1 - 6 De christelijke vrijheid
1 Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden. 2 Zie, ik, Paulus, zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. 3 En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. 4 U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door [de] wet gerechtvaardigd [wilt] worden; u bent van de genade vervallen. 5 Want wij verwachten door [de] Geest op grond van geloof [de] hoop van [de] gerechtigheid. 6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt.
Paulus kan nu beginnen met het praktische gedeelte van zijn brief. In Galaten 1-2 heeft hij een stukje geschiedenis behandeld. In Galaten 3-4 is hij uitvoerig ingegaan op de leer die de valse leraren brachten. In de twee slothoofdstukken bespreekt hij de praktische uitwerking van het onderwijs dat hij in de vorige hoofdstukken heeft gegeven.
V1. Voor de overgang van leer naar praktijk is vers 1 uitstekend geschikt. Het vers is een afsluiting van het leerstellige deel en tevens een inleiding op het praktische deel. Als je vers 1 laat aansluiten op Galaten 4, klinkt het als een conclusie. De gedachte is dan, dat de christen vrij is van allerlei wetten die hem in slavernij hebben gehouden. Wat dan meer op de voorgrond staat, is het negatieve, dat wat weggedaan is.
Je kunt vers 1 ook zien als de inleiding op het gedeelte dat volgt en dan gaat vooral om het positieve doel dat Christus voor ogen stond toen Hij ons vrijmaakte en dat is de vrijheid zélf. Hij wil ons in dezelfde vrijheid plaatsen die Hij ook Zelf kent. Dat is ware vrijheid: vrij zijn zoals Hij. Zijn vrijheid was en is om de wil van Zijn Vader te volbrengen. Onze vrijheid heeft hetzelfde doel: het verlangen de wil van de Vader te doen.
De Heer Jezus heeft die vrijheid voor ons bewerkt op het kruis. Door dat werk heeft Hij ons onttrokken aan elke denkbare vorm van slavernij, of het nu de wet betreft of de zonde. In Galaten 3, waar ook gesproken wordt over vrijheid, ligt de nadruk op de prijs die Hij heeft betaald (Gl 3:13). Hier ligt de nadruk op de vrijheid. Wie eenmaal aan die vrijheid deel heeft gekregen, is dwaas als hij zich weer onder een slavenjuk laat brengen.
Het juk waarover de Heiland in Mattheüs 11 spreekt, is een juk van een totaal andere orde (Mt 11:29-30). Dat is het juk dat getuigt van een vrijwillig en met vreugde aanvaarde opdracht. Het is ook een zacht juk, het knelt niet.
V2. Paulus vermaant de Galaten vast te staan in deze door Christus verworven vrijheid. Het gevaar is groot dat zij deze vrijheid prijsgeven en toch weer onder een knellend juk terechtkomen. Hij legt zijn volle apostolische gewicht in de schaal als hij hen met klem waarschuwt wat de consequenties zijn als zij zich gaan houden aan wettische verplichtingen. Als je het begin van Handelingen 15 leest, wordt duidelijk wat er op het spel staat (Hd 15:1-10).
De besnijdenis verplicht stellen als voorwaarde voor de behoudenis betekent een naar beneden halen van het werk van Christus. De besnijdenis is hier niet een chirurgische ingreep, maar vertegenwoordigt een heel systeem van redding door werken. Wie zich onder de wet plaatst, brengt zichzelf in een positie waarin men geen enkel nut of voordeel van Christus en Zijn werk heeft. Onder de wet ben je los van Christus, en als je los van Christus bent, ben je gescheiden van elke zegen.
V3. Vanwege de ernst van de zaak stelt Paulus dat hier nog eens duidelijk voor de aandacht en wel voor “ieder mens”. Het gaat om een zaak van algemeen belang, met algemene geldigheid, een zaak die niet alleen de Galaten betreft. De fundamenten van het christelijk geloof worden aangetast. Het is alles of niets. Je kunt niet zeggen: Ik doe mijn deel door de wet te houden en Christus doet Zijn deel door te doen wat ik niet kan. Nee, Christus heeft alles gedaan of Hij heeft niets gedaan. Wie de wet wil houden, is verplicht die helemaal te houden. Daarin kun je niet selectief te werk gaan. Weer benadrukt Paulus de onverenigbaarheid van wet en genade.
