1 - 12 De vijfde bazuin
1 En de vijfde engel bazuinde, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven. 2 En zij opende de put van de afgrond en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven; en de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put. 3 En uit de rook kwamen sprinkhanen voort op de aarde en hun werd macht gegeven zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben. 4 En hun werd gezegd dat zij geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, noch aan enig groen, noch aan enige boom, behalve aan de mensen die het zegel van God niet aan hun voorhoofden hebben. 5 En hun werd gegeven dat zij hen niet zouden doden, maar dat zij hen vijf maanden zouden pijnigen; en hun pijniging was als [de] pijniging van een schorpioen wanneer hij een mens steekt. 6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken en hem geenszins vinden; en zij zullen begeren te sterven en de dood vlucht van hen weg. 7 En de gedaanten van de sprinkhanen waren aan paarden gelijk, toegerust tot [de] oorlog; en op hun koppen was [zoiets] als kronen, aan goud gelijk, en hun gezichten waren als gezichten van mensen, 8 en zij hadden haar als vrouwenhaar, en hun tanden waren als die van leeuwen, 9 en zij hadden harnassen als ijzeren harnassen, en het gedruis van hun vleugels was als gedruis van wagens met vele paarden, die ten oorlog trekken; 10 en zij hadden staarten, aan schorpioenen gelijk, en angels, en hun macht was in hun staarten om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang. 11 Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond; in het Hebreeuws is zijn naam Abaddon; en in het Grieks heeft hij [de] naam Apollyon. 12 Eén ‘Wee!’ is voorbijgegaan, zie, er komt nog twee keer een ‘Wee!’ hierna.
V1. De ster die Johannes ziet wanneer de vijfde engel bazuint, is al op de aarde. Hij ziet die ster niet uit de hemel vallen, maar weet wel dat zij daaruit op de aarde is gevallen. Zowel in Openbaring 8 als hier gaat het om een ster uit de hemel op de aarde. In beide gevallen zie je een macht die eens een erkende gezagsdrager was, maar die nu is gevallen en gedegradeerd. Zij handelt, hetzij onder satanische invloed (Op 8:10), hetzij als de satan zelf (Op 9:1).
De ster krijgt “de sleutel van de put van de afgrond”. Het bezit van een sleutel betekent het bezit van macht over het gebied waartoe de sleutel toegang geeft (Op 1:18; 3:7). Hier gaat het om “de put van de afgrond”. De ster heeft het gezag over de duistere machten van de afgrond. De ster lijkt dan ook een symbolische voorstelling van de satan. De duistere machten van de afgrond hebben de satan als koning (vers 11). De put van de afgrond is de plaats waar op dit moment het kwaad nog in bedwang wordt gehouden. Als de satan de sleutel ervan krijgt, zal hij deze boze machten loslaten, zoals de volgende verzen laten zien. Als God Zijn doel met deze loslating heeft bereikt, zal Hij alle kwade machten inclusief de satan er duizend jaar in laten opsluiten (Op 20:1-3).
V2. De ster opent de put van de afgrond. De afgrond is de laagste, meest verdorven bron van het kwaad, waar het ergste gevaar ontspringt. Tot dit moment was die put nog afgesloten, het ergste kwaad kon zich nog niet manifesteren. Maar als de put eenmaal open is, komen zwermen kwade geesten vrij en overspoelen de aarde. Zij hullen zich in een “rook” zoals die uit “een grote oven” komt.
Het is een zwarte, zware rook waardoor een zonsverduistering ontstaat. Behalve het licht neemt de rook ook de warmte weg. De rook werkt als een verstikkende deken en neemt alle zuurstof weg. De rook neemt weg wat licht en warmte geeft (de zon) en verontreinigt de geestelijke atmosfeer van de menselijke samenleving (de lucht). Er daalt een geestelijke duisternis op de mensen neer, waardoor hun alle zicht op en inzicht in een gezonde samenleving wordt benomen.
V3. Dat het niet om een gewone rook gaat, al is ze ongekend zwaar en zwart, blijkt ook uit wat eruit voortkomt. De rook die uit de put opstijgt, blijkt een transportmiddel voor “sprinkhanen” te zijn. De sprinkhanen stellen satanische machten voor (Ex 10:12-20; Jl 1:4-7). Deze insecten vernietigen alles wat ze tegenkomen.
