De hemel gaat open
Openbaring 19:11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zit, <heet> Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. 12 En Zijn ogen zijn <als> een vuurvlam en op Zijn hoofd zijn vele diademen en Hij heeft een geschreven Naam, die niemand kent dan Hijzelf. 13 En Hij is bekleed met een in bloed gedoopt kleed, en Zijn Naam wordt genoemd: het Woord van God. 14 En de legers <die> in de hemel <zijn>, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. 15 En uit Zijn mond komt een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de naties slaat. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God de Almachtige. 16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn heup een geschreven naam: Koning van [de] koningen en Heer van [de] heren.
De Heer Jezus verschijnt…
Dit gedeelte beschrijft in bijzonderheden wat we al in een enkele zin in Openbaring 17 voor ons hadden (Op 17:14). We zijn hier getuige van de wederkomst van Christus, samen met Zijn gemeente. Hij verschijnt op aarde, zijn voeten staan op de Olijfberg (Zc 14:3-4a). Dit is het moment waar de discipelen naar vooruit werden gewezen, toen de Heer Jezus vanaf de Olijfberg naar de hemel terugkeerde (Hd 1:9-11). Hier verschijnt Hij om te oordelen en te regeren.
Alle aandacht valt in dit gedeelte op Hem. Bij Zijn eerste komst naar de aarde was Hij de lijdende Knecht van de HEERE. Nu verschijnt Hij om oorlog te voeren in gerechtigheid en de plaats op te eisen die Hem toekomt (Ps 2:8). Op Zijn hoofd heeft Hij vele diademen. Het beest dat het aandurfde de oorlog met Hem aan te gaan, heeft er slechts tien (Op 13:1) en de draak maar zeven (Op 12:3). Hij heeft een koninklijke waardigheid die de waardigheid van elke aardse koning ver te boven gaat.
Boven Zijn zichtbare heerlijkheid, die elke andere zichtbare heerlijkheid al te boven gaat, heeft Hij ook een persoonlijke heerlijkheid die wij niet in staat zijn te zien. Er zijn en zullen in de Heer Jezus als de eeuwige Zoon van God Die Mens geworden is, altijd heerlijkheden zijn die alleen de Vader kent (Mt 11:27). Dat heeft te maken met het door mensen niet te doorgronden geheimenis van Zijn Persoon als waarachtig God en tevens waarachtig Mens.
… en oordeelt
Deze Persoon draagt bij Zijn verschijning om te oordelen een in bloed gedoopt kleed. Het oordeel dat Hij gaat uitvoeren, zal niets en niemand ontziend zijn en zo hevig dat het bloed op Zijn kleren zal spatten (vgl. Op 14:17-20; Js 63:1-4). Zijn Naam is: “het Woord van God”. Al Zijn gerichtshandelingen zijn in volmaakte harmonie met het Woord van God. Hij doet niet anders dan vervullen wat daarin geschreven staat. Dat geldt voor het uitdelen van zegen aan hen die zich bekeren, maar evenzeer voor het vergelden van elke begane zonde aan ieder die zich niet heeft bekeerd. Als Hij uit de hemel komt, is de tijd om zich te bekeren voorbij.
Hier oefent Hij het oordeel persoonlijk en alleen uit. Hij alleen beschikt over een zwaard en Hij alleen slaat de naties. Dit oordeel is Hem door de Vader gegeven (Jh 5:22,27). Maar er zijn anderen die Hem vergezellen. Zij zijn Hem uit de hemel gevolgd, eveneens op witte paarden, maar bekleed met wit, rein, fijn linnen. De gemeente komt met Hem mee om, nadat Hij het oordeel heeft voltrokken, samen met Hem te regeren.
Het beest geoordeeld | Op 19:17-21
Openbaring 19:17 En ik zag één engel staan in de zon, en hij riep met luider stem en zei tegen alle vogels die in [het] midden van de hemel vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd van God; 18 opdat u vlees eet van koningen, vlees van oversten over duizend, vlees van sterken, vlees van paarden, en van hen die daarop zitten en vlees van allen, zowel van vrijen als van slaven, van kleinen als van groten. 19 En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat en tegen Zijn leger. 20 En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet die de tekenen in diens tegenwoordigheid had gedaan, waardoor hij hen misleidde die het merkteken van het beest ontvingen en die zijn beeld aanbaden. Levend werden deze twee geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt. 21 En de overigen werden gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van Hem Die op het paard zat, en alle vogels werden verzadigd van hun vlees.
