Inleiding
Ruth 4 is het hoofdstuk van Boaz. Hij staat hierin centraal. Het gaat alleen over hem. Na Ruth die in Ruth 2 het initiatief neemt, en Naomi die in Ruth 3 het initiatief neemt, neemt Boaz in dit hoofdstuk het initiatief. Hij gaat handelen om ten slotte Ruth tot zijn vrouw te kunnen nemen. We horen geen woord uit de mond van Naomi en Ruth. Zij zwijgen. Ze hebben de zaak uit handen gegeven en die in zijn handen gelegd.
1 - 2 De twee lossers en de getuigen
1 Intussen ging Boaz naar de poort en ging daar zitten. En zie, de losser over wie Boaz gesproken had, kwam voorbij. Toen zei hij: Kom [eens] hier [en] ga hier zitten, u [daar], hoe u ook heet. En hij kwam daarheen en ging zitten. 2 En hij haalde tien mannen uit de oudsten van de stad, en zei: Gaat u hier zitten. En zij gingen zitten.
Zoals Naomi heeft gezegd aan het eind van het vorige hoofdstuk (Ru 3:18), zo gebeurt het ook. Boaz laat er geen gras over groeien. Terwijl Ruth aan Naomi verslag doet van haar nachtelijke ontmoeting met Boaz, gaat hij naar de poort. We zien in zijn hele optreden dat hij alles met overleg doet, beheerst en geduldig. Alles wat hij doet, doet hij zoals het behoort en dat in een tijd die erdoor wordt gekenmerkt dat eenieder doet wat juist is in zijn ogen (Ru 1:1; Ri 17:6; 21:25). Hij is niet als Simson die een vrouw wil hebben en die haar NU wil hebben. Ook gaat hij niet voorbij aan het recht van de eerste losser. In alles loopt hij in de pas met de HEERE.
Boaz gaat naar de poort, want dat is de plaats waar openbaar recht wordt gesproken (Dt 16:18; Gn 19:1; 34:20). Het is een zaak die door het hele volk kan worden opgemerkt. Boaz handelt in alles volledig openbaar. Zaken van recht en huwelijk mogen op geen enkele manier de schijn van geheimzinnigheid op zich laden. Ze moeten door iedereen zijn waar te nemen.
Boaz zoekt eerst de losser. Hij wacht geduldig tot de andere, nadere losser voorbijkomt. Als deze verschijnt, roept hij hem, maar niet bij zijn naam. Zijn naam wordt helemaal niet genoemd. Boaz zal zijn naam ongetwijfeld hebben gekend, omdat hij weet dat die losser nauwer met Naomi verwant is dan hij. Het lijkt erop dat Boaz hem zo aanspreekt, vanwege de ongeïnteresseerdheid die de man in de zaak van Naomi aan de dag heeft gelegd. Hoewel Naomi al zo lang terug is, heeft hij nog niets van zich laten horen. Ook nu komt hij niet om zijn plicht als losser te vervullen. Hij is gewoon op weg ergens heen. Boaz moet hem roepen om hem aan zijn verplichting als losser te herinneren.
De man luistert naar Boaz en komt bij hem zitten. Hij realiseert zich waarschijnlijk dat hij wel een verantwoordelijkheid heeft. Als Boaz hem niet had geroepen, zou hij doorgelopen zijn. Hij wil niets met Naomi en Ruth te doen hebben. Hij kon niets met het land van Naomi doen en wilde er ook niets mee doen. Die houding komt aan het licht door zijn gesprek met Boaz. Boaz roept hem erbij, opdat hij kan aantonen dat deze losser niet kan en niet wil lossen.
Als de eerste losser zijn plaats in de poort heeft ingenomen, haalt Boaz “tien mannen uit de oudsten van de stad” en ook zij gaan in de poort zitten. Het is steeds Boaz die handelt. Hij oefent het gezag uit, hij bepaalt wat er moet gebeuren. De andere aanwezigen stemmen daarmee in, want zijn aanwijzingen en bevelen zijn terecht.