V4. De wet stelt voorwaarden. Daaraan kan een mens niet voldoen en als gevolg daarvan verspeelt hij alle zegen als hij zich eraan wil houden. Je vervalt op die manier van de genade. Dat betekent niet dat er zoiets als een afval van heiligen is. Wat de Heer Jezus in Johannes 10 zegt, staat daar garant voor (Jh 10:28-29). ‘Eens een kind van God, altijd een kind van God.’ Van de genade vervallen wil zeggen dat wie de wet wil doen, de genade loslaat.
V5. Na zijn ernstige waarschuwingen over het vasthouden aan de wet spreekt Paulus over de voorrechten die aan de genade verbonden zijn. Het gaat in dit vers niet om de hoop op gerechtigheid. Dan zou dit vers een onzekerheid aangeven die het gevolg is van het streven naar gerechtigheid op grond van werken. Nee, het gaat om “[de] hoop van [de] gerechtigheid”. Iedere gelovige bezít gerechtigheid. En met die gerechtigheid is hoop verbonden. Die hoop is, net als overal in de Schrift, geen onzekerheid, maar de vaste zekerheid dat gaat komen, wat je verwacht. Door de Heilige Geest Die in je woont, zie je immers uit naar de heerlijkheid van God.
Lees maar eens hoe dat staat in Romeinen 5 (Rm 5:2). De heerlijkheid van God is de plaats waar de Heer Jezus na Zijn dood en opstanding bij Zijn hemelvaart is heengegaan. De hoop van de gerechtigheid houdt in dat we uitzien naar het moment dat wij delen in de heerlijkheid die Christus al bezit. Zo heeft de Heer Jezus daarover in Johannes 17 tot Zijn Vader gesproken: “Vader, … Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, opdat zij Mijn heerlijkheid aanschouwen die U Mij hebt gegeven” (Jh 17:24). Wij zullen daar komen wanneer de Heer Jezus ons komt halen (Fp 3:21).
V6. Wat de christen verwacht, staat in elk opzicht in tegenstelling tot wat de Judaïst verwacht. Judaïsten verwachten door vleselijke inspanning de wet te kunnen houden en daarmee de gerechtigheid te verdienen. De christen ziet door de Geest uit naar wat voor hem is verdiend en daarom ontwijfelbaar zeker zijn deel zal zijn. Het hangt allemaal samen met het “in Christus Jezus” zijn. Dat is de positie van de christen. En of je nu besneden of onbesneden bent, het maakt voor je positie in Christus niets uit. Wie in Christus is, zal zijn geloof laten zien, niet door werken van de wet, maar door liefde. Liefde is de drijvende kracht achter daden die in geloof worden verricht.
Lees nog eens Galaten 5:1-6.
Verwerking: Is er in jouw leven als christen nog (of: weer) sprake van een slavenjuk of kun je zeggen dat jouw geloof door liefde werkt?
7 - 15 Geroepen om vrij te zijn
7 U liep goed; wie heeft u tegengehouden, dat u <de> waarheid niet zou gehoorzamen? 8 Die overreding is niet uit Hem Die u roept. 9 Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg. 10 Ik vertrouw van u in [de] Heer, dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. 11 Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok van het kruis tenietgedaan. 12 Och, lieten zij die u opstoken zich maar verminken! 13 Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; [gebruikt] echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. 14 Want de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. 15 Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt.
V7. Als Paulus zegt “u liep goed”, heeft hij het beeld van een hardloopwedstrijd voor zich. De Galaten hebben in de wedloop een goede start gemaakt. Ze hebben het evangelie zonder enig voorbehoud aangenomen. Maar nu zijn er hindernissen op de wedstrijdbaan gelegd waardoor ze opgehouden zijn met de wedstrijd. Ze gehoorzamen de waarheid van het evangelie niet langer.
V8. Ze hebben naar andere stemmen geluisterd in plaats van te blijven luisteren naar de stem van God, Die hen door het evangelie dat Paulus hun predikte, heeft geroepen. In dat roepen van God is geen spoor te bekennen geweest van wat de Joodse dwaalleraren hen willen laten geloven.
