De schepping van de mens
Wie door belijdenis van zijn zonden en geloof in het werk van Christus op het kruis met God verzoend is, gelooft God op Zijn Woord. Dat geldt voor alles wat God in Zijn Woord zegt. We kunnen bijvoorbeeld denken aan de schepping, de zondeval, het offer voor de zonde, de vergeving en de verlossing.
In verband met wat ons nu bezighoudt, gaan we kijken naar een aantal uitspraken van God in Zijn Woord over de relatie van man en vrouw in het huwelijk en de seksualiteit die daarbinnen genoten mag worden. Ik citeer steeds de betreffende verzen en voeg daaraan een kort commentaar toe. Het is van belang steeds goed naar God te luisteren, dat wil zeggen aandachtig te lezen.
Deze Schriftplaatsen citeer ik niet om daarmee iemand die worstelt met bepaalde gevoelens te veroordelen. Het gaat me erom dat we opnieuw naar de basis gaan die God heeft gelegd. De zonde, die in de wereld is gekomen, heeft de bedoeling van God met huwelijk en seksualiteit zwaar verminkt, ja, zelfs onherkenbaar gemaakt. Dit geldt voor alle relaties. God geeft aan hoe we, op welk terrein ook, toch tot Zijn eer kunnen leven. Dat is door te belijden dat we zondaars zijn en te geloven in de Heer Jezus Die voor berouwvolle zondaars is gestorven. Ook dan kunnen we nog zondigen. En ook dan blijft God bereid te vergeven als we met belijdenis tot Hem komen (1Jh 1:9).
We gaan kijken naar de basis die God heeft gelegd, naar Zijn origineel. Dat is het volmaakte, ongeschonden model, waarmee alle volgende modellen moeten worden vergeleken. In Genesis 1 staat als volmaakt, ongeschonden model hoe en met welk doel God de mens heeft geschapen: “26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! 27 En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Gn 1:26-27).
De schepping van de mens wordt op een speciale manier ingeleid en op een speciale manier toegelicht. De speciale inleiding horen we in de woorden “laten Wij mensen maken”. Het woord “Wij” wijst erop dat God drie-enig is. Dit wil zeggen dat er in de Godheid overleg heeft plaatsgevonden.
De speciale toelichting is dat God de mens schept “naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis”. In de woorden “Ons” en “Onze” zien we opnieuw dat God drie-enig is. Nu zegt God dat Hij de mens maakt naar Zijn beeld. Dit geeft aan dat God aan de mens de positie van hoofd van de schepping geeft: hij is daarin Gods vertegenwoordiger. De gelijkenis van God komt tot uiting in het handelen van de mens: hij handelt met inzicht in de schepping.
God schept de mens “mannelijk en vrouwelijk”. Er is, om zo te zeggen, een mannelijke en een vrouwelijke variant van de mens. God heeft één mens geschapen, waarbij die mens als het ware een twee-eenheid is. Dit is het grondplan van God. Elke afwijking daarvan in welke richting ook veroorzaakt op zijn minst problemen en op zijn ergst de totale verwoesting van de mens.
Adam krijgt zijn vrouw
In Genesis 2 lezen we over de vorming van Eva en waarom Adam Eva krijgt: “18 Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als [iemand] tegenover hem. 19 De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam, om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn. 20 Zo gaf Adam namen aan al het vee en aan de vogels in de lucht en aan alle dieren van het veld; maar voor de mens vond hij geen hulp als [iemand] tegenover hem. 21 Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees. 22 En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam” (Gn 2:18-22).
Voordat Adam het gemis van een vrouw voelt (Gn 2:20b), heeft God al het voornemen uitgesproken hem die te geven (Gn 2:18). Hij geeft haar als zijn “hulp”. Dit is geen geringschattende uitdrukking voor de vrouw, zoals wij soms spreken over een ‘hulpje’. God Zelf wordt de “Hulp” van Zijn volk genoemd (Ps 33:20; 70:6; 115:9). Dat de vrouw is “als [iemand] tegenover hem”, wil zeggen dat ook zij naar Gods beeld is geschapen (Gn 1:27).
Dan gaat God Adam zijn vrouw geven. Dat doet Hij niet door Eva net als Adam uit het stof van de aarde te formeren. Dan zou zij onafhankelijk van Adam zijn. Hij vormt Eva uit Adam. Hij vormt haar niet uit zijn hoofd, want zij is niet zijn meerdere. Hij vormt haar ook niet uit zijn voeten, want zij is niet zijn slavin. Hij vormt haar uit zijn zijde. Daardoor is zij iemand die gelijkwaardig is en naast hem staat. Zij is zijn “tegenover”, zoals er letterlijk staat.
Om Adam zijn vrouw te kunnen geven brengt God hem in een diepe slaap, een doodsslaap. We hebben hier een prachtig beeld van de wijze waarop de Heer Jezus de gemeente als Zijn vrouw heeft gekregen: dat is door Zijn dood aan het kruis (Ef 5:25).
Door Adam eerst te formeren en daarna Eva stelt God de rangorde vast die Hij in het huwelijk gehandhaafd wil zien. Hiermee bepaalt Hij dat de man het hoofd van de schepping is en ook van de vrouw (1Ko 11:8-9; 1Tm 2:11-13).
De eenheid van man en vrouw
Tussen de man en de vrouw zijn er niet alleen verschillen, zij vormen ook een eenheid. Het is, zoals hierboven al is gezegd, dat God één mens heeft geschapen, met, om zo te zeggen, een mannelijke en vrouwelijke variant. De mens is als het ware een twee-eenheid. De verschillen die er tussen hen zijn, maken hen tot een eenheid, tot de complete mens. Dat lezen we in Genesis 2. Hier vinden we het volmaakte, ongeschonden model van het huwelijk:
“23 Toen zei Adam:
Deze is ditmaal
been van mijn beenderen,
en vlees van mijn vlees!
Deze zal mannin genoemd worden,
want uit de man
is zij genomen.
24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn. 25 En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet” (Gn 2:23-25).
Dit is het grondplan van God. Elke afwijking daarvan in welke richting ook veroorzaakt chaos in de samenleving.
We horen hier dat Adam zijn vrouw herkent als uit hem genomen en aan hem gegeven. De conclusie van dit handelen van God wordt met het woord “daarom” aangeduid (Gn 2:24). De woorden van de Schrift zijn niet voor een andere uitleg vatbaar. God stelt het monogame huwelijk in tussen één man en één vrouw.
De Heer Jezus verwijst naar dit vers als de farizeeën bij Hem komen met een vraag over echtscheiding. Hun vraag is bedoeld als een val om Hem erin te laten lopen. De Heer verwijst hen direct naar het Woord van God. Hij vraagt hun of ze niet hebben gelezen hoe God het in het begin heeft gemaakt.
Zonder op hun antwoord, te wachten, citeert Hij Zelf het Woord van God volledig: “3 En <de> farizeeën kwamen bij Hem om Hem te verzoeken en zeiden: Is het een man geoorloofd zijn vrouw te verstoten om iedere reden? 4 Hij antwoordde echter en zei: Hebt u niet gelezen dat Hij Die hen heeft geschapen, hen van [het] begin af als man en vrouw heeft gemaakt 5 en gezegd heeft: ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn’? 6 Dus zijn zij niet meer twee maar één vlees. Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden” (Mt 19:3-6).
Tevens geeft Hij als de volmaakte Uitlegger de onomstotelijke verklaring van het vers dat Hij heeft geciteerd: “Wat dan God heeft samengevoegd.” Hij voegt daaraan de conclusie “laat een mens dat niet scheiden” toe. Hij laat er geen twijfel over bestaan dat het huwelijk twee mensen, een man en een vrouw, tot een volkomen eenheid vormt. Zo heeft God het gemaakt. Dit is de duidelijke uitleg. Zijn even duidelijke conclusie is: laat de mens het niet in zijn hoofd halen die door God gemaakte eenheid te scheiden! God haat de echtscheiding (Ml 2:16).
Er staat “wat God heeft samengevoegd” en niet ‘wie God heeft samengevoegd’. Dit ziet op de instelling van het huwelijk als zodanig. Het geldt voor elk huwelijk, ongeacht of een man en een vrouw dit huwelijk eigenwillig, zonder God erbij te betrekken, zijn aangegaan, of dat ze God er wel bij hebben betrokken. De twee mensen, man en vrouw, die door de band van het huwelijk zijn samengevoegd, kunnen zich nooit van die band ontdoen. Het is een band die God om hen beiden heen gelegd heeft en die niet verbroken mag worden.
Wat God “van [het] begin af” heeft ingesteld, stelt tevens vast dat hoererij onder geen enkele voorwaarde geoorloofd is: ”<Of> weet u niet, dat wie een hoer aanhangt, één lichaam [met haar] is? ‘Want die twee’, zegt Hij, ‘zullen tot één vlees zijn’” (1Ko 6:16). Deze instelling van het huwelijk door God ontmaskert elke andere samenlevingsvorm die een mens bedenkt als leugen.
Het is ermee als met het verslag dat God in Genesis 1 van de schepping geeft. Dat verslag ontmaskert elke afwijkende ontstaanstheorie van het heelal als leugen. Het is trouwens opvallend hoezeer het geloof in God als de Bedenker van het huwelijk is verbonden aan het geloof in God als de Schepper van alle dingen. We zullen dat zien als we naar Romeinen 1 kijken.