De slag bij Harmagedon
Na de beschrijving van de indrukwekkende heerlijkheid van de Heer Jezus als Degene Die komt om te oordelen, wordt direct het resultaat van Zijn komst vermeld. Van strijd is nog geen sprake. Die wordt pas verderop vermeld (Op 19:19). Door eerst op het resultaat te wijzen wordt er de nadruk op gelegd dat bij Zijn komst de uitkomst vaststaat. Zijn komst betekent dat alle tegenstand is overwonnen en alle tegenstanders zijn verslagen. Zijn daadwerkelijke overwinning is daarvan slechts de bevestiging. Voordat de strijd wordt beschreven, kunnen alle roofvogels dan ook al worden uitgenodigd voor een grote maaltijd. Alsof we een lugubere menukaart voor ons hebben, lezen we waaruit de maaltijd bestaat. Het maakt het beeld van de afschuw die God van deze tegenstanders heeft, compleet.
Dan volgt in sobere bewoordingen hoe de maaltijd wordt bereid. Dat gebeurt in de strijd die bekendstaat als de slag bij Harmagedon (Op 16:16), een uitgestrekte vlakte in het noorden van Israël, bij de berg Megiddo. Daar hebben de legers van het herstelde Romeinse rijk, dus van het Verenigd Europa zich verzameld, om hun bondgenoot, het afvallige Israël onder leiding van de antichrist te hulp te komen. Ze bevinden zich daar op verzoek van Israël. Israël is namelijk bezet door de legers van de koning van het noorden, dat is de koning van Assyrië. Bijzonderheden daarover staan in Daniël 11 (Dn 11:40-45). Die verzen worden ingeluid door de kenmerkende woorden “de tijd van het einde” (Dn 11:40). Daardoor weten we dat de in Daniël beschreven gebeurtenissen in dezelfde tijd plaatsvinden als die waarmee we ons nu bezighouden.
De legers van Europa zullen optrekken naar Jeruzalem. Hoewel zij van plan zijn Israël te bevrijden van de Assyriërs, is hun hoofddoel te strijden tegen de Messias en Zijn getrouwen (Ps 2:1-3; Op 17:13). Maar Die in de hemel zit, zal lachen (Ps 2:4). Hij heeft de actie van de koning van het noorden gebruikt om de legers van de koningen van de aarde naar Jeruzalem te brengen, zodat Hij hen daar zal kunnen oordelen. Ze zullen in hun opmars de Rechter zo in de armen lopen.
Het einde
De plotselinge tussenkomst van de Heer Jezus maakt een definitief einde aan al hun hoge plannen. Het einde van het beest en de koningen met hun legers wordt in enkele woorden beschreven. Eigenlijk is er helemaal geen sprake van strijd, maar slechts van het voltrekken van het oordeel. Dit oordeel is tweeërlei. Eerst zal de Heer Jezus het beest, dat is de heerser van West-Europa en de valse profeet, dat is de antichrist, zonder vorm van proces in de hel werpen. Zij zijn de eerste en tot nu toe enige levende wezens die zich in de hel bevinden. Daarna zal Hij de overige strijders, dat zijn de koningen van de aarde en hun legers, doden door het zwaard uit Zijn mond. Deze gedoden verblijven in de hades. Zij zullen te bestemder tijd voor de grote witte troon gedaagd worden en vandaar worden verwezen naar de hel (Op 20:11-15).
Wat Nebukadnezar in zijn droom zag, de steen, zonder mensenhanden losgemaakt, die het beeld aan de voeten treft, wordt hier in en door de Heer Jezus vervuld. Hierna vervangt Hij alle voorgaande menselijke rijken en richt Zijn vrederijk op. Dan is de “volheid der tijden” (Ef 1:10a) gekomen. Door alle verschillende voorgaande tijdsperioden heen heeft God daar naartoe gewerkt. De hele geschiedenis van de wereld is verlopen met dat doel: “Om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus” (Ef 1:10b). Dan zijn alle dingen onderworpen aan de Mens aan Wie God alle dingen heeft onderworpen, de Mens Die in alles aan al Zijn verlangens heeft beantwoord en eeuwig zal beantwoorden: de Mens Christus Jezus (Hb 2:5-9).
“Hem die op de troon zit, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid” (Op 5:13b).