Engelen en de liefde van God
De positie van engelen is dicht bij God. Hun kracht gaat die van de mens ver te boven. Ze zijn gehoorzaam, zij voeren hun taken direct en perfect uit. Ze handelen met wijsheid, weloverwogen. Hun verschijning wekt ontzag. Zij zijn nederig, ze wijzen elk eerbetoon af dat de mens hun wil geven. Zij wijzen op de Enige die recht heeft op aanbidding. Zelf aanbidden ze ook God (Ne 9:6). Zij huldigen Hem die hen heeft geschapen. Maar nergens lezen we over de liefde van engelen tot God of de liefde van God voor engelen. Een betrekking van liefde is voorbehouden aan de Godheid.
Van eeuwigheid bestond er een relatie van liefde tussen Goddelijke personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In die liefde heeft God ook een plaats gegeven aan allen die in de Zoon geloven als de Heiland die voor hen wilde sterven. De Heer Jezus is niet voor engelen gestorven, maar voor zondige mensen. “Want inderdaad, niet engelen neemt Hij aan, maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan” (Hb 2:16). Het nageslacht van Abraham zijn allen die hetzelfde geloof als Abraham bezitten in een God die leven uit de dood geeft en die aan dat leven deel hebben gekregen.
Engelen kijken naar de gemeente
Allen die na de dood en de opstanding en de hemelvaart van de Heer Jezus in Hem geloven, behoren bij de gemeente. De gemeente is ontstaan door de uitstorting van de Heilige Geest, Die door de Heer Jezus na Zijn hemelvaart naar de aarde is gezonden (Jh 16:7). Daardoor zijn die gelovigen “tot één lichaam gedoopt” (1Ko 12:13). Voor de gemeente hebben de engelen een bijzondere belangstelling. Door de gemeente namelijk wordt “aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten [dat zijn de engelen, zowel goede als boze] … de veelvoudige wijsheid van God bekend gemaakt” (Ef 3:10).
De engelen hebben Gods wijsheid gezien in de schepping en daarover gejubeld (Jb 38:7). Ze hebben ook gezien dat God mensen schiep en dat de mens de bijzondere aandacht van God genoot en dat Hij met die mens Zijn wegen ging. Ze hebben zich erover verwonderd hoe God met de opstandig geworden mens heeft gehandeld. Maar nu heeft diezelfde God iets laten zien dat nog onbekend was: dat Hij in de toekomst alle dingen onderwerpt aan Christus en de gemeente. Dit was in Gods hart verborgen, maar wordt nu door het bestaan van de gemeente aan de engelen bekendgemaakt.
Engelen zien de wijsheid van God
In wat de goede en boze engelenmachten nu aan wijsheid zien als zij naar de gemeente kijken, daarvoor hebben ze geen woorden. Deze wijsheid is zo uniek, dat zij alle andere wijsheden overtreft. Het is de “veelvoudige wijsheid van God”, dat wil zeggen een wijsheid in alle mogelijke heerlijke aspecten. En die wijsheid wordt gezien in allen die samen de gemeente vormen.
Dat God almachtig en vrijmachtig is, dat wisten de engelen wel. Als God mensen boven de engelen wilde zetten was dat Zijn soevereiniteit, Zijn vrijmacht. Hij is almachtig en kan dat doen. Maar de wijze waarop God dat doet, openbaart Zijn wijsheid en daarom gaat het hier. Hij handelt niet alleen in almacht, maar doet het op een volkomen rechtvaardige wijze en in overeenstemming met alles wat Hij in Zichzelf is: de volmaakte openbaring van liefde en van licht.
De Heer Jezus door God beloond
Als Hij de gemeente zo behandelt, is Hij daarmee niet onrechtvaardig tegenover een van Zijn andere schepselen of in strijd met iets dat bij Hemzelf was. De engelen hadden in de schepping een hogere plaats dan de mens. Is het onrechtvaardig dat Hij nu nietige, ongehoorzame schepselen, die de Schepper naar het kruis gebracht hebben, een plaats geeft boven die engelen die Hem altijd trouw gediend hebben en nooit iets gedaan hebben wat Hij niet wilde? Nee, want het werk dat daarvoor nodig was, is door de Heer Jezus als Mens verricht op het kruis. Daar heeft Hij alles wat God is als licht en als liefde geopenbaard. Hij heeft Gods haat tegen de zonde en Zijn liefde voor de zondaar in al zijn aspecten getoond. Daar heeft Hij alles hersteld wat door het werk van satan en diens engelen kapot was gemaakt. Daar heeft Hij de weg vrijgemaakt voor God om al Zijn raadsbesluiten te gaan vervullen. God heeft Hem daarvoor beloond met een plaats boven alles en daar de gemeente met Hem ééngemaakt (Ef 1:20-23). De engelen zien dat en erkennen hierin Gods veelkleurige wijsheid.
Ter wille van de engelen
In de Bijbel wordt de gemeente ook vergeleken met een vrouw. De vrouw mag als persoon tegenover de man als persoon tot uitdrukking brengen wat de gemeente is tegenover Christus. Dit voorrecht mag zij laten zien door haar houding van onderdanigheid aan haar man: “Maar zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo ook de vrouwen aan hun mannen in alles” (Ef 5:24).
