1 - 8 De glazen zee en de zeven engelen
1 En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen die de zeven laatste plagen hadden, want hiermee is de grimmigheid van God voleindigd. 2 En ik zag als een glazen zee met vuur gemengd, en hen die de overwinning behaald hadden over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, op de glazen zee staan met harpen van God. 3 En zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam en zeggen: Groot en wonderbaar zijn Uw werken, Heer, God de Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de naties! 4 Wie toch zou <U> niet vrezen, Heer, en Uw Naam niet verheerlijken? Want U alleen bent heilig, want alle naties zullen komen en zich voor U neerbuigen, omdat Uw gerechtigheden openbaar zijn geworden. 5 En daarna zag ik, en de tempel van de tabernakel van het getuigenis in de hemel werd geopend. 6 En de zeven engelen die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein, blinkend linnen en de borst omgord met gouden gordels. 7 En een van de vier levende wezens gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol met de grimmigheid van God Die leeft tot in alle eeuwigheid. 8 En de tempel werd vervuld met rook van de heerlijkheid van God en van Zijn macht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen van de zeven engelen voleindigd waren.
V1. Johannes ziet “een ander teken in de hemel”. Een teken is meer dan een gebeurtenis. Het is een gebeurtenis met een boodschap, een gebeurtenis die iets betekent. Hij heeft al twee keer eerder een teken in de hemel gezien. In het eerste teken staat Israël centraal en het Kind Dat daaruit voortkomt, dat is de Heer Jezus (Op 12:1-2). Het tweede teken laat de draak zien en zijn woeste pogingen om het Kind te doden (Op 12:3-18).
Beide tekenen gaan over de geschiedenis van Israël en wat dit volk zal overkomen in de tijd van de grote verdrukking. Het teken dat Johannes nu ziet, gaat over de gebeurtenissen waarmee de rest van de mensheid te maken krijgt. En het is niet zomaar een teken. Het is “groot”, dat wil zeggen dat het een omvangrijk teken is. Het is ook “wonderbaar”, want het gaat het bevattingsvermogen te boven van allen die ermee te maken hebben.
Het teken bestaat uit “zeven engelen die de zeven laatste plagen hebben”. Je bent al getuige geweest van de zeven zegeloordelen en van de zeven bazuinoordelen. Nu volgen nog de zeven schaalplagen. Na deze zeven plagen komen er geen andere plagen meer. Met deze zeven plagen heeft God Zijn grimmigheid voltooid en is Zijn rechtvaardige toorn volkomen gestild. Maar wat je in deze plagen te zien krijgt, tart elke verbeelding. Ze zijn van ongekende omvang en heftigheid en volgen elkaar in snel en onstuitbaar tempo op. Wat deze plagen uitwerken bij hen over wie ze komen, zal je verbijsteren.
V2. Maar voordat deze laatste oordelen losbarsten, zie je eerst weer de “glazen zee” die je ook in Openbaring 4 hebt gezien (Op 4:6). Daar is de zee aan kristal gelijk. Hier is de zee “met vuur gemengd”. Op deze glazen zee staat een groep mensen. Dat wil zeggen dat de zee het fundament is van hun aanwezigheid in de hemel. Deze mensen zijn doorschijnend als glas, ze zijn volkomen openbaar geworden. Alles in hen beantwoordt aan Gods heilige tegenwoordigheid, er is geen enkele donkere vlek van zonde aanwezig. Daarom hebben ze het water van de reiniging niet meer nodig en is de zee niet meer vloeibaar. Ook hebben ze de vuurproef van hun geloof doorstaan en zijn ze nu tot lof en heerlijkheid en eer van Jezus Christus (1Pt 1:7).
Hun geloof is op een wijze beproefd die wij ons maar moeilijk kunnen indenken. Maar ik hoop dat hun trouw aan de Heer in de zwaarste beproevingen jou en mij zal bemoedigen ook trouw te blijven aan de Heer in onze, zoveel minder zware beproevingen. Zij hebben oog in oog gestaan met het beest in zijn verscheurende doodsdreiging, maar ze hebben de overwinning op het beest behaald.
Het is een meervoudige overwinning. In de eerste plaats hebben ze “het beest” zelf overwonnen door er niet voor te buigen, hoe hij hen ook dreigde. Met opgeheven hoofd, kijkend naar de hemel (vgl. Hd 7:55,59), zijn zij de martelaarsdood gestorven. In de tweede plaats hebben ze “zijn beeld”, het beeld van het beest, overwonnen door geen gehoor te geven aan de misleidende oproep tot aanbidding van deze afgod. In de derde plaats hebben ze “het getal van zijn naam” overwonnen door hun ziel niet te verkopen om daardoor deel te krijgen aan het maatschappelijke leven (Op 13:15-17). Niet deze groep, maar het beest is de grote verliezer.