Paulus noemt deze mensen hier niet bij name. Het is voldoende te weten dat wat zij prediken niet van God komt. Op dezelfde manier spreekt de Heer Jezus in Johannes 10 (Jh 10:4-5). Zijn schapen kennen Zijn stem. Als er een vreemde komt, zullen zij die niet volgen omdat zij die stem niet kennen. Zij zullen van hem wegvluchten. Het is niet nodig allerlei verkeerde leringen te onderzoeken, tenzij je daartoe een opdracht van de Heer hebt. Wat niet de stem van de Heer is, dat wil zeggen wat in strijd is met het Woord van God, kun je zo verwerpen.
V9. Als je verkeerde leer, zoals hier, of zondige praktijk, zoals in 1 Korinthiërs (1Ko 5:1-13), toestaat en het niet veroordeelt, zullen je leven en de gemeenschap waar je je bevindt, uiteindelijk verwoest worden. Kwaad dat niet wordt geoordeeld, werkt als zuurdeeg, want het doortrekt het geheel net zoals zuurdeeg het hele deeg doortrekt en verzuurd.
V10. Als Paulus naar de Galaten kijkt, is hij met hen ten einde raad (Gl 4:20). Als hij naar boven kijkt, naar de Heer Jezus, heeft hij er vertrouwen in dat Hij de Zijnen niet in de steek zal laten. Paulus weet hoe hij zijn zorg bij de Heer moet brengen. Dat is een belangrijke les voor jou en mij. Als we ergens over tobben, uit iets geen uitweg meer zien, is er altijd de weg naar boven, naar de Heer.
Paulus gaat ervan uit dat de Galaten in hun uiteindelijke beoordeling van de dingen tot dezelfde conclusie zullen komen als hij hun vanaf het begin heeft voorgesteld. Wat de personen betreft die hen in verwarring hebben gebracht, die geeft hij over aan het oordeel van God.
V11. Nu is er over Paulus ook nog iets gezegd, waar hij nog even op moet ingaan. Er wordt namelijk beweerd dat Paulus de besnijdenis predikt. Dat is natuurlijk een list van de tegenstanders om de Galaten zand in de ogen te strooien. Ook vandaag gebeurt het nog dat Paulus dingen in de mond worden gelegd die hij nooit heeft gezegd of zo heeft bedoeld.
Wat de besnijdenis betreft, moet het duidelijk zijn dat hij die niet predikt. Dat blijkt wel uit het feit dat de Joden hem achterna zitten. Dat zouden ze niet doen als hij de besnijdenis wel zou prediken. En als Paulus de besnijdenis wel zou prediken, houdt dat in dat hij toch nog iets zou overlaten van eigen werken. En dat is volkomen in strijd met de prediking van het kruis.
Het kruis toont de verdorvenheid van de mens tot in de wortels van zijn bestaan en van zijn wezen en is het bewijs dat de mens een vijand van God is. Daarom vormen het kruis en de volkomen verlossing die door genade is volbracht altijd een struikelblok voor iemand die het vlees nog wat eer wil geven. Wie aan het evangelie van Jezus Christus iets toevoegt door aan de mens de mogelijkheid te geven zelf iets te doen voor zijn behoudenis, zal zeker waardering oogsten, maar niet bij God en ook niet bij hen die aan Gods waarheid vasthouden.
V12. Paulus ziet hoe hier door de list van het Judaïsme het evangelie van zijn kracht wordt beroofd en zielen te gronde worden gericht. Dat brengt hem tot de sterke uitroep van dit vers. Maar wat zie je sinds de dagen van de apostel? Het wetticisme heeft grote delen van de christenheid in haar greep gekregen. En waar is nu de heilige verontwaardiging die Paulus toen kenmerkte?
De uitroep van de apostel is een zinspeling op de besnijdenis. Daarmee lijkt hij te bedoelen dat hij wenst dat de valse leraren zichzelf lossnijden van de Galaten en van de christelijke gemeenten in het algemeen. Nog steeds gaan de pogingen door om Gods volk terug te brengen onder de slavernij van enige vorm van wet.