Die houding van onderdanigheid laat zij ook zien door een uiterlijk teken: “Daarom behoort de vrouw een macht op haar hoofd te hebben ter wille van de engelen” (1Ko 11:10). Een macht is een teken van het gezag waaronder zij staat. Om dat te tonen draagt zij een hoofdbedekking als zij bidt of profeteert. Zij doet dat “ter wille van de engelen” van wie opgetekend staat dat zij met de grootste belangstelling naar de gemeente kijken (Ef 3:10). En als vrouwen de gemeente voorstellen, is het van de grootste betekenis dat zij de engelen daarvan een juiste en niet een verkeerde indruk geven.
Niet cultuur- of tijdgebonden
Daarom is het zo tragisch dat het dragen van een hoofdbedekking, in de gevallen waarin God dat wenst, steeds meer verdwijnt. Vaak gebeurt dat met het argument dat het een achterhaald, cultuurgebonden verschijnsel betreft. Maar dat is een schromelijke vergissing en een grove misleiding. De scheppingsorde van God is niet cultuur- of tijdgebonden. God mag toch zeker nog wel in Zijn schepping de orde bepalen (1Ko 11:3) en hoe die gehandhaafd en zichtbaar gemaakt moet worden? Zich daaraan te houden is tot Zijn eer en tot zegen van de mens. De hoofdbedekking en het lange haar van de vrouw maken haar tot een zichtbaar getuigenis van de onzichtbare gemeente.
Helaas is het de duivel gelukt de kracht van dit getuigenis tot bijna nul te reduceren. Dat dit bij vrouwen van de wereld lukt, hoeft geen verbazing te wekken. Maar dat hij zoveel succes heeft bij gelovige vrouwen, dat is pas pijnlijk. Zijn er nog vrouwen die ernaar verlangen dit getuigenis, dat ongetwijfeld smaad met zich meebrengt, af te leggen? Zijn er nog mannen die (hun) vrouwen hierin stimuleren (niet: dit als een juk opleggen)? De vrouw die serieus gelooft dat er engelen zijn, wil toch aan hen een goed beeld van de gemeente laten zien?
Wat engelen nog meer zien
Mensen willen graag engelen zien. Mensen hebben wel eens engelen gezien. God komt echter niet tegemoet aan de ongezonde nieuwsgierigheid van de mens, maar wel aan de gezonde nieuwsgierigheid van engelen. Engelen op hun beurt willen namelijk ook graag iets zien, iets ontdekken als zij naar mensen kijken. Er is al op gewezen hoe zij naar de gemeente kijken om daarin de veelkleurige wijsheid van God op te merken. Ze verlangen er ook naar iets te zien van de uitwerking van het evangelie. Aan het evangelie zelf hebben zij geen deel. Maar ze verlangen ernaar de dingen te zien die in het evangelie zijn aangekondigd. Dat zijn de “dingen waarin engelen begerig zijn een blik te werpen” (1Pt 1:12).
De predikers van het evangelie hebben aan zondaars de boodschap van redding gebracht. Met het oog op redding van zondaars hebben ze gesproken over het lijden van Christus en van de heerlijkheden daarna (1Pt 1:11). Deze boodschap moet voor de uitverkoren engelen een wonder zijn geweest. Zij zijn zelf in een toestand van vlekkeloze reinheid en bevinden zich in een sfeer van stralende heerlijkheid. Nu zien zij dat die sfeer van heerlijkheid wordt opengesteld voor zwakke, zondige, opstandige, sterfelijke schepselen. De enige aanleiding dat deze schepselen in die omgeving kunnen binnengaan, is de genade van God die bewezen wordt op grond van het lijden van Christus.
Engelen als toeschouwers
Is het een wonder dat de engelen er zo sterk naar verlangen in deze dingen in te blikken? Zij zijn slechts toeschouwers van de genade, geen deelnemers aan de genade. Toch staan ze verbaasd bij het aanschouwen van de uitwerking van de genade van God in zondige mensen.
Maar er is nog meer waar zij naar kijken. Ze kijken ook naar het gedrag van hen die in de gemeente een speciale opdracht te vervullen hebben: “Ik betuig voor God en Christus Jezus en de uitverkoren engelen, dat je deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, zonder iets te doen uit partijdigheid” (1Tm 5:21). En Paulus is zich bewust dat engelen naar hem en zijn medewerkers kijken. Hij stelt zichzelf tot een voorbeeld aan de Korinthiërs. Die waren uit op erkenning door de wereld en wilden invloed uitoefenen op het bestuur van de wereld. Maar, zegt Paulus, dat is niet onze opdracht: “Wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen” (1Ko 4:9). Dat is wat anders dan heersen en regeren en politieke invloed uitoefenen.
Wat ziet de wereld, wat zien engelen en mensen van christenen? Zien engelen dat zij zich met hun hele leven aan Christus toewijden en de smaad van de wereld voor lief nemen?