Het resultaat van hun overwinning is dat je ze hier ziet staan, opgestaan uit de dood, levend en zingend. De harpen die ze hebben, zijn “harpen van God”. De harpen zijn hun door God geschonken, bestemd om Hem ermee te verheerlijken Die hun de kracht heeft gegeven om te blijven staan. Hun dood was wel het einde van hun bestaan op aarde, maar niet het einde van hun bestaan voor God.
V3. En wat zingen ze? Ze zingen twee liederen: “het lied van Mozes” en “het lied van het Lam”. Mozes wordt hier “de slaaf van God” genoemd. Het gezelschap dat zijn lied zingt, bestaat uit mensen die net als hij trouwe dienaars van God zijn geweest. Alleen als je gehoorzaam bent, kun je een bevrijdingslied zingen. Mozes zingt zijn lied met de Israëlieten direct nadat ze uit de slavernij van Egypte zijn bevrijd (Ex 15:1-18). Het is het eerste lied in de Bijbel. Ze bezingen daarin de macht van God Die getriomfeerd heeft over de macht van de farao en zijn ruiters. Het is een lied dat past in de mond van de overwinnaars van het beest. Dit is de laatste keer dat er in de Bijbel over een lied wordt gesproken.
Ze zingen ook het lied van het Lam. Dit lied hebben ze aan het Lam te danken. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze dit lied kunnen zingen, omdat Hij hen heeft verlost. In het lied van het Lam prijzen zij de Persoon van het Lam. Door het Lam zijn de Israëlieten verlost (Ex 12:1-13), door het Lam zijn alle gelovigen in alle tijden verlost (Op 5:9).
In de liederen worden de “werken” en de “wegen” van God bezongen (Ps 103:7). De werken zijn omvangrijk en indrukwekkend (vers 1). Ze worden toegeschreven aan de “Heer, God de Almachtige”. ‘Heer’ is Zijn naam als Meester, Eigenaar. Hij is de Eigenaar van de hele schepping. In dit boek laat Hij Zijn recht op de schepping gelden. Als ‘God de Almachtige’ is Hij aan het werk om Zijn schepping weer in bezit te krijgen. Niemand hoeft Hem daarbij te helpen. De oordelen die overvloedig in dit boek uitgeoefend worden, zijn een uiting van Zijn almachtige werken. Even almachtig is Hij in het bewaren van de Zijnen.
Als “Koning van de naties” (Jr 10:7) gaat Hij langs verschillende wegen op Zijn doel af. De naties mogen nog zo hun best doen om Hem in Zijn wegen tegen te houden, maar het zullen nutteloze pogingen blijken te zijn. Hij staat in majesteit, gezag en kracht ver boven hen. In Zijn handelen met hen is Hij “rechtvaardig en waarachtig”. Zijn wegen hebben een rechtvaardige grondslag. De verschillende oordelen die de weg naar Zijn doel banen, zijn verdiend. De gelovigen in die tijd begrijpen dat. Zij stemmen ermee in en zien naar Hem uit (Js 26:8-9). In het uitoefenen van de oordelen is Hij waarachtig. Er is geen bedrog in. Hij oordeelt omdat Hij ontstemd is over het kwaad en niet uit leedvermaak.
V4. De overwinnaars zijn onder de indruk van Gods werken en wegen. Als je Gods almacht en koningschap op je laat inwerken, kun jij dan van jezelf of andere mensen voorstellen dat je de Heer niet vreest en verheerlijkt? Voor de overwinnaars is dat geen vraag. Ze zien Hem, ze zien Zijn daden en Zijn doel. Ze zien ook de opstand van het beest en zijn volgelingen en de dwaasheid van hun werken en wegen. Tegenover de op aarde heersende onheiligheid prijzen ze de Heer als de alleen Heilige. Hij alleen is volkomen afgezonderd van het kwaad.
Zijn “gerechtigheden”, dat zijn Zijn rechtvaardige daden (vgl. Op 19:11), die hier “openbaar zijn geworden” in Zijn oordelen, dwingen de naties om tot Hem te komen en zich voor Hem te buigen (Ps 72:11). Ze zullen moeten erkennen dat er niemand anders God is dan Hij alleen. De algemene aanbidding van het beest maakt plaats voor de algemene aanbidding van God Die alleen aanbidding toekomt.
Let erop dat de overwinnaars niet zingen over hun eigen ervaringen, over hun volharding en hun overwinning over het beest. Ze zijn veel meer bezig met de macht van God, met wat Hij heeft gedaan. Ze zijn vol van Zijn gerechtigheid en heiligheid. Is dat geen aanwijzing om in je danken vooral te denken aan wat God heeft gedaan in de Heer Jezus?
V5. Met Johannes krijg je nu de voorbereidingen op de laatste plagen te zien. “De tempel … in de hemel werd geopend.” Je kijkt in de tempel, de woonplaats van Gods heiligheid. Deze woonplaats wordt hier nauw verbonden met de tabernakel die hier genoemd wordt “de tabernakel van het getuigenis” (Ex 25:22; Nm 10:11). De tabernakel was Gods verplaatsbare woning tijdens de reis van Israël door de woestijn. In het binnenste van de tabernakel was de ark en in de ark lagen de twee stenen tafelen van de wet. De twee stenen tafelen zijn ‘het getuigenis’. Je kijkt hier in het diepste binnenste, het hart van de hemel.