V13-14. Nog eens wijst Paulus erop dat je geroepen bent om vrij te zijn. Hij zegt er direct bij dat dit niet wil zeggen dat je nu vrij bent om te zondigen. De christen mag dan wel van de wet bevrijd zijn, maar dat betekent niet dat hij nu geen gezag meer boven zich heeft. Christelijke vrijheid staat de zonde niet toe, maar moedigt daartegenover aan tot dienen uit liefde.
Echte vrijheid is alleen te vinden binnen de door God gestelde grenzen. Het volmaakte voorbeeld zie je bij de Heer Jezus. Als je elkaar dient door de liefde, vervul je wat de wet eist. Nu denk je misschien: Moet ik dan toch de wet houden? Nee, Paulus gaat hier niet terug naar de wet. Wat hij laat zien, is: wat de wet eist en de mens niet kan volbrengen, wordt in de praktijk van de christelijke vrijheid werkelijkheid. Wie in liefde dient, houdt zich vanzelf, automatisch, aan de wet, zonder dat de wet de leefregel is.
V15. Liefde verdraagt zwakheden, eist niet, stelt geen voorwaarden en verlangt ernaar te dienen. De wet weet niets van barmhartigheid, kan niet meegaand zijn en moet alles veroordelen wat niet aan de volmaakt rechtvaardige eis ervan voldoet. Waar de wet of iets wat daarvan is afgeleid norm wordt voor de verhouding tot God en tot elkaar, is het onvermijdelijke gevolg dat er strijd ontstaat.
De wet eist liefde tot elkaar, maar bij de Galaten toen en in de christenheid nu gebeurt het tegendeel. Wie de wet houdt, bouwt een eigen gerechtigheid op en kan geen medelijden hebben met anderen. De wet vereist een harde opstelling, anders is de wet geen wet meer.
De strijd die uit wetticisme voortkomt – en ook strijd die voortkomt uit het bestrijden van wetticisme! –, voert tot uitdelging. Eerst is er bijten, dan opeten en ten slotte verslinden. Het lijkt op Johannes 10 waar de Heer Jezus spreekt over “stelen”, dan “slachten” en ten slotte “verderven” (Jh 10:10a).
Lees nog eens Galaten 5:7-15.
Verwerking: Voel jij je vrij? Hoe gebruik jij je vrijheid?
16 - 21 De Geest tegenover het vlees
16 Maar ik zeg: wandelt door [de] Geest, en u zult [de] begeerte van [het] vlees geenszins volbrengen. 17 Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; want deze staan tegenover elkaar, opdat u niet doet wat u wilt. 18 Maar als u door [de] Geest geleid wordt, dan bent u niet onder [de] wet. 19 Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, 20 afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, 21 afgunst, <moorden,> dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven.
In vers 1 van dit hoofdstuk plaatst Paulus de vrijheid tegenover de slavernij. In vers 13 plaatst hij de vrijheid tegenover de losbandigheid. Nu gaat hij laten zien hoe echte vrijheid beleefd en gemanifesteerd wordt, namelijk in een leven dat door de Geest wordt geleid.
V16. Het gedeelte van de verzen 16-26 vormt een eenheid. De Geest wordt daarin maar liefst zeven keer genoemd. Vers 16 vormt een directe tegenstelling met vers 15. In vers 15 is sprake van elkaar bijten en opeten. Maar, zo zegt vers 16, als je door de Geest wandelt, zullen zulke dingen niet kunnen gebeuren.
“Wandelt door [de] Geest” wil zeggen dat je de bedoelingen van de Geest uitvoert en dat je je beslissingen neemt in het licht van Zijn heiligheid. Het betekent dat je gedrag erop gericht is in je leven Christus te verheerlijken, want daarvoor is de Heilige Geest op aarde gekomen (Jh 16:14). Als je door de Geest wandelt, is het gevolg dat je het vlees de mond snoert en voor dood houdt. Het is immers onmogelijk om Christus voor ogen te hebben en tegelijk te zondigen.