Deze tien mannen zijn de getuigen van de onderhandelingen over het bezit van Naomi tussen Boaz en de eerste losser. We kunnen in hen een beeld zien van de wet van de tien geboden. Ook in de eerste losser zien we een beeld van de wet. De wet heeft de mens niet kunnen vrijkopen. De wet stelt de voorwaarden voor de mens om van zijn schuld af te komen. Alleen als aan die voorwaarden wordt voldaan, kan de mens de beloofde zegen ontvangen.
Kort gezegd komt de wet hierop neer: Doe dit en u zult leven. De mens is echter niet in staat de wet te houden. Er is nog nooit een mens geweest die de wet heeft gehouden en daardoor het leven heeft verdiend. Voor ieder mens geldt dat hij onder het oordeel van de wet valt en dat is de vloek. Om de zegen van de belofte van het leven te ontvangen is een andere losser nodig. Die andere losser is de Heer Jezus, van Wie Boaz een beeld is. De Heer Jezus heeft gedaan wat de wet niet kon. Toch heeft Hij tegelijk volledig voldaan aan alle heilige eisen van de wet. De tien getuigen die Boaz heeft opgeroepen zijn daarvan een beeld.
De wet kan niet anders dan alleen maar instemmen met de zondaar die weet dat de Heer Jezus zijn Losser is. Aan alle eisen van de wet is voldaan door wat Christus aan het kruis heeft gedaan: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden (want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder die aan een hout hangt’), opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de volken zou komen, opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof” (Gl 3:13-14).
De wet kan Ruth niet in de plaats van zegen brengen, maar dat moet eerst in het bijzijn van getuigen duidelijk worden. Deze tien getuigen – een beeld van de tien geboden – kunnen niet anders dan instemmen met het feit dat de eerste losser niet kan lossen.
Met het oog op de lossing moeten drie vragen worden beantwoord:
1. Heeft de losser het recht, dat wil zeggen is hij familie?
2. Kan hij het, dat wil zeggen heeft hij het vermogen, kan hij de prijs betalen?
3. Is hij bereid om het te doen, wil hij het?
Op elk van deze vragen is de Heer Jezus het antwoord.
1. De Heer Jezus kan de Losser zijn omdat Hij Mens is geworden, dus aan ons gelijk, hoewel zonder de zondige natuur (Fp 2:7; Hb 4:15). Hij heeft deelgenomen aan bloed en vlees (Hb 2:14a).
2. Geen mens kan voor een ander mens de losprijs betalen. Ieder moet zelf de wet houden om gered te worden en leven te ontvangen. Dat is onmogelijk, omdat het vlees zich niet aan de wet onderwerpt en dat ook niet kan (Rm 8:7). De Heer Jezus heeft volmaakt aan Gods wil beantwoord en heeft daarom de prijs van Zijn bloed kunnen betalen voor anderen (1Pt 1:18-19).
3. Hij is ook de bereidheid geweest om het te doen en Hij heeft het gedaan. Hij heeft gezegd bij Zijn komen in de wereld: “Zie, Ik kom … om Uw wil te doen, o God!” (Hb 10:7,9). Door wat Hij heeft gedaan, heeft Hij de aanspraken van de wet vervuld. Wat Hij heeft gedaan, wordt ieder toegerekend die in Hem gelooft. Wie in Hem gelooft, mag weten door de wil van God die Hij heeft volbracht, geheiligd te zijn, dat wil zeggen dat hij mag weten apart gesteld te zijn voor God.
De beide lossers (de wet en Christus) worden door Paulus op een prachtige manier naast elkaar gesteld, als hij zegt: “Want wat voor de wet onmogelijk was, doordat zij door het vlees krachteloos was – God heeft, doordat Hij Zijn eigen Zoon in een [gedaante] gelijk aan [het] vlees van [de] zonde en voor [de] zonde heeft gezonden, de zonde in het vlees veroordeeld” (Rm 8:3). Hij zegt dit nadat hij in Romeinen 7 heeft laten zien wat de wet doet bij iemand die ernaar verlangt Gods wil te doen, maar daarvoor de wet als norm van handelen neemt: het voert tot grote innerlijke ellende in plaats van tot bevrijding en verlossing.
