Inleiding
Een van de eerste dingen waarmee iemand die pas tot geloof is gekomen te maken krijgt, is het verschil tussen medechristenen in het omgaan met de Bijbel. Hij loopt al direct aan tegen een aantal verschillende vertalingen van de Bijbel. En in zijn gesprekken met anderen merkt hij dat de Bijbel op zoveel verschillende manieren wordt uitgelegd. De grote verscheidenheid aan kerken en groepen is van die verschillen het resultaat en een duidelijk bewijs van het verschillend lezen van de Bijbel. Hoe weet iemand nu wat hij moet geloven?
Een jonggelovige wil en moet groeien in zijn geloof. Hij beseft dat hij daarvoor hulp nodig hebt. Het gaat hem net als de minister van financiën uit Ethiopië die in Jeruzalem is geweest en op zijn wagen op weg terug naar huis is. Deze voorname man heeft in Jeruzalem een gedeelte van de Bijbel gekocht, de boekrol van Jesaja. Daarin leest hij onderweg. Hij leest iets wat hij niet begrijpt. Op dat moment komt er een evangelist bij hem. De naam van de evangelist is Filippus. Filippus vraagt hem: “Begrijpt u wel wat u leest?” Zijn antwoord is: “Hoe zou ik dat immers kunnen als niet iemand mij begeleidt?” (Hd 8:30-31).
De minister vraagt Filippus bij hem te komen zitten en leest hem het stuk voor dat hij niet begrijpt. Hij stelt zijn vraag over wat Jesaja schrijft. Vervolgens lezen we: “En Filippus opende zijn mond en te beginnen van die Schrift verkondigde hij hem Jezus” (Hd 8:35). Deze minister heeft geen enkele argwaan tegenover de evangelist. Zijn hart verlangde ernaar over de Heer Jezus te horen en daarover spreekt Filippus. Je kunt over het verloop van deze ontmoeting meer lezen in Handelingen 8 (Hd 8:26-39).
Als het hart van de pasbekeerde uitgaat naar de Heer Jezus, zal Hij hem iemand laten ontmoeten die hem meer over de Bijbel kan vertellen. De jonggelovige zal door de Heilige Geest Die in hem woont de overtuiging krijgen of hij de waarheid van de Bijbel hoort of dat het alleen maar een mening van mensen is.
Naar wie moet je luisteren?
Wat voor de jonggelovige geldt, geldt voor alle gelovigen, of je nu jong of oud bent. De Heilige Geest stelt je in staat om te onderscheiden tussen echte profeten en valse profeten. Luister maar naar Johannes: “Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent u de Geest van God: iedere geest die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, is uit God; en iedere geest die niet Jezus als in het vlees gekomen belijdt, is niet uit God” (1Jh 4:1-3).
De Heer Jezus zegt Zelf dat Zijn schapen naar Zijn stem zullen luisteren en Hem zullen volgen, terwijl ze van een vreemde wegvluchten omdat ze zijn stem niet kennen (Jh 10:4-5). Nu is er niet alleen het onderscheid tussen valse profeten of leraars en echte profeten of leraars. Als het daartoe beperkt zou blijven, zou vrij snel duidelijk kunnen zijn met wie je te maken hebt, hoewel je ook in die gevallen moet oppassen, want je zult merken dat valse leraars veel op echte kunnen lijken. Maar ook tussen wedergeboren profeten en leraars is er onderling helaas nogal wat verschil in visie op tal van zaken. Naar wie moet je dan luisteren?
De Heer Jezus centraal
De grote toetssteen is en blijft Christus. Alles in de Bijbel staat in verbinding met Hem. Je hebt het zojuist van Filippus gelezen. Wat de profeet Jesaja heeft geschreven, heeft hij op de Heer Jezus toegepast. Dat is wat je moet doen met alles wat je in de Bijbel leest.
Ook de Heer Jezus Zelf is zo te werk gegaan. Dat kun je opmaken uit het gesprek dat Hij na Zijn opstanding met twee wandelaars heeft. Deze twee zijn onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs. Terwijl zij lopen, voegt de Heer Jezus Zich bij hen. Hij hoort hoe teleurgesteld ze zijn. Ze voelen zich bedrogen in hun verwachting dat de Heer Jezus de Messias is. En hoe gaat de Heer hun weer hoop geven? “En te beginnen met Mozes en alle profeten legde Hij hun uit wat in al de Schriften over Hem stond” (Lk 24:13-27).
De ongelovige Joden krijgen geen ander bewijs dat Hij de Christus is. Ook hun wijst Hij hun op de Schrift: “U onderzoekt de Schriften, omdat u meent daarin eeuwig leven te hebben; en die zijn het die van Mij getuigen” (Jh 5:39) en: “Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven, want hij heeft over Mij geschreven” (Jh 5:46). Om Hem gaat het.
Er zijn nog meer bewijzen: “Van Hem getuigen alle profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door Zijn Naam“ (Hd 10:43). En: “Want het getuigenis van Jezus is de geest van de profetie” (Op 19:10). Het betekent dat alles in het boek Openbaring om Hem gaat.
Groeien in je geloof wil zeggen opgroeien “in [de] genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus” (2Pt 3:18). Kennis van Hem kun je alleen opdoen door het lezen en bestuderen van de Bijbel. Dan ontdek je dat alle Bijbelboeken ‘vensters op Christus’ zijn.