V17. Nu heeft de christen twee naturen in zich: het nieuwe leven en het oude leven. Het nieuwe leven wil zich laten leiden door de Geest, het oude leven wil graag aan de begeerten van het vlees voldoen. De Geest en het vlees staan als vijanden tegenover elkaar. Het vlees spant zich in om te verhinderen dat je naar de Geest wandelt en de Geest weerstaat de werking van het vlees om te voorkomen dat het zijn wil uitvoert.
Het vlees is nog altijd in de christen aanwezig, het is niet dood of uitgeroeid. Het vlees “begeert” nog steeds, maar je hoeft er niet meer naar te luisteren. God had bij onze bekering het zondige vlees kunnen wegnemen. Toch heeft Hij het in ons gelaten en wel om ons voortdurend te herinneren aan de zwakheid van onszelf en ons door die wetenschap voortdurend afhankelijk te houden van Christus.
Wie wint nu die strijd die zich in jou en mij afspeelt? Hier komt jouw en mijn verantwoordelijkheid om de hoek kijken. Iemand heeft de twee naturen eens vergeleken met twee honden, een witte en een zwarte, die voortdurend met elkaar aan het vechten zijn. ‘Weet je’ zo zei hij, ‘wie het nu wint? Dat is de hond aan wie ik voedsel geef!’
Je beseft best wel dat de Geest geen kans krijgt je leven te leiden als je bijvoorbeeld naar slechte films op de tv of internet kijkt, of als je smerige lectuur leest, of als je in onvrede met je omgeving leeft. Dan geef je voedsel aan ‘de zwarte hond’. Als je de dingen zoekt “die boven zijn, waar Christus is” (Ko 3:1), als je erop uit bent meer van Hem te leren kennen door de Bijbel te lezen en goede boeken die over Christus gaan, ja, dan geef je voedsel aan ‘de witte hond’.
Feitelijk is het een strijd die jijzelf niet hoeft te strijden. Het is jouw zaak je te laten leiden door de Heilige Geest. Die leiding door de Heilige Geest is niet een zaak die alleen geldt bij bepaalde gelegenheden, bijvoorbeeld in de samenkomsten van de gemeente. Nee, het is een zaak voor het leven van elke dag. Het is ook niet een zaak voor ‘vergevorderde’ christenen. Nee, het is een zaak voor iedere christen, want iedere christen heeft nadat hij het evangelie van zijn behoudenis (1Ko 15:1-4) heeft geloofd, de Heilige Geest ontvangen (Ef 1:13).
V18. Wie zich door de Geest laat leiden, wordt uitgetild boven het bezig zijn met zichzelf, met de wet en met het vlees, en is bezig met Christus. Wie zich door de Geest laat leiden, heeft de wet niet als leefregel of als middel om daardoor gerechtvaardigd te worden.
Het is opmerkelijk om te zien dat het lijkt alsof Paulus de wet en het vlees steeds door elkaar heen gebruikt. Paulus heeft in deze brief ook duidelijk aangetoond dat de wet gegeven is aan een volk in het vlees, Israël, dat meende aan Gods wet te kunnen voldoen. De wet is gegeven om te bewijzen dat het vlees zich niet aan de wet van God onderwerpt (Rm 8:7).
V19-21. De wet maakt duidelijk wat de werken van het vlees zijn. Het is het hele handelen van de mens die zich niet door de Geest van God laat leiden. Dat geldt uiteraard voor mensen die niet wedergeboren zijn. Het geldt echter ook voor mensen die dat wel zijn, maar die zich in plaats van door de Geest te laten leiden door het vlees laten leiden.
Paulus somt een aantal werken van het vlees op. Deze lijst is niet volledig. In Mattheüs 15 en Romeinen 1, om maar enkele andere plaatsen te noemen, worden nog andere werken van het vlees genoemd (Mt 15:19; Rm 1:29-31). Het is best mogelijk dat Paulus deze zonden noemt omdat juist die onder de Galatische christenen voorkomen.