3 - 6 De onderhandeling over de lossing
3 Toen zei hij tegen de losser: Het stuk land dat van onze broeder Elimelech was, heeft Naomi, die uit het land Moab teruggekomen is, verkocht. 4 En ík heb gezegd: Ik zal het u ter ore doen komen door te zeggen: Koop het, in aanwezigheid van de inwoners en in aanwezigheid van de oudsten van mijn volk. Als u het wilt lossen, los het. En als u het niet wilt lossen, vertel het mij dan, zodat ik het weet. Want er is niemand om het te lossen, behalve u, en ik na u. Toen zei hij: Ik zal het lossen. 5 Maar Boaz zei: Op de dag dat u het land van de hand van Naomi koopt, koopt u het ook van Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorvene, om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden. 6 Toen zei de losser: Ik kan het voor mij niet lossen, anders zou ik mijn erfelijk bezit te gronde richten. Neemt ú voor uw rekening wat ik zou moeten lossen, want ik kan [het] niet lossen.
Boaz legt de nadere losser, die tot nu toe geen enkele interesse in Naomi heeft getoond, uit wat er aan de hand is. Hij vertelt hem dat Naomi het land van “onze broeder Elimelech” heeft verkocht. Hij erkent hierdoor het recht van de andere losser om te lossen. Het gaat erom dat het verkochte land weer in het bezit van Naomi komt. Naomi heeft het land waarschijnlijk verkocht om op die manier geld te krijgen om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Een dergelijke verkoop is in de wet geregeld (Lv 25:25).
In feite wordt niet het land verkocht, maar het aantal oogsten. Maar omdat het feitelijk het land van God is, kan het slechts verpand worden. Daarom heeft God ingesteld dat in het vijftigste jaar, het jubeljaar, het land weer in het bezit van de oorspronkelijke eigenaar terugkomt.
Daardoor kan het lijken alsof het niet zo erg is als je je land moet verkopen, want je krijgt het toch een keer terug. Maar voor de Israëliet die Gods zegen waardeert, is het een groot gemis en een groot verdriet dat hij tot het jubeljaar van zijn bezit is verdreven en niet van de opbrengst ervan kan genieten. Hoe groot de waardering van de Godvrezende Israëliet is voor het erfdeel dat de HEERE hem heeft gegeven, zien we bij Naboth (1Kn 21:1-3) en Jeremia (Jr 32:6-8).
Als Boaz de man de zaak heeft verklaard en hem op zijn verplichting en tegelijk ook zijn recht heeft gewezen, houdt hij hem de keus voor. De man voelt zich verplicht om te lossen. Hij kan er niet onderuit, want dat betekent gezichtsverlies. Daarom zegt hij toe dat hij het land zal lossen. Dat hoeft ook niet slecht te zijn. Als het meer opbrengt dan hij ervoor moet betalen, zal hij er flink aan verdienen. Daarbij komt dat Naomi en Ruth geen kinderen hebben. Als die situatie zo blijft, zal hij ten slotte ook eigenaar van het land worden en niet alleen van de oogsten.
Dan komt Boaz met de beslissende voorwaarde. Het land kan niet zonder meer worden gekocht, maar de losser moet ook Ruth erbij nemen. Het lijkt erop dat Naomi dat als voorwaarde heeft gesteld. Het erfdeel van Elimelech is na zijn dood wettelijk het eigendom geworden van zijn zonen. Zijn zonen zijn echter ook gestorven. Maar omdat beide zonen getrouwd waren, is het eigendomsrecht op hun vrouwen overgegaan.
Omdat Orpa in Moab wilde blijven, heeft zij te kennen gegeven geen belangstelling te hebben voor het land van God. Van haar recht op het land kan hier geen sprake zijn. Dit betekent dat Ruth de enige rechthebbende is. Naomi wil dat het land in het bezit van haar nageslacht blijft. Daarom zal ze hebben bedongen dat degene die het land lost, ook Ruth tot vrouw neemt. Kinderen die uit dat huwelijk geboren worden, worden aan de gestorven Machlon toegerekend en op die manier blijft het erfdeel binnen het geslacht van Elimelech bewaard.