De plaats van waaruit de hierna volgende handelingen gebeuren, staat in verbinding met de heiligheid van God (tempel), zoals die op de stenen tafelen staat beschreven (tabernakel van het getuigenis). Naar die tafelen, de wet, zal God niet alleen Zijn volk, maar ook de wereld oordelen. Op die tafelen staan de eisen van Zijn gerechtigheid en heiligheid. God heeft geen andere norm waarnaar Hij oordeelt dan de norm die Hij heeft vastgelegd in de wet. Wie er behoefte aan heeft God ‘na te rekenen’, krijgt hier het materiaal. Altijd zal blijken dat God gerechtvaardigd wordt in Zijn woorden en overwint als Hij geoordeeld wordt (Rm 3:4).
V6. De tempel is geopend voor de ogen van Johannes. Dan ziet hij daaruit niet de hogepriester of priesters komen, zoals je misschien zou mogen verwachten. Nee, hij ziet er “zeven engelen” uit komen. Die engelen komen niet met zegen uit het heiligdom, maar met oordeel. Ze hebben “de zeven plagen”, waarvan je in vers 1 hebt gelezen dat het de “laatste plagen” zijn.
De verschijning van de engelen boezemt ontzag in. Ze zijn “bekleed met rein, blinkend linnen”, wat laat zien dat zij God vertegenwoordigen in Zijn heiligheid. Overal waar zij in oordeel optreden, zal hun reinheid scherp afsteken tegen de smerigheid van de voorwerpen die zij oordelen. Door dit contrast wordt de rechtvaardigheid van het oordeel onderstreept.
Ze hebben ook nog “gouden gordels” om de borst. De borst spreekt van hun innerlijk, hun hart, hun gevoelens. Engelen hebben ook gevoelens. Zij zijn geen gevoelloze machines die zonder emotie uitvoeren wat hun is opgedragen. De gevoelens van deze engelen worden bestuurd door de heerlijkheden van God, waarvan het goud spreekt. Heerlijkheden van God zijn al Zijn kenmerken die van Hem zichtbaar zijn geworden. Ook in het oordeel worden heerlijkheden van Hem zichtbaar, zoals heiligheid en gerechtigheid. Alles wat niet beantwoordt aan die heerlijkheden, voorgesteld in die gouden gordels, wordt door hen geoordeeld. Hierin lijken ze op de Heer Jezus (Op 1:13).
V7. Dan komt “een van de vier levende wezens” naar voren. De levende wezens zijn nauw verbonden aan de troon van God (Op 4:6-7), de plaats waar recht wordt gesproken. Een van hen geeft aan ieder van de engelen een gouden schaal. Elke schaal is “vol met de grimmigheid van God”. De zeven schalen samen maken duidelijk dat het om een volledige grimmigheid gaat. De schalen zijn wijde, ondiepe kommen, waarvan de inhoud gemakkelijk en snel kan worden uitgegoten.
Als de schalen leeggegoten zijn, zal er niets meer zijn waarover Gods grimmigheid nog moet losbranden. Wat je hier ziet, is dan ook een bijzonder plechtig, maar ook vreselijk moment. De zeven verschrikkelijkste plagen uit de geschiedenis van de aarde staan op het punt los te barsten. Deze plagen zullen dood en verderf zaaien. Ze zullen een einde maken aan alle leven. Daarmee komt een einde aan elke vorm van leven dat geleefd wordt zonder God. Alleen in God is leven. Hij “leeft tot in alle eeuwigheid”. Wat geen leven uit Hem heeft, zal tot in alle eeuwigheid gekweld worden door de pijnen van de dood.
V8. Als de schalen zijn uitgedeeld, wordt “de tempel … vervuld met rook”. Het is dit keer niet de rook van de heerlijkheid van God, waarin Hij Zich hulde toen Hij bij Zijn volk kwam wonen in de tabernakel en de tempel op aarde (Ex 40:34-35; 1Kn 8:10-12; vgl. Js 6:4). Dit keer gaat het om Gods heerlijkheid die in het oordeel wordt tentoongespreid en waarin Zijn macht zichtbaar wordt. Door de rook is het niet langer mogelijk de tempel binnen te gaan om voorbede te doen (vgl. Kl 3:44). De tijd van voorbede is voorbij.
Er is geen uitstel meer, de oordelen zijn onafwendbaar en afsluitend. Pas als de oordelen volkomen zijn uitgewoed en alles wat met God in strijd is, is weggedaan, kan de tempel weer worden binnengegaan.
Lees nog eens Openbaring 15:1-8.
Verwerking: Wat zijn de kenmerken van het gezelschap op de glazen zee? Wat zijn de kenmerken van de zeven engelen?