Volharden, volharding – een woordstudie
Ik heb vanwege het belang van het overkoepelende woord ‘volharden’ aan Gerard Kramer, deskundige in het Grieks, gevraagd of hij eens wilde nagaan wat dit woord in het Grieks aan betekenissen heeft. Hieronder volgt zijn woordstudie.
Een belangwekkende conclusie die hij trekt, is dat er, op één uitzondering na, in de Schrift geen verband wordt gelegd tussen volharding en behoudenis. In zijn opmerking na de woordstudie licht hij deze uitzondering toe.
hupomonè, zelfst. naamw.,
1. Capaciteit om vol te houden in moeilijkheden: geduld, volharding.
‘Volharding’ in
Lk 8:15 (‘met volharding vrucht dragen’);
Lk 21:19 (‘Wint uw zielen door uw volharding’);
Rm 2:7 (‘hun die met volharding in goed werk heerlijkheid etc. zoeken’);
Rm 5:3,4 (’dat de verdrukking volharding werkt, en de volharding beproefdheid’); Rm 8:25 (‘... dan verwachten wij het met volharding’);
Rm 15:4 (‘...opdat wij door de volharding en door de vertroosting van de Schriften de hoop hebben’),
Rm 15:5 (‘de God van de volharding en de vertroosting’);
2Ko 1:6 (‘in het volharden onder hetzelfde lijden’);
2Ko 6:4 (‘in veel volharding, in verdrukkingen’);
2Ko 12:12 (‘de tekenen van de apostel zijn onder u met alle volharding verricht’);
Ko 1:11 (‘tot alle volharding en lankmoedigheid’);
1Th 1:3 (‘volharding van de hoop op...’);
2Th 1:4 (‘over uw volharding en geloof’);
2Th 3:5 (‘de volharding van Christus’);
1Tm 6:11 (‘jaag naar ... volharding’);
2Tm 3:10 (‘mijn volharding’);
Tt 2:2 (‘gezond ... in de volharding’);
Hb 10:36 (‘u hebt volharding nodig’);
Hb 12:1 (‘met volharding de wedloop lopen’);
Jk 1:3 (‘dat de beproefdheid van uw geloof volharding bewerkt’),
Jk 1:4 (‘Laat de volharding echter een volmaakt werk hebben’);
Jk 5:11 (‘de volharding van Job’);
2Pt 1:6ab (‘voegt ... bij de zelfbeheersing de volharding, en bij de volharding de godsvrucht’);
Op 2:2 (‘Ik weet ... uw volharding’),
Op 2:3 (‘en u hebt volharding, en hebt verdragen’);
Op 3:10 (‘omdat u het woord van mijn volharding hebt bewaard’);
Op 13:10 (‘Hier is de volharding en het geloof van de heiligen’);
Op 14:12 (‘Hier is de volharding van de heiligen’).
2. Volharding’ in de zin van ‘verwachting’
misschien 2Th 3:5 (zie hierboven)
Op 1:9 (‘de volharding in Jezus’);
Op 3:10 (zie hierboven);
hupomenoo, werkwoord.
1. Letterlijk: ‘ergens achterblijven’ terwijl anderen weggaan, Lk2:43 (‘bleef het kind Jezus, ... , in Jeruzalem achter); Hd17:14 (‘zowel Silas als Timotheüs bleven daar achter’).
2. Overdrachtelijk: een koers of positie volhouden ondanks tegenstand:
‘volharden’ in Mt10:22; 24:13; Mk13:13 (3x ‘wie volharden zal tot het einde, die zal behouden worden’);
‘verdragen’ (of: volhouden, volharden), 2Tm 2:12 (‘als wij verdragen / volharden, zullen wij ook met [Hem] regeren’);
Hb 12:7 (‘u verdraagt het tot tuchtiging’);
Rm 12:12 (‘weest geduldig in de verdrukking’);
Jk 5:11 (‘wij prijzen hen gelukkig die volhard hebben’);
1Pt 2:20ab (‘als u volhardt terwijl u zondig... idem terwijl u goed doet en lijdt’);
met object 1Ko 13:7 (‘alles verduurt zij’);
2Tm 2:10 (‘daarom verdraag ik alles’);
Hb 10:32 (‘veel strijd in het lijden verdragen hebt’);
Hb 12:2 (‘... het kruis heeft verdragen’),
Hb 12:3 (‘tegenspraak door zondaars tegen Zich heeft verdragen’);
Jk 1:12 (‘Gelukkig de man die verzoeking verdraagt’).
proskarterèsis, zelfst. naamw.
alleen Ef 6:18, ‘volharding’.
proskartereoo, werkwoord
1. Letterlijk: ‘vlakbij iets / iemand blijven’,
Mk 3:9 (v.e. boot, ‘bij Hem blijven’);
Hd 8:13 (Simon bij Filippus).
2. Overdrachtelijk: ‘in iets volharden’, ‘druk bezig zijn met’, ‘zich toewijden aan’,
Hd 1:14 (‘volhardden ... in het gebed’);
Hd 2:42 (‘bleven volharden in ...’),
Hd 2:46 (‘met volharding waren zij ... in de tempel’);
Hd 6:4 (‘volharden in het gebed en in de bediening van het woord’);
Rm 12:12 (‘volhardt in het gebed’);
Rm 13:6 (‘voortdurend werkzaam’);
Ko 4:2 (‘volhardt in het gebed’).
Opmerking
Alleen in de vet gedrukte plaatsen wordt een relatie gelegd tussen volharding en behoudenis. Maar welke behoudenis is dat? Het verband laat m.i. zien dat het daar niet gaat om de eeuwige behoudenis van de ziel, maar om de tijdelijke behoudenis / redding van het lichaam door de Grote Verdrukking heen, dus om puur fysiek overleven; zie voor dit woordgebruik Mt 24:22, ‘En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden’.