Door de bijkomende voorwaarde, die Naomi als eigenaar heeft mogen stellen, dat de losser ook Ruth tot vrouw zal nemen, wordt duidelijk dat het niet alleen om de lossing van het erfdeel gaat, maar ook om het verwekken van een erfgenaam. De losser begrijpt dat een eventuele zoon niet aan hem maar aan de gestorvene zal worden toegekend. Hij zal dan alles weer verliezen.
Voor wie zich in deze gevallen door de liefde laat leiden, is dat geen probleem. Liefde ziet alleen het belang van de ander en is niet uit op eigen belang. Bij de eerste losser is van liefde echter geen sprake. De gedachte dat hij met de Moabitische Ruth zou moeten trouwen, is voor hem afschuwelijk. Daarvoor voelt hij zich te goed. Hij haakt af. Dit is de taal van de wet.
Zoals eerder gezegd, stelt de eerste losser de wet voor. De wet heeft de eerste rechten op Israël. Israël heeft zich daar eerst vrijwillig onder geplaatst om via die weg Gods zegen te krijgen. Maar het is duidelijk geworden dat de wet geen kracht heeft om leven uit de dood tevoorschijn te brengen. De wet kan alleen veroordelen, maar geeft geen kracht om te voldoen aan wat erin staat.
De wet kan niet verlossen wie erdoor worden veroordeeld. Als de wet zou kunnen verlossen, zou de wet de wet niet meer zijn. De wet wordt terecht “de bediening van de dood” en “de bediening van de veroordeling” genoemd (2Ko 3:7,9). Dat ligt niet aan de wet, maar aan de mens. Door de zwakheid van de mens is de wet, die met zwakheid geen rekening houdt, krachteloos. Alleen wie de wet houdt, die verdient en krijgt de zegen. Dat maakt de toestand van de mens hopeloos.
De enige oplossing is het oordeel van de wet erkennen. Wie dat doet, ziet zichzelf als door de wet voor de wet gestorven, met als gevolg dat de gestorvene vrij is van de wet (Rm 7:3-6). Daarom heeft ieder die verbonden is aan de Heer Jezus, de ware Boaz, niets met de eerste losser te doen, zoals Ruth er nooit iets mee te doen heeft gehad. Nog eens: wat voor de wet onmogelijk was, heeft God gedaan door Zijn Zoon (Rm 8:3).
7 - 8 De lossing bezegeld
7 Nu was het vroeger in Israël bij lossing en bij ruil [de gewoonte] om de hele zaak te bevestigen: iemand trok zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit diende als bewijs in Israël. 8 Dus zei de losser tegen Boaz: Koopt u het voor uzelf. En hij trok zijn schoen uit.
Omdat de eerste losser niet kan en niet wil lossen, geeft hij Boaz het recht van lossing. Er is geen vijandschap tussen Boaz en de eerste losser, net zomin als er vijandschap is tussen de wet van God en de genade van God. Gods gerechtigheid en Gods liefde zijn nooit in strijd met elkaar. Ze hebben beide hun eigen terrein waarop zij werkzaam zijn, waarbij de genade wel op het terrein van de wet kan komen, maar de wet niet op het terrein van de genade.
Om de zaak te bevestigen wordt gehandeld naar een bestaande gewoonte. Naar het oude gebruik wordt de schoen uitgetrokken als bewijs dat afstand wordt gedaan van het recht op lossing. Dat is het tegenovergestelde van het beeld dat waarop de schoen wordt gezet het eigendom is (Jz 1:3; 10:24; Ps 60:10; 108:10).
9 - 10 Wat Boaz heeft gelost
9 Toen zei Boaz tegen de oudsten en heel het volk: U bent vandaag getuigen dat ik van de hand van Naomi alles gekocht heb wat van Elimelech geweest is, en alles wat van Chiljon en Machlon geweest is. 10 Daarbij neem ik voor mijzelf Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, tot vrouw om de naam van de gestorvene over zijn erfelijk bezit in stand te houden, opdat de naam van de gestorvene niet zal worden uitgewist onder zijn broeders en in de poort van zijn [woon]plaats. U bent vandaag getuigen.