De atmosfeer van de dikke rook van het vorige vers is een lustoord voor machten die als sprinkhanen alle leven verwoesten en die als schorpioenen de mensen pijnigen. Wie door een schorpioen gestoken is, zal, zolang het gif werkt, volkomen rusteloos zijn en tot volkomen waanzinnigheid gedreven worden. Dit zal de Joden overkomen als gevolg van hun verwerping van God in hun Messias (Dt 28:28,65; Mt 12:43-45).
V4. De machten van de duisternis worden losgelaten. Ze komen in zwermen omhoog uit de afgrond om het enige te doen wat ze kunnen doen: dood en verderf zaaien. Toch kunnen ze niet ongestoord hun gang gaan. Ze kunnen en mogen alleen dat doen waartoe God hen wil gebruiken. Daarom wordt hun een beperking opgelegd. De beperking is zo groot, dat er slechts één doel voor hen overblijft: ze mogen hun verderfelijk werk verrichten bij “de mensen die het zegel van God niet aan hun voorhoofden hebben”.
Deze aanduiding lijkt erop te wijzen dat dit oordeel van de vijfde bazuin met name de goddeloze massa van het Joodse volk treft. Je hebt in Openbaring 7 gezien dat er uit Israël honderdvierenveertigduizend mensen werden verzegeld. Nu zie je waartoe dat diende. Het is een vrijwaring tegen de misleidende en verdervende geesten uit de afgrond. De afvallige Joden zijn het voorwerp van het oordeel omdat zij meer dan andere mensen kennis van God hebben gehad, maar die van zich hebben geworpen door hun verwerping van Gods Messias.
V5. Behalve een beperking van het terrein waarop zij hun boosaardige macht kunnen laten gelden, krijgen deze geestelijke machten ook een beperking in het toedienen van pijn en wordt er een grens gesteld aan de duur van de uitoefening van hun macht. De pijn is hevig. Het zal mensen ertoe brengen naar de dood te verlangen. De duur is betrekkelijk kort, namelijk vijf maanden. Maar misschien weet je uit ervaring hoe lang een betrekkelijk korte tijd kan duren als je van seconde tot seconde geplaagd wordt door hevige pijnen. Opmerkelijk is dat deze duur overeenkomt met de normale levensduur van een sprinkhaan, die ook vijf maanden bedraagt.
Overigens kun je in het feit dat de afvalligen niet onmiddellijk worden gedood, een bewijs van Gods goedheid zien. Door dit ‘uitstel’ krijgt de enkeling nog de kans zich te bekeren. Dat die niet wordt aangegrepen, laat wel zien hoezeer de mens zich heeft verhard. Hoe hevig de pijn van de schorpioenensteek ook is, hij denkt er niet aan tot God te gaan om Hem om genade te smeken (vers 20; Op 16:9).
V6. De steek van de schorpioen is niet een letterlijke steek, zoals ook de schorpioen niet letterlijk is. Ook de sprinkhanen zijn geen letterlijke sprinkhanen. Het gaat om symbolen van wezens die op uiterst sadistische wijze te werk zullen gaan. Ze scheppen er naar hun aard een duivels genoegen in om de mensen te pijnigen op een wijze dat zij de dood zoeken omdat ze menen dat ze dan van de folterende pijnen af zijn. Maar de dood, het laatste wapen van de satan, onttrekt zich aan hen, zodat de kwellingen blijven.
De pijniging die wordt veroorzaakt, bestaat uit helse leringen die mensen in hun hart en geweten zullen folteren en waaraan ze zich niet kunnen onttrekken. De greep van demonische invloeden is het gevolg van het zich openstellen voor occultisme, spiritisme, magie en waarzeggerij. Deze demonische stromingen vinden steeds meer aanhangers. Mensen die zich daaraan overgeven, zullen met waanzin geslagen worden. Ze zullen proberen zelfmoord te plegen om ervan verlost te zijn, maar dat zal niet lukken.
V7. Dan volgt er een beschrijving van deze demonische machten. Uit deze beschrijving blijkt dat ze oorlogszuchtig en agressief zijn. Paarden zijn daarvan het goede symbool. In sommige landen worden sprinkhanen ‘kleine paarden’ genoemd vanwege de gelijkenis van hun kop met die van een paard (vgl. Jb 39:22-23). Ze zijn ook niet tegen te houden, maar trekken overwinnend voort, wat te zien is aan hun koppen waarop zoiets is “als kronen, aan goud gelijk”. Het geeft tevens aan dat ze koninklijke waardigheid claimen.
Dat “hun gezichten waren als gezichten van mensen”, wil zeggen dat ze met inzicht handelen. Dit inzicht hebben ze verworven door vele eeuwen omgang met mensen. Ze stellen al hun verderfelijke, ondraaglijke pijn veroorzakende leringen aannemelijk, menselijk voor, zoals in rechten van de mens, rechten van het kind, recht op privacy, maar het is om God te onttronen. Achter dit ‘menselijke gezicht’ gaan demonische machten schuil die hun ware aard verbergen.
V8. Verder hebben ze “haar als vrouwenhaar”. Dat kan niet anders betekenen dan dat het om lang haar gaat. Het ‘materiaal’ is immers niet anders dan dat van de man. Als je kijkt naar wat er over het lange haar van de vrouw in 1 Korinthiërs 11 geschreven staat (1Ko 11:15), kun je in verbinding met deze vermelding van ‘vrouwenhaar’ twee aspecten in het optreden van deze wezens ontdekken.
In de eerste plaats is hun optreden innemend, aantrekkelijk, zoals het lange haar van de vrouw haar sieraad, haar aantrekkelijkheid is. In de tweede plaats blijkt hieruit dat het geen zelfstandige machten zijn, die eigenmachtig opereren, maar dat ze in werkelijkheid onderworpen zijn aan hun overste, de satan. Dat ze onderworpen zijn aan de satan, komt tot uiting in “hun tanden … als die van leeuwen”, wat aangeeft dat hun optreden de woeste, wrede en verscheurende kracht van leeuwen heeft.
V9. In hun meedogenloze wreedheid zijn ze ook nog eens onaantastbaar voor enige weerstand. Hun ijzeren harnas toont hun onkwetsbaarheid. Het toont ook hun gevoelloosheid, hun harteloosheid, het volkomen ontbreken van ontferming. Een geweten hebben ze niet of het is dichtgeschroeid. Het geluid van hun opmars is angstaanjagend (Jl 2:4-6). Hun doel is oorlog zonder mededogen. Ze worden opgezweept door de satan, terwijl ze terreur en vrees bij hun slachtoffers veroorzaken.
V10. De beschrijving eindigt met er nog eens op te wijzen dat het gaat om schade aan de mensen toe te brengen en dat ze daarvoor een begrensde tijd krijgen. Het venijn zit in de staart. Dat blijkt hier wel. De staart staat voor valse leringen (Js 9:14). Ze brengen geestelijke schade door het verspreiden van valse leringen die enorme pijniging veroorzaakt. Het venijn komt uit de put. Leerstellingen en leringen en beginselen die uit de afgrond opkomen, worden door het afvallige deel van Israël aanvaard en veroorzaken in hun zielen en geweten ondraaglijke angsten.
V11. Uit dit vers blijkt dat ze onder een aanvoerder staan en niet zelfstandig en naar eigen inzicht te werk gaan. “De engel van de afgrond” is hun “koning”. Ze staan onder zijn heerschappij. Hij is het controlerende intellect en de verborgen organisator van deze verderfelijke slagorden. Zijn naam wordt zowel in het Hebreeuws als in het Grieks gegeven. Mogelijk wijst zijn Hebreeuwse naam op de verbinding van de antichrist met het afvallige Joodse volk en zijn Griekse op de verbinding van de antichrist met de afvallige christenheid.
De namen hebben eenzelfde betekenis. Abaddon betekent ‘verderf’ en ziet meer op het resultaat van zijn werk. Apollyon betekent ‘verderver’ en ziet meer op de persoon zelf. Het kan niemand anders zijn dan de satan (Jh 8:44). Hij is de engel van de afgrond, voorgesteld in de ster (vgl. Js 14:12) die van de hemel is gevallen (vers 1). Hij bezielt de antichrist en het beest.
