Engelen zijn geschapen
Engelen. Je ziet ze niet. Toch zijn ze er, ontelbaar veel (Jb 25:3a). Ze zijn er omdat de Heer Jezus ze heeft geschapen (Ko 1:16). Daar staat ook bij waarom Hij ze heeft geschapen: ze zijn “tot Hem geschapen”, tot Zijn eer, opdat ze Hem zouden dienen. Hij schiep de engelen, opdat in en door elke geschapen engel iets van Zijn heerlijkheid als Schepper bekend gemaakt zou worden. Engelen behoren tot de onzienlijke, geestelijke wereld. Het zijn geestelijke wezens. Het zijn geen wezens van vlees en bloed (Lk 24:39), maar wezens met een hemels, geestelijk lichaam (1Ko 15:40,44). Zij zijn “de overheden en machten” die zich bevinden “in de hemelse gewesten” (Ef 3:10).
De ontelbare hoeveelheid engelen is niet het gevolg van vermenigvuldiging. Aan de mens (man en vrouw) gaf God de opdracht: “Wees vruchtbaar, word talrijk” (Gn 1:28; vgl. Hd 17:26). Op deze wijze is Hij niet met de engelen te werk gegaan. Engelen zijn geslachtsloos. Ze horen bij een andere orde van zaken, waar van trouwen en voortplanting geen sprake is (Mt 22:30; Mk 12:25; Lk 20:35-36). In tegenstelling tot mens en dier, die door voortplanting talrijk worden, heeft de Heer Jezus elke engel apart geschapen. Het aantal engelen dat Hij schiep, is sinds hun schepping niet met één engel vermeerderd of verminderd. Het minimale aantal staat in Openbaring 5: “Tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen” (Op 5:11). Het aantal engelen dat daar rond de troon staat, bedraagt meerdere honderden miljoenen. Satan en zijn demonen zijn daar uiteraard niet bij inbegrepen.
Dit enorme aantal engelen is door de Heer Jezus geschapen nog voordat Hij de aarde schiep. De HEERE spreekt tot Job over jubelende engelen als Hij het heeft over het grondvesten van de aarde (Jb 38:4-7). De zonen Gods die daar worden genoemd, zijn engelen. Een vergelijking met Jb 1:6; 2:1 maakt dat duidelijk.
Scheiding van geesten
In het oorspronkelijk aantal geschapen engelen is na verloop van tijd een dramatische en onherroepelijke tweedeling ontstaan. Wanneer dat precies is gebeurd, is niet na te gaan. Wel kunnen we nagaan wat de aanleiding tot dit drama in de engelenwereld was en wie het initiatief ertoe nam.
In Ezechiël 28 wordt het een en ander gezegd over de koning van Tyrus (Ez 28:12-19). Het is onmiskenbaar dat er een dubbele bodem zit in wat van deze koning wordt gezegd. Achter deze koning doemt een gestalte op van “een cherub die [zijn vleugels] beschermend uitspreidt” (Ez 28:14) wordt genoemd. Een cherub is een engel die een speciale zorg heeft voor de heerlijkheid en gerechtigheid van God (Gn 3:24; Ez 10:8-17). Uit de beschrijving van deze “cherub die [zijn vleugels] beschermend uitspreidt” blijkt dat deze een bijzondere positie en bijzondere kwaliteiten had. Hij had ‘uitgespreide vleugels’ wat het aspect van bescherming en bewaking benadrukt (vgl. Ex 25:18-22; 1Kn 6:23-35).
God had deze engelenvorst een plaats gegeven in Zijn onmiddellijke nabijheid, Zijn “heilige berg”. Daar wandelde hij “te midden van vurige stenen”. Deze cherub was thuis in een omgeving waar Gods heiligheid alle zonde verteert, “vurige”, en Gods heerlijkheid door alles weerkaatst wordt, “stenen”. Niets wees erop dat deze hooggeplaatste, hoog bevoorrechte engel ontevreden zou worden. Er viel niets op hem aan te merken vanaf de dag dat hij geschapen werd, “totdat…”.
