hoe wordt er gebeden? Je kunt je soms niet aan de indruk onttrekken dat een bepaald lijstje met personen en onderwerpen wordt afgehandeld; je kunt dan moeilijk spreken van echt vurig bidden. Waarschijnlijk komt dat omdat we nauwelijks meer onder de indruk zijn van de nood die er is. Nood leert bidden. Toen Petrus in de gevangenis zat, heeft de gemeente vurig voor hem tot God gebeden. Die samenkomst duurde niet slechts een uurtje, maar heeft enkele dagen geduurd. De nacht voor de terechtstelling van Petrus bad de gemeente zelfs de hele nacht door (Hd 12:5-12).
Vertrouwend bidden
Als de Heer na deze aansporing om te bidden, zegt: “Zoekt, en u zult vinden”, wil dat zeggen dat je in je bidden zoekt naar de wil van God. Daarin moet je volharden, zoals de Heer Jezus vervolgens zegt: “Klopt, en u zal worden opengedaan.” Blijf kloppen, al laat de verhoring nóg zo lang op zich wachten. Blijf kloppen totdat de deur opengaat.
We voelen allemaal wel eens de twijfels in ons hart opkomen: ja maar dit, ja maar dat. Het gaat er dan om of datgene waar we voor bidden nog leeft voor ons. Ook kun je jezelf de vraag stellen of je nog verlangt naar het gebed. Verlangen naar het spreken met God is een kenmerk van een echte, levende relatie met de Heer Jezus.
Laten we daarom de gebedssamenkomsten eens gaan bezoeken in het bewustzijn dat God hoort en dat we van Hem zullen krijgen wat we nodig hebben. Hij geeft nooit iets verkeerds als we aan Hem vragen wat we nodig hebben. De Heer wijst op wat een aardse vader doet: “En welke vader is er onder u, aan wie zijn zoon zal vragen om een brood, en die hem een steen zal geven? Of om een vis, en die hem in plaats van een vis een slang zal geven? Of ook om een ei zal vragen, zal hij hem een schorpioen geven?” Als een zoon aan zijn vader voedzame dingen vraagt, zal die vader toch geen dingen geven waarvan de voedingswaarde nul is of die zelfs giftig zijn?