Liefst vijftien of zestien werken van het vlees – het hangt ervan af of ‘moorden’ ook in de tekst moet worden opgenomen – laat Paulus de revue passeren. De eerste drie zonden zijn seksuele zonden. “Hoererij” is verboden seksuele omgang. Dat betreft niet alleen geslachtsgemeenschap, maar alle seksuele bezigheden – ook in de gedachten! – buiten het huwelijk en vóór het huwelijk. “Onreinheid” ziet op het omgaan met seksualiteit op een vuile manier in gedachten, woorden, daden en begeerten en dat kan ook in het huwelijk gebeuren. “Losbandigheid” is het schaamteloze gedrag in seksuele dingen, zonder remmingen en zonder erom te geven wat anderen ervan vinden. Ook dit kan binnen het huwelijk plaatsvinden.
Afgodendienst en toverij horen bij elkaar als zonden die direct tegen God worden begaan door Hem in Zijn exclusieve rechten te miskennen. De overige werken van het vlees zijn zonden die mijn medemens of medegelovige aangaan.
Wie zulke dingen als levenspraktijk hanteert – dat is wat anders dan per ongeluk een keer in een van deze dingen vallen –, heeft geen deel aan Christus en staat buiten Gods koninkrijk.
Lees nog eens Galaten 5:16-21.
Verwerking: Wat ervaar jij van de strijd van vers 17?
22 - 26 De vrucht van de Geest
22 Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. 23 Tegen zulke dingen is geen wet. 24 Maar zij die van Christus <Jezus> zijn, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd. 25 Als wij door [de] Geest leven, laten wij ook door [de] Geest wandelen. 26 Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar.
V22. In vers 19 is sprake van de “werken [meervoud] van het vlees”. In vers 22 noemt Paulus de “vrucht [enkelvoud] van de Geest”. Als je aan werken van het vlees denkt, zie je meer die werken zelf als een resultaat van wat een mens doet. Bij de vrucht van de Geest denk je eerder aan een innerlijke gezindheid. Het is een vrucht, niet van onszelf, zoals bij de werken van het vlees, maar van de Geest. Je kunt het vergelijken met een fabriek en een tuin. In een fabriek zijn mensen hard aan het werk om een bepaalde productie te realiseren. In een tuin groeit wat erin gezaaid is, zonder dat een mens daar iets aan doet, behalve waarschijnlijk onkruid wieden.
De vrucht van de Geest is niet hetzelfde als de gaven van de Geest. Iedereen die de Heilige Geest heeft ontvangen, heeft ook bepaalde gaven van de Geest ontvangen. Iedere gelovige heeft andere gaven. Bij de vrucht van de Geest is dat onderscheid er niet. Het is een vrucht die bij iedere gelovige gevonden moet worden.
Zoals gezegd, staat het woord ‘vrucht’ in het enkelvoud. Het is één vrucht, maar ze is samengesteld uit negen onderdelen. Je kunt denken aan een diamant. Dat is één steen, maar met een verschillende schittering, afhankelijk van hoe het licht erop valt. Je kunt ook denken aan een bloem met negen blaadjes. Als je er één blaadje aftrekt, heeft de bloem zijn schoonheid verloren. Zo zijn ook de negen delen van de vrucht van de Geest niet los verkrijgbaar. De Heilige Geest wil elk onderdeel ervan tot zijn volle recht laten komen in zijn samenhang met het geheel.
1. Het eerste onderdeel dat wordt genoemd, is “liefde”. Dat is te begrijpen. Het is de natuur van God. God is liefde (1Jh 4:8,16) en Zijn liefde is door de Heilige Geest in onze harten uitgestort (Rm 5:5).
2. Dan volgt “blijdschap”. Dat is de vreugde die de Heilige Geest bewerkt als we denken aan God en wat Hij voor ons heeft gedaan in Zijn Zoon, ondanks de soms moeilijke omstandigheden waarin we ons kunnen bevinden. Het is de blijdschap ‘in de Heer’ (Fp 3:1) en die is onze kracht (Ne 8:11).
3. “Vrede” is de innerlijke rust die in God aanwezig is. Het is de vrede van God die door de Heilige Geest in ons bewerkt wordt als we ons door Hem laten leiden. Die vrede zal ons deel zijn, ook weer los van de soms moeilijke omstandigheden waarin wij ons kunnen bevinden.
