1 - 7 Een rentmeester van God
1 Laat men ons zó beschouwen: als dienaren van Christus en rentmeesters van [de] verborgenheden van God. 2 Verder wordt hier van de rentmeesters vereist, dat men trouw wordt bevonden. 3 Maar het betekent voor mij het minste, dat ik door u of door een menselijk gericht word beoordeeld; ja, ik beoordeel ook mijzelf niet. 4 Want ik ben van mij niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; maar Hij Die mij beoordeelt, is [de] Heer. 5 Oordeelt daarom niets vóór [de] tijd, totdat de Heer komt, Die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal ieder zijn lof ontvangen van God. 6 Dit nu, broeders, heb ik ter wille van u toegepast op mijzelf en Apollos, opdat u in ons leert niet te denken boven wat er geschreven staat; opdat u zich niet opblaast [de] een voor de een [en] tegen de ander. 7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen? En als u het dan hebt ontvangen, waarom beroemt u zich, alsof u het niet had ontvangen?
V1. In het vorige hoofdstuk heeft Paulus sterk de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de gelovigen in Korinthe. Maar dat betekent niet dat hij voorbijgaat aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij heeft ook een taak gekregen om die uit te oefenen. Hij is, samen met anderen, een dienaar van Christus. Dat wil zeggen dat zij door Hem in Zijn dienst zijn aangesteld. Zij hebben niet op eigen initiatief die plaats ingenomen. Hij is ook, weer samen met anderen, een rentmeester van de verborgenheden van God. Een rentmeester is iemand die van een ander iets heeft gekregen om dat voor die ander te beheren. Hij moet daar iets mee doen, waardoor die ander er beter van wordt.
Wat hij heeft gekregen, is dan ook niet van hemzelf. Hij heeft het als het ware in bruikleen en zal op een gegeven moment aan de eigenaar verantwoording moeten afleggen over wat hij gedaan heeft met wat hem is toevertrouwd. En er is heel wat aan de apostelen toevertrouwd, namelijk de “verborgenheden van God”.
V2. Je begrijpt wel dat “trouw” een eerste vereiste is voor iemand aan wie zulke bijzondere dingen zijn toevertrouwd. De “verborgenheden van God” zijn dingen die in het Oude Testament niet bekend zijn. Ze zijn in die tijd verborgen in God, dat wil zeggen dat alleen God ze kent. Maar nu, nadat de Heer Jezus op aarde is geweest en Hij vanuit de hemel de Heilige Geest op aarde heeft gezonden, worden die verborgenheden bekendgemaakt. God heeft Zijn instrumenten uitgekozen om deze dingen hier, op aarde, bekend te maken.
V3-4. Paulus neemt zijn opdracht serieus. Voor hem is maar één ding belangrijk en dat is hoe God over zijn werk denkt. Het doet er voor hem niet toe wat de gelovigen in Korinthe, of de een of andere menselijke instelling, van zijn dienst denken. Hij weet dat hij geen verantwