Heiliging
Het huwelijk en de huwelijkstrouw worden niet als optie gegeven. God spreekt hierover Zijn duidelijke wil uit. Ongehoorzaamheid aan Zijn wil laat Hij niet ongestraft, maar zal Hij wreken. We lezen daarover in de eerste brief aan de Thessalonicenzen:
“4 dat ieder van u zijn eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid 5 (niet in begerige hartstocht, zoals de volken die God niet kennen) 6 [en] dat men zijn broeder geen onrecht aandoet en hem bedriegt in die zaak; want [de] Heer is een wreker van dit alles, zoals wij u ook vroeger gezegd en ernstig betuigd hebben. 7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging. 8 Daarom, wie dit veracht, veracht niet een mens, maar God, Die u <ook> Zijn Heilige Geest heeft gegeven” (1Th 4:4-8).
Hier lezen we dat God onze heiliging wil met het oog op het huwelijk. De concrete toepassing van die wil is dat we ons onthouden van de hoererij. Daarvoor is nodig dat ieder van ons zijn “eigen vat weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid”. Het begrip ‘vat’ wordt wel gebruikt om een mens mee aan te duiden (Hd 9:15; Rm 9:22,23; 2Tm 2:21) of ook je eigen lichaam (vgl. 2Ko 4:7).
De tegenstelling met hoe de volken die God niet kennen daarmee omgaan, maakt duidelijk hoe Gods kinderen dit in praktijk behoren te brengen. Zij die God niet kennen, weten niet hoe zij hun ‘eigen vat’ op de juiste wijze moeten bezitten. Het loochenen van de Schepper heeft de degradatie van het schepsel tot gevolg. De gedegradeerde mens gebruikt zijn vrouw voor de bevrediging van de eigen lusten.
Het heidendom heeft de vrouw verlaagd tot een lustobject. Het christendom laat zien dat de vrouw op dezelfde wijze een erfgenaam is van Gods beloften als de man (1Pt 3:7). “Weet te bezitten” wil zeggen dat je weet dat je je lichaam hebt gekregen om daarin en daarmee God te dienen. “Heiliging” betekent immers: afgezonderd voor God.
“Eerbaarheid” wil zeggen dat we ons lichaam waarderen als een geschenk van God, om voor Hem te gebruiken. Dan zullen we er geen dingen mee doen die dienen tot bevrediging van onze lusten in het algemeen en van onze seksuele lusten in het bijzonder.
Vers 6 gaat nog een stap verder. Hier wordt niet alleen de eigen vrouw misbruikt, maar de vrouw van de broeder. Het delen van alle bezittingen mag dan het ware christendom kenmerken, van de vrouw van je broeder blijf je af. Die behoort hem toe. Wie die grens niet in acht neemt, maar daar overheen gaat, doet zijn broeder groot onrecht. Dit onrecht is niet zomaar weg te poetsen door een snelle belijdenis (Sp 6:32-35), vaak gedwongen afgelegd na betrapt te zijn.
Een steeds vaker voorkomende vorm van hoererij is de digitale vorm. Internet is het middel dat deze gelegenheid ruimschoots biedt. Het aanbod is gigantisch en het aantal pornosites neemt dagelijks toe. Vele miljoenen pornosites zijn sluimerend aanwezig. Een simpele muisklik wekt ze tot leven.
Het tot leven wekken gebeurt echter niet door de klik met de vinger, maar door de begeerte die in het hart wordt toegelaten en waaraan wordt voldaan: “14 Maar ieder wordt verzocht als hij door zijn eigen begeerte meegesleept en verlokt wordt. 15 Daarna, als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen geworden is, brengt zij [de] dood voort” (Jk 1:14-15).
De Heer Jezus velt een nog scherper oordeel: “Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart” (Mt 5:28). Hij maakt duidelijk dat iemand niet pas schuldig is bij de daad van overspel, maar al bij het aanzien van een vrouw om haar te begeren. Hiermee toont Hij de kiem aan en dat is het boze, overspelige hart.
Deze ‘stille’ vormen van hoererij worden door heel wat gelovigen bedreven. We moeten niet denken dat het ons niet kan gebeuren. Laten we doen als Job, die zegt: “Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen” (Jb 31:1). Dat wil zeggen, dat we ons heilig voornemen niet naar iets te kijken waardoor we verontreinigd worden. Anders zal het aan het licht komen wanneer “de Heer komt, Die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken” (1Ko 4:5).
De Heer wreekt alles wat met hoererij te maken heeft. Het kwaad van hoererij is zo algemeen en sluit zo aan op onze eigen verdorven natuur, dat de dreiging van de wraak van de Heer ons als een schrikbeeld voor ogen moet worden geplaatst. Misschien dat we er dan voor worden bewaard dit kwaad te begaan.
Moet jij, die dit leest, erkennen dat je al te ver bent gegaan? Kom er dan mee voor de dag. Ga niet door op deze weg! Het is mogelijk om je ervan te bekeren. De genade van God is enorm groot. Geen enkele zonde is groter dan Zijn genade. Laat je door geen enkel stemmetje van binnen weerhouden. Ga nu op je knieën en belijd God je zonden.
Zoek daarna iemand op die jouw vertrouwen heeft en deel je nood met hem of haar. Zonder openheid naar iemand anders toe, red je het niet. Je wint deze worsteling niet op eigen kracht. Openheid zorgt ervoor dat de ergste prikkel weggenomen wordt. Dit geldt ook voor mannen of vrouwen die zich aangetrokken voelden tot een ander – al dan niet digitaal. Als je dit bespreekt met je partner, dan zorgt dit ervoor dat het geheime ervan afgaat. Je vrouw of man kan voor je bidden, kan je erop bevragen, kan in zekere zin ook over je ‘waken’.
Laat je helpen om bevrijd te worden. Met de hulp van de Heer en van anderen zal het lukken. Maar je moet het echt wel willen en je wil in daden omzetten. Als je werkelijk op de Heer wil vertrouwen, gaat Hij je vrij maken om een geheiligd leven voor Hem te leiden.
Het doen van Gods wil wordt niet alleen bepaald door vrees voor Gods oordeel. Een positief motief om een leven in reinheid te leiden ligt in het kennen van Gods bedoeling voor al Zijn kinderen. Toen Hij ons riep door het evangelie, deed Hij dat met de bedoeling dat wij heilig zouden zijn in onze hele wandel, zoals Hij heilig is (1Pt 1:16).
Het woord “daarom” (1Th 4:8) leidt de samenvatting in van de voorgaande verzen. Wat God over de seksualiteit en eerbaarheid en reinheid en hoogheid van het huwelijk heeft gezegd, mag niet worden veracht. ‘Verachten’ is terzijde stellen, ongeldig verklaren, afwijzen, verwerpen. Die waarschuwing komt tot ons als belijdende christenen. Dat wil zeggen dat we ertoe in staat zijn.
We verachten God als we iets in onze gedachten toelaten wat Hij veroordeelt. We kunnen beter verachten wat mensen daarover in tegenspraak met Gods Woord zeggen. God is het hoogste gezag. Paulus is een dienaar die Gods inzettingen doorgeeft. Die inzettingen opzijschuiven betekent niet hem, een mens, opzijschuiven, maar God Zelf (vgl. 1Sm 8:7). Voor een ieder voor wie seksuele zonden geen zonden zijn, hebben God en Zijn Woord geen enkele betekenis. Dat mag bij ons niet het geval zijn.
God heeft ons “Zijn Heilige Geest” gegeven, met de nadruk op ‘Heilige’. Door Hem kunnen we Gods inzetting handhaven. Bij onze bekering is Hij in ons komen wonen (Ef 1:13). We hebben al in 1 Korinthiërs 6 gelezen dat ons lichaam de tempel van de Heilige Geest is (1Ko 6:18-19). Daar wordt Hij genoemd in verband met hetzelfde onderwerp dat we hier voor ons hebben. Het is goed om er nog een keer op te wijzen dat het gedeelte daar eindigt met: “Want u bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam!” (1Ko 6:20). Als we denken aan de prijs die de Heer Jezus voor onze verlossing wilde betalen, willen we toch niet anders dan voor Hem leven?