De Heer Jezus zegt van deze drie – liefde, blijdschap en vrede – in Johannes 14-15: “Mijn vrede”, “Mijn liefde”, “Mijn blijdschap” (Jh 14:27; 15:10-11). Tussen Hem en de Geest is een volkomen overeenstemming.
4. Hoe belangrijk is “lankmoedigheid” of ‘geduld’. Wat wordt je geduld soms op de proef gesteld als je je in een moeilijke, uitzichtloze situatie bevindt of als je te maken hebt met moeilijke mensen.
5. “Goedertierenheid” is een kenmerk dat daarop aansluit. In Titus 3 wordt dit kenmerk gebruikt voor God (Tt 3:4). Het geeft Zijn vriendelijke gezindheid en welwillende houding ten opzichte van zondaars aan. Zijn die gezindheid en houding ook bij jou en mij te vinden? Als je je door de Geest laat leiden wel.
6. “Goedheid” is een kenmerk waarin tot uiting komt dat je op zoek bent naar wat goed is voor de ander en dat je daarin gul bent. In Efeziërs 5 is goedheid verbonden met de vrucht van het licht (Ef 5:9).
7. “Trouw” ben je als je te vertrouwen, betrouwbaar bent in wat je zegt en wat je doet.
8. “Zachtmoedigheid” wil zeggen dat je bereid bent een nederige plaats in te nemen. Het is niet een karakterloze weekheid, maar een houding die je bewust aanneemt. Daarvoor is veel geestelijke kracht nodig.
9. De reeks sluit met “zelfbeheersing”. De Heilige Geest brengt tot een gedisciplineerd leven, waarbij niet wordt toegegeven aan de impulsen van hartstochten en begeerten. Hij geeft je het vermogen om jezelf onder controle te houden.
Deze negenvoudige vrucht wordt niet bewerkt door jezelf onder de wet te plaatsen. Alleen als je je door de Heilige Geest laat leiden, komt deze vrucht in zijn frisheid tot groei en bloei. Bij de Heer Jezus wordt deze vrucht in zijn volle rijpheid gevonden. Ik vind het alleen wat moeilijk om bij Hem te spreken over ‘zelfbeheersing’. In dit woord ligt de gedachte aan verkeerde impulsen die moeten worden bedwongen. Die waren bij de Heer Jezus natuurlijk niet aanwezig.
V23. De vrucht van de Geest ligt buiten het bereik van de wet. Ook al zou de wet er iets mee te maken hebben gehad, dan nog is er in de vrucht van de Geest niets wat onder het oordeel van de wet valt. Al de kenmerken of onderdelen van de vrucht van de Geest zijn een welgevallen voor God, zijn nuttig voor onze medemens en hebben een weldadige uitwerking op ons eigen geloofsleven.
V24. Deze vrucht wordt gevonden bij hen “die van Christus <Jezus> zijn”. Zij hebben radicaal afgerekend met “het vlees” en de daarbij behorende “hartstochten en … begeerten”. Voor jou betekent dit, dat je in praktijk moet brengen wat je bij je bekering hebt erkend. Je hebt je toen een gemaakt met het oordeel dat God op het kruis over het vlees heeft voltrokken.
Paulus doet hier geen oproep om het vlees te kruisigen, maar om het voor gekruisigd te houden. Het is geen pijnlijk en langzaam proces van zelfkastijding, maar het gelovig aannemen wat God zegt. Dat ziet terug op wat op het kruis is gebeurd.
V25. Bij je bekering heb je door de Geest leven ontvangen. Nu komt het erop aan ook door die Geest te wandelen. Dat ziet op het heden, op hier-en-nu! De gedachte is dat een bepaalde positie, leven door de Geest, moet blijken uit de praktijk, wandelen door de Geest.
V26. De wet kan geen leven geven en geeft ook geen kracht voor een wandel waarin voor God vrucht wordt gedragen. Het laatste vers geeft nog eens aan waartoe het willen houden van de wet leidt: de trots van het eigen vlees en de verachting van anderen.
Lees nog eens Galaten 5:22-26.
Verwerking: Leer de negen onderdelen van de vrucht van de Geest met je hart uit het hoofd.