Met dit “totdat” wordt een tragedie ingeluid die zijn weerga niet kent. Aan alle voortreffelijkheden van deze cherub komt in een klap een einde: “Totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd.” Deze constatering kon alleen God doen, want “geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij [en ook de engelen] te doen hebben” (Hb 4:14). Van buiten leek er niets gewijzigd. Maar God keek in het binnenste, het innerlijk van deze engelenvorst. Hij zag het onrecht en noemde de oorzaak.
Hier hebben we de val van de hoogste engel, hier begint het bestaan van satan, hier ontstaat de zonde. De scheiding van geesten is begonnen. De kloof die tot in eeuwigheid blijft bestaan, is een feit. Voor de mens is er, God zij dank, een brug over de kloof geslagen. Jezus Christus, de Zoon van God stierf aan het kruis voor ieder die zich bekeert “van de duisternis tot het licht en van de macht van satan tot God; opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden ontvangen door geloof in Mij [dat is de Heer Jezus]” (Hd 26:18).
De oorzaak van het drama
Hoe kwam het dat zulk afstotelijk onrecht in die zo bevoorrechte engel kon ontkiemen? Omdat hij niet meer op God gericht was, maar vervuld raakte van eigen belangrijkheid. Hij werd trots op zijn eigen schoonheid (Ez 28:16-17). Dat kon God niet dulden. Hij velde zijn oordeel.
Jesaja spreekt over dezelfde gebeurtenis:
“Hoe bent u uit de hemel gevallen,
morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde,
overwinnaar over de heidenvolken!
En ú zei in uw hart:
Ik zal opstijgen naar de hemel;
tot boven Gods sterren
zal ik mijn troon verheffen,
ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting
aan de noordzijde.
Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten,
ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.
Echter, u bent in het rijk van de dood neergestort,
in het diepst van de kuil!” (Js 14:12-15).
Hier komt nog duidelijker naar voren wat deze engelenvorst tot satan maakte: hij wilde aan God gelijk zijn. De Bijbel noemt deze zonde: hoogmoed. Dit betekende de val van deze engel. Hoogmoed betekent de val van ieder, ook van elk mens. Hoogmoed is het meer willen zijn dan men is, het zich verheffen boven de plaats die men heeft gekregen. Paulus waarschuwt dat iemand die een taak van opziener in het huis van God wil vervullen, geen pasbekeerde mag zijn “opdat hij niet, hoogmoedig geworden, in hetzelfde oordeel als de duivel valt” (1Tm 3:6).
Vanaf zijn val is satan de verklaarde, meedogenloze tegenstander van God. De naam ‘satan’ betekent ‘tegenstander’. Maar hij staat niet alleen in zijn genadeloze strijd. Hij heeft zijn hoge positie ook misbruikt om vele engelen mee te slepen in zijn opstand tegen God. In Mattheüs 25 lezen we over “het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid” (Mt 25:41) en in Openbaring 12 lezen we van satan en zijn engelen (Op 12:9). Die engelen hebben zijn kant gekozen. Zij zijn ook bekend onder de naam ‘demonen’.
Maar God heeft ervoor gezorgd dat niet alle engelen door satan zijn misleid. De honderden miljoenen engelen van Openbaring 5 zijn daarvoor bewaard gebleven (Op 5:11). Zij worden veelzeggend “uitverkoren engelen” genoemd (1Tm 5:21). God heeft hen uitverkoren om Hem trouw te blijven. Zij blijven beantwoorden aan het doel waartoe Hij hen heeft geschapen.
Op deze “uitverkoren engelen” zullen we nu eerst verder onze aandacht richten. Daarna zullen we ook nog kijken naar het werk en het einde van satan en zijn demonen.