V12. Aan het eerste wee, de vijfde bazuin, is een einde gekomen. De rampen, veroorzaakt door sprinkhanen uit de afgrond, zouden immers ook slechts vijf maanden duren. Het kan zijn dat er een korte pauze is, voordat het volgende ‘wee’ klinkt. Daarna moet er nog een derde ‘wee’ komen. Dat vindt pas in Openbaring 11 plaats, wanneer de zevende engel bazuint (Op 11:15-18).
Met de uitroep “zie” wordt de aandacht extra gevestigd op de twee keer dat er hierna nog een ‘wee’ komt. Hoe erg het eerste ‘wee’ ook al is, de beide andere keren komen ook nog. Het tweede ‘wee’ is de zesde bazuin en heeft opnieuw betrekking op het Romeinse rijk, wat aansluit op de tweede (de Griekse) naam van het vorige vers. Na het oordeel over de afvallige Joden onder het eerste ‘wee’ volgt onder het tweede ‘wee’ het oordeel over de afvallige christenen.
Lees nog eens Openbaring 9:1-12.
Verwerking: Neem jij al verderfelijke invloeden in je omgeving waar? Hoe kun je ze onderkennen?
13 - 21 De zesde bazuin
13 En de zesde engel bazuinde, en uit de <vier> horens van het gouden altaar dat vóór God is, hoorde ik één stem 14 die zei tegen de zesde engel die de bazuin had: Maak de vier engelen los die gebonden zijn bij de grote rivier, de Eufraat. 15 En de vier engelen die gereed waren tegen het uur en de dag en de maand en het jaar om het derde deel van de mensen te doden, werden losgemaakt. 16 En het getal van de legers van de ruiterij was twintigduizend tienduizendtallen; ik hoorde hun getal. 17 En aldus zag ik in het gezicht de paarden en hen die erop zaten: zij hadden vuurrode, donkerrode en zwavelkleurige harnassen, en de koppen van de paarden waren als leeuwenkoppen en uit hun monden kwam vuur, rook en zwavel. 18 Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood, door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun monden kwamen. 19 Want de macht van de paarden is in hun mond en in hun staarten; want hun staarten zijn aan slangen gelijk en hebben koppen, en daarmee brengen zij schade toe. 20 En de overigen van de mensen, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich zelfs niet van de werken van hun handen, dat zij niet aanbaden de demonen en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen kijken, niet horen en niet lopen; 21 en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun diefstallen.
V13. De zesde bazuin klinkt, geblazen door de zesde engel. Het gevolg is dat Johannes een stem hoort. De stem kan die van God of die van de Heer Jezus zijn. Die stem komt uit de vier horens van het gouden altaar dat vóór God is. Dat wekt de indruk dat dit oordeel het gevolg is van de gebeden van de heiligen die gevraagd hebben om wraak en verlossing (Op 6:9-11; vgl. Op 8:3). De vier horens laten zien dat het oordeel vol kracht (horens) en ook algemeen (het getal vier) is.
V14. Hier lees je over iets wat bij geen van de vorige engelen is gebeurd. Er wordt namelijk een opdracht gegeven aan de engel die op de bazuin heeft geblazen. Deze engel wordt daardoor zelf betrokken bij het oordeel dat hij aankondigt. Hij krijgt de opdracht om de vier engelen los te maken die bij de Eufraat gebonden zijn. De Eufraat is steeds de grens tussen Israël in de uitgebreidste zin (Gn 15:18) en de oosterse machten, met name Assyrië. Het was ook de uiterst oostelijke grens van het Romeinse rijk.
Deze vier gebonden engelen moeten niet worden verward met de vier ‘vasthoudende’ engelen van Openbaring 7 (Op 7:1-3). Hier worden machten losgemaakt, daar worden ze tegengehouden. Daar zijn het goede engelen, die de uitbraak van het kwaad nog even tegenhouden; hier zijn het demonische engelen die zelf op het punt staan onheil te stichten. Dat ze moeten worden losgemaakt, toont aan dat het demonische engelen zijn.
V15. Er staat zo opmerkelijk dat de vier engelen “gereed waren” om op een exact genoemd moment te worden losgelaten. Het bepaalt je bij de voorzienigheid van God. Hij regelt alles van tevoren, zodat op het juiste moment alles kan gebeuren. Hij bepaalt de middelen en de tijd. God heeft deze engelen allang klaarstaan. Hij houdt alles in de hand en laat het gaan zoals het in Zijn plan past en Zijn doel dient. Dat geldt ook voor alle verdervende machten. Zij worden losgelaten “om het derde deel van de mensen te doden”.
V16. Met het losmaken van de engelen doemt er een enorm leger op. Het lijkt erop dat de vier boze engelen deze legers mobiliseren. Alle legers, bestaande uit paarden met ruiters, vormen samen een leger van tweehonderd miljoen ruiters. Johannes hoort hun getal, want zelf tellen is onbegonnen werk. Het getal wordt gegeven om een indruk te geven van de enorme massa die gereedstaat om oorlog te voeren.
Het kan best zo zijn dat dit getal letterlijk genomen moet worden. Het is ook mogelijk dat in dit aantal ook de demonische machten meegerekend moeten worden die dit leger besturen. Deze machten komen uit het oosten. Misschien kun je bij het zien van deze legers denken aan de grote invloed van de islam, die zich steeds sterker in de wereld doet gelden.
V17. Johannes deelt mee dat hij alles in een gezicht ziet. Het is nog niet werkelijk aanwezig, maar hij ziet met zijn geestesoog wat er zal plaatsvinden. Hij ziet niet alleen gebeurtenissen en het toneel waarop het gebeurt, maar hij ziet ook de acteurs. Het zijn angstaanjagende verschijningen. Toch is er bij Johannes geen angst. Dat hoeft er bij jou ook niet te zijn. Het zijn immers wezens die in Gods hand zijn. Hij bepaalt hun optreden en hun weg.
De kenmerken van deze legers zijn die van de hel, ze dragen de wapenrusting van de hel. Vuur en zwavel zijn de verterende elementen die rechterlijk worden gebruikt (Gn 19:24). Ze zijn ook symbolen van de eeuwige kwelling (Op 20:10). Hun harnassen wijzen weer op hun volkomen gevoelloosheid. Hun leeuwenkoppen tonen hun superioriteit. Wat uit hun monden komt, komt uit hun hart (Mt 15:18-19; 12:34; Op 16:13), waarbij duidelijk is dat hun hart in verbinding staat met de hel. Hun uitbraaksels verteren en verstikken alle leven en voeren in duisternis en misleiding, zonder enige uitweg.
V18. Helse middelen, “het vuur, de rook en de zwavel”, worden in deze oorlog gebruikt om mensen te doden. Deze legers oogsten voor de dood. De middelen om te doden worden in deze verzen twee keer genoemd en komen uit hun mond, wat ook twee keer wordt vermeld. “Hun monden” wijst op hun vraatzucht, dat wil zeggen dat mensen door hen worden verslonden. Het kan ook zijn dat ze mensen benaderen met een ongekende welsprekendheid en dat die mensen daardoor worden ingepalmd en op die manier een prooi van deze legers worden. Op deze wijze worden ze gedood, wat in geestelijk opzicht betekent dat elke binding met God, als die er nog mocht zijn, wordt uitgewist.
V19. Hier wordt nog eens het verslindende en misleidende karakter van deze legermacht benadrukt. De mond duidt op verslinden. Dat de staarten met koppen duiden op list en verraad, blijkt uit de vergelijking met slangen. De ruiters schijnen hier overigens geen rol te spelen, want er is alleen sprake van de paarden.
Opmerkelijk is nog dat ‘mond’ hier in het enkelvoud staat – terwijl er twee keer eerder over ‘monden’, meervoud, is gesproken – en dat ‘staarten’ in het meervoud staat. Dat laat zien dat enerzijds één geest hen allen bezielt en ze vanuit die ene geest handelen, terwijl de staarten wijzen op de veelvoudige leringen en leugens van de satan. Dat de staarten koppen hebben, wijst erop dat hun boosaardige invloed met duivels inzicht wordt bestuurd.
V20. Nadat de paarden hun verderfelijke werk hebben verricht, blijven er nog heel wat mensen over. Zij zullen de massale slachting zien die is verricht door dit overweldigende leger, maar er is bij hen geen enkele beweging in de richting van de levende God om zich tot Hem te bekeren. Ze hebben Hem prijsgegeven en er is geen spoor van een gedachte die bij hen opkomt om Hem weer in hun leven toe te laten.
