Opdracht voor vrouwen en voor mannen
“22 Vrouwen, [weest] aan uw eigen mannen [onderdanig] als aan de Heer, 23 want [de] man is [het] hoofd van de vrouw, evenals ook Christus [het] Hoofd is van de gemeente: Hij is [de] Behouder van het lichaam. 24 Maar zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo ook de vrouwen aan hun mannen in alles. 25 Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven” (Ef 5:22-25).
Het is voor de christenvrouw niet eenvoudig om vrij te blijven van de invloed van het denken van de wereld. Dat kan alleen als zij zichzelf steeds de blauwdruk van Gods Woord voorhoudt. Ze mag daarbij bedenken dat zij haar man onderdanig mag zijn “als aan de Heer”. Achter haar man mag zij de Heer zien. Een vrouw zal niet dan pas aan haar man onderdanig zijn als hij aan haar wensen beantwoordt, als zij in hem een man ziet met wie ze voor de dag kan komen. Ze zal hem onderdanig zijn omdat hij haar man is.
God heeft dit zo geregeld omdat Hij in de verhouding tussen de man en zijn vrouw een afbeelding geeft van Christus en de gemeente. Daarom doet de satan er alles aan om deze orde van God in het huwelijk te ontwrichten. De satan haat alles wat aan God en Christus doet denken. Overal waar de man als hoofd van zijn vrouw functioneert en de vrouw hem onderdanig is, is dat een levend getuigenis van de verhouding tussen Christus en de gemeente. Het is het voorrecht van de christen daaraan in zijn huwelijk gestalte te geven. Dat de man het hoofd is, betekent dat hij leiding geeft en dat dit gebeurt in liefde. Die positie geeft God aan Christus ten opzichte van de gemeente.
Na drie verzen die tot de vrouwen zijn gericht, worden de volgende negen verzen tot de mannen gericht. De norm voor hun verhouding tot hun vrouwen en hun liefde voor hen is Christus en Zijn liefde voor de gemeente. De mannen komen er dan ook niet gemakkelijker af dan de vrouwen. Integendeel, hun voorbeeld is veel hoger. De liefde van de Heer Jezus en van God is een gevende liefde. De Heer Jezus heeft “Zichzelf” voor de gemeente gegeven. Hij ging voor de gemeente in de dood en door de dood heen. Hij stond op en ging naar de hemel.
Dat alles heeft Hij gedaan in Zijn volkomen toewijding aan de gemeente die Zijn bruid is. Zo wordt het hier voorgesteld en dat is het voorbeeld dat de mannen wordt voorgehouden. Dan is de man in elk onderdeel van zijn bestaan vol liefde toegewijd aan de vrouw met wie hij door het huwelijk verbonden is.
Christus en de gemeente
“26 opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door [het] Woord, 27 opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. 28 Zo behoren <ook> de mannen hun eigen vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, evenals ook Christus de gemeente. 30 Want wij zijn leden van Zijn lichaam, <van Zijn vlees en van Zijn gebeente>. 31 ‘Daarom zal een man <zijn> vader en <zijn> moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn’. 32 Deze verborgenheid is groot, maar ik doel op Christus en op de gemeente. 33 In elk geval, ook u, laat ieder van u zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man” (Ef 5:26-33).
De eenheid tussen een man en een vrouw in het huwelijk is geen uitvinding van Paulus. Daarvan is al sprake op de eerste bladzijden van de Bijbel (Gn 2:24). Daar blijkt dat God het huwelijk heeft ingesteld en dat het dateert van vóór de zondeval. Uit het citaat blijkt dat door een huwelijk een eenheid tot stand wordt gebracht die
1. nieuw is, wat wordt aangegeven in “vader en moeder verlaten”,
2. onverbrekelijk is, wat wordt aangegeven in “zijn vrouw aanhangen” en
3. totaal is, wat wordt aangegeven in “tot één vlees zijn”.
Paulus geeft de diepere betekenis van het huwelijk: in het huwelijk heeft God een afbeelding gegeven van Christus en de gemeente (Ef 5:32). Dat was voorheen een verborgenheid, onbekend aan de mensen, maar nu maakt Paulus, geleid door Gods Geest, deze verborgenheid bekend. Als hij dat niet had gedaan, hoe zouden we dan hebben geweten van de volkomen eenheid tussen Christus en de gemeente en van de volkomen liefde van Christus voor de gemeente? Ook deze waarheid was van eeuwigheid verborgen in God.
De werkelijke aanleiding om het huwelijk zoals het door God is ingesteld als ‘achterhaald’ en ‘achterlijk’ te verklaren, ligt in het feit dat het huwelijk een afbeelding is van de verbinding tussen Christus en de gemeente. Zoals hierboven al is opgemerkt, gaat het de verklaarde vijand van God en van Christus, de satan, er altijd om de heerlijkheid van Christus naar beneden te halen.
Omdat voor de christen de heerlijkheid van Christus boven alles gaat, zal hij het huwelijk in ere houden, zoals we lezen in de brief aan de Hebreeën: “Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld, want hoereerders en overspelers zal God oordelen” (Hb 13:4).
De schrijver van de brief aan de Hebreeën wijst hen op het belang van het huwelijk. Hij wil dat het huwelijk “bij allen” en in alle dingen “in ere” is. Hij spitst dit toe op de seksuele omgang. Het huwelijk moet in ere zijn zowel bij de getrouwden als bij de ongetrouwden. Voor de getrouwden betekent het dat het bed – anders gezegd: de seksuele omgang – alleen gedeeld wordt met de man of vrouw met wie iemand getrouwd is. Voor de ongetrouwden betekent het dat er geen seksuele omgang is. Seksuele omgang vóór het huwelijk is hoererij, seksuele omgang door getrouwden buiten hun huwelijk is overspel. Beide vormen zijn een gruwel voor God.