Nu de eerste losser van de koop afziet, kan Boaz openlijk getuigen van zijn wens Ruth tot vrouw te nemen. Hij doet dat om de naam van de gestorvene in stand te houden. Daarin kunnen we een geestelijke betekenis zien. Wat Boaz zegt, houdt in dat de naam van de gestorven eigenaar behouden blijft in nieuw leven dat uit de nieuwe verbinding zal voortkomen.
We zien hierin de opstanding uit de doden van Gods volk. Als God Zijn aardse volk weer zal aannemen tot Zijn volk, “wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit [de] doden?” (Rm 11:15). God zal Zijn volk tot leven brengen, opdat Hij aan dat volk al Zijn beloften kan waarmaken. Van dat handelen is het hele volk getuige. Boaz begint en eindigt met de vaststelling dat het volk getuige is.
Boaz krijgt Ruth, zoals bij de koopvoorwaarden ingesloten was. Hij neemt haar echter niet als slavin, maar hij neemt haar tot vrouw. Voor Ruth is dat een overweldigende goedheid. Zij, die eerst nergens recht op had, krijgt door de lossing door Boaz recht op het volle erfdeel van Elimelech en Machlon en Chiljon. En dat niet alleen. Doordat Boaz haar tot zijn vrouw neemt, krijgt ze ook de hele rijkdom van Boaz tot haar beschikking.
Dat zal de verbazing van het overblijfsel in de toekomst zijn. Ze zullen zich realiseren dat ze elk recht op bezit in het land hebben verspeeld. Tot hun verbazing zullen ze zien dat ze weer in het land zijn en daar alle zegen genieten die de HEERE hun heeft beloofd. Daarbovenuit echter zullen ze weten dat ze op de nauwste manier verbonden zijn aan de Gever van de zegen. Hun Messias is tevens hun Man (Hs 2:15).
11 - 12 Zegenwensen voor het huis van Boaz
11 En heel het volk dat in de poort was en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. Moge de HEERE deze vrouw, die in uw huis komt, maken als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben. Doe krachtige daden in Efratha en maak uw naam beroemd in Bethlehem. 12 En moge uw huis worden als het huis van Perez, die Tamar aan Juda baarde, door het nageslacht dat de HEERE u uit deze jonge vrouw geven zal.
De inwoners van Bethlehem verklaren hun instemming met het toetreden van Ruth in haar positie van voorrecht als verbonden met Boaz, de man van Bethlehem. Zij zijn getuigen. Een huwelijk, en de voorbereiding daarop, is een zaak waarbij getuigen zijn – zoals ouders, vrienden, de buurt –, die zich verheugen over wat zij zien en daarmee instemmen. Ze zien dat er een nieuw begin is. Daarover verheugen zij zich zozeer, dat ze een vergelijking maken met Rachel en Lea die het begin van het huis van Israël vormen. Rachel wordt als eerste genoemd, de geliefde vrouw van Jakob, maar zij hebben samen het huis van Jakob gebouwd. Zo belangrijk zijn nakomelingen.
Behalve de zegenwens met het oog op nakomelingen noemen het volk en de oudsten ook plaatsen in hun zegenwens. Met deze plaatsen verbinden zij krachtige daden en een roemrijke naam. Efratha betekent ‘de vruchtbare’ en Bethlehem betekent ‘broodhuis’. Het volk wenst Boaz een krachtig optreden dat vrucht zal dragen, dat is een optreden in de kracht van de Heilige Geest. Het volk wenst hem ook dat hij zich een naam maakt in Bethlehem, dat is de naam van David en daarbovenuit de grote David, de Heer Jezus, waardoor er voedsel zal zijn voor het hele volk van God. Vrucht is vooral voor God en voedsel vooral voor Gods volk. De Heer Jezus voorziet zowel in de verlangens van God als in de behoeften van Zijn volk.
Na de vergelijking met Rachel en Lea trekt het volk nog de vergelijking met het huis van Perez. Perez is geboren uit een overspelige verbinding tussen Juda en Tamar (Gn 38:13-30). Het volk kent de geschiedenis en ziet de overeenkomst tussen Tamar en Ruth. De herinnering aan Tamar leeft op door de geschiedenis van Ruth. Ook bij Tamar ging het om het zogenoemde zwagerhuwelijk. Omdat Juda daarmee geen rekening hield, kwam Tamar tot een handelen dat niet is goed te keuren. Tamar heeft haar eer prijsgegeven vanwege de ontrouw van Juda die naliet zijn zoon Sela als losser aan haar te geven. Ze heeft toen door list Juda verleid om bij haar een nakomeling te verwekken. Boaz gaat op heel andere wijze te werk. Hij gebruikt geen list en bedrog, maar handelt volledig openbaar.
De gelijkenis tussen Tamar en Ruth ligt op het terrein van de genade. Het nageslacht dat Boaz toegewenst wordt, wordt hem van de HEERE toegewenst en dat uit iemand die tot een vervloekt volk behoorde. Gods genade triomfeert over een zondige daad (Tamar) en een vervloekt volk (Ruth).
13 De zoon van Boaz en Ruth
13 Zo nam Boaz Ruth en zij werd hem tot vrouw, en hij kwam bij haar. En de HEERE gaf haar dat zij zwanger werd en een zoon baarde.
Nadat Boaz haar openlijk en in overeenstemming met het recht tot zijn vrouw heeft verworven, trouwt hij met haar. De rijke man trouwt met de arme Moabitische. Ze is een met de man geweldig van vermogen. De HEERE zegent hun gemeenschap met zwangerschap en de geboorte van een zoon. De HEERE geeft zwangerschap, zo staat het hier. Dat wijst erop dat zwangerschap een geschenk is van Hem en geen eigen prestatie. Mensen maken het leven niet. God geeft het, ook al erkennen ongelovigen dat niet.
Ruth is tot nu toe onvruchtbaar geweest. Uit haar huwelijk met Machlon is geen kind geboren. Pas in verbinding met Boaz wordt ze vruchtbaar. Geestelijk is het zo dat wij alleen voor God vrucht kunnen dragen als wij een verbinding hebben met de Heer Jezus, als we in Hem verblijven (Jh 15:4-5).
Door de geboorte van haar zoon legt zij mee de basis voor de geboorte van de Messias. Zo worden de raadsbesluiten van God vervuld. Het begint in Moab met het bewijzen van genade aan een enkele zondares die volledig buiten de zegen staat. Van haar uit begint de rivier van genade te stromen die uitmondt in een oceaan van oeverloze heerlijkheid die voortkomt uit de Zoon van God.
14 - 17 De zoon van Ruth is de zoon van Naomi
14 Toen zeiden de vrouwen tegen Naomi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven. Moge zijn naam beroemd worden in Israël! 15 Hij zal er voor u zijn om u te verkwikken en [u in] uw ouderdom te onderhouden. Want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, zij die beter voor u is dan zeven zonen. 16 En Naomi nam het kind en zette het op haar schoot. En zij werd zijn verzorgster. 17 En de buurvrouwen gaven hem een naam. Zij zeiden: Bij Naomi is een zoon geboren. En zij gaven hem de naam Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David.
Als de zoon van Boaz en Ruth is geboren, horen we niet meer over Ruth, over haar wordt niet meer gesproken. Het gaat alleen nog over Naomi. De vrouwen spreken weer over Naomi (Ru 1:19). Zij tonen inzicht in Gods gedachten en prijzen de HEERE voor wat Hij met Naomi heeft gedaan. Haar toestand was hopeloos. Maar door Ruth ontvangt zij nieuw leven.
De zoon van Ruth die zij in haar armen heeft, is voor haar de losser, de verlosser uit haar ellende en hopeloosheid. In Boaz heeft ze hoop op lossing gekregen. De zoon van Ruth is de vervulling van die hoop. Ze spreken over de losser als een verkwikker of hersteller van de ziel. Naomi, die het leven niet meer zag zitten, die als een berooide en verbitterde vrouw uit de vlakten van Moab is teruggekeerd, veert erdoor op. In haar ouderdom krijgt ze levenskracht en levensvreugde.
De “vrouwen” (vers 14) wijzen niet alleen op het herstel, maar ook op de liefde van Ruth voor Naomi. Ruth heeft Naomi niet verdrongen van haar plaats. Voor Ruth hangt de huidige zegen samen met haar gehechtheid aan Naomi. Dat vergeet ze door haar verbinding met Boaz niet. Het overblijfsel van Israël zal altijd de verbinding met het oude Israël kennen. Ze vormen wel een nieuw volk, maar dat toch uit het oude Israël is voortgekomen. Zij krijgen de zegeningen die aan het oude Israël zijn beloofd. In hen wordt het oude Israël hersteld in overeenstemming met Gods gedachten over Zijn Israël.
Naomi erkent het kind als haar eigen kind en verzorgt het. Zo zal eens het overblijfsel als een verlaten weduwe de Heer Jezus omhelzen en zeggen: “Een Kind is ons geboren” (Js 9:5). In Hem is al hun behoud en zullen al de beloofde zegeningen hun gegeven worden, “want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja; daarom is ook door Hem het amen, tot heerlijkheid van God door ons” (2Ko 1:20).
De “buurvrouwen” (vers 17) – een kleinere, intiemere kring dan de vrouwen van de stad (vers 14) – geven de zoon de naam Obed, dat betekent ‘dienaar’ of ‘aanbidder’. In de vereniging van de beide betekenissen zien we dat de ware dienst van een gelovige het aanbidden van God is. Tegelijk is er ook een praktische kant aan dienen. De zoon van Ruth zal een dienaar van Naomi zijn. In geestelijk opzicht is het ook zo dat de Heer Jezus, de grote Zoon van Boaz, de ware Dienaar, Zijn volk zal dienen. Zowel Boaz als Obed is een beeld van de Heer Jezus.
De buurvrouwen zijn in ruimere zin een beeld van de omringende volken, de buurvolken, die tot de erkenning zullen komen dat er een God is Die Zijn volk dient en verkwikt. Het oude Israël – het Israël onder de wet of het oude verbond en niet het afvallige Israël – is dan eindelijk vrij van zorgen en geniet wat de ware Boaz voor haar heeft bewerkt. Tegelijk is het een nieuw, jong volk dat met deze Boaz is verbonden en niet met Machlon, hoewel de zoon naar het zwagerhuwelijk aan hem moet worden toegerekend. Dit is de situatie voor Israël in het vrederijk onder de regering van de grote Zoon van David.
18 - 22 Geslachtsregister van David
18 Dit nu zijn de afstammelingen van Perez: Perez verwekte Hezron, 19 Hezron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, 20 Amminadab verwekte Nahesson, Nahesson verwekte Salma, 21 Salma verwekte Boaz, Boaz verwekte Obed, 22 Obed verwekte Isaï, en Isaï verwekte David.
Dit geslachtsregister is een aanhangsel. Het einde van het boek is bereikt. Toch hoort het geslachtsregister erbij. Het maakt duidelijk dat het boek Ruth gebeurtenissen beschrijft die in Gods heilsplan passen. Dat heilsplan voert Hij door de geslachten heen uit. In dat heilsplan van God is ook onze verantwoordelijkheid verwerkt. Er worden hier tien namen genoemd, het getal van verantwoordelijkheid.
Van de laatste twee namen kunnen we nog het volgende zeggen. Isaï betekent ‘de HEERE bevestigt’. Dat heeft Hij in dit boek laten zien. Uit Isaï wordt David geboren. Zijn naam betekent ‘geliefde’. Daarmee eindigt het boek: liefde. Dat is door het hele boek heen te zien. Liefde is het thema van dit boek, waarin we in de liefde van Boaz voor Ruth de liefde van de HEERE voor Zijn volk zien. Die liefde is te zien in de grote Zoon van David, de Heer Jezus. Hij is de Geliefde van de Vader en Hij is de Geliefde van ieder die tot Zijn volk behoort.