Deze mensen zijn ten prooi gevallen aan allerlei vormen van afgoderij, aan demonische machten van geweld en verderf. Zij aanbidden hun culturele, technische en medische producten, de prestaties die zij hebben verricht, zonder enige dank aan God Die hen daartoe in staat heeft gesteld. De verschillende waarden van de materialen die worden genoemd, tonen aan dat alle lagen van de maatschappij, de rijken en de armen, zich aan afgoderij hebben overgegeven. Ieder maakt met de middelen die hem daartoe ter beschikking staan een eigen afgod die hij aanbidt. De soort van afgod die wordt aanbeden, sluit aan op het gedrag van de aanbidder en toont welk karakter hij heeft. Dat zie je in het volgende vers.
Daarbij moet je bedenken dat de mensen om wie het hier gaat, de naamchristenen van West-Europa zijn. Het is dat deel van de wereld waar het licht van het evangelie het helderst heeft geschenen. Maar het evangelie is verworden tot een sociaal praatje van menslievendheid, waarin voor God in Zijn heiligheid geen plaats meer is. Daardoor is het licht tot duisternis geworden. Als licht tot duisternis wordt, is die duisternis de grootst mogelijke duisternis (Mt 6:23).
Zij bekeerden zich niet van hun afgoden, dat wil zeggen, zoals hier staat, dat zij zich niet bekeerden van “de werken van hun handen”. Het staat er nog sterker: ze bekeerden zich “zelfs” niet van de werken van hun handen. Hun hele leven, al hun dagelijkse bezigheden, is zozeer met afgoderij verbonden, dat zij er volkomen blind voor zijn dat ze afgoderij bedrijven. Van de afgoden wordt nog eens het totale onvermogen beschreven om tot enige activiteit te komen. Gods Geest drijft er de spot mee, zoals je dat ook leest in Jesaja 44 (Js 44:9-20).
V21. Nog eens wordt opgemerkt dat zij zich niet bekeerden. In het vorige vers heb je een schets van het verval van de christenheid gezien. De werken van mensenhanden zijn voorwerpen van aanbidding geworden. Maar dit gegeven staat niet op zichzelf. Met deze aanbidding van afgoden gaat ook een innerlijke verdorvenheid gepaard die op de meest afschuwelijke wijze tot uiting komt. Er blijkt een grenzeloos egoïsme ten opzichte van andere mensen te zijn.
Er openbaart zich een totale geestelijke ontaarding, zoals de wereld nog niet eerder heeft gekend. Bij de aanbidding van zijn afgoden volgt de mens ook zonder enige terughoudendheid de lusten van zijn verdorven natuur. In de daden van de mens wordt duidelijk dat de beide kenmerken van de satan, leugen en moord, de mens in de eindtijd volledig zullen beheersen. Die tijd werpt zijn schaduw steeds duidelijker vooruit.
Het gaat niet om incidenten. Moord, toverij, hoererij en diefstal zijn aan de orde van de dag. De dingen die worden genoemd, tonen de absolute zelfzuchtigheid van de mens en het volkomen gebrek aan eerbied voor wat van een ander is. Elke door God verboden omgang wordt door deze mensen met gretigheid omhelsd. Waar de band met God niet aanwezig is, worden de banden in de maatschappij steeds losser en verdwijnt het respect voor de rechten en bezittingen van de ander. Het is ieder voor zichzelf.
1. “Moorden” toont het gebrek aan respect voor het leven aan. Je ziet het vandaag in het legaliseren van abortus – moord in het prilste stadium van het leven – en euthanasie – moord aan het einde van het leven. Daartussen liggen de talloze andere gewelddadige moorden.
2. In de “toverijen” zie je de ongeoorloofde omgang met demonische geesten om de toekomst te kunnen voorspellen (1Sm 28:7).
3. “Hoererij” is een met voeten treden van het door God ingestelde huwelijk en het verachten van de rechten die daarmee samenhangen (1Th 4:6).
4. “Diefstallen” worden gepleegd met de grootste vanzelfsprekendheid, alsof er een recht bestaat op het bezit van een ander. De moraal is zo diep gezonken, dat er geen enkel besef meer is van oprechtheid en eerlijkheid.
Lees nog eens Openbaring 9:13-21.
Verwerking: Welke vormen van afgoderij herken je om je heen? Zie je ook bij jezelf het gevaar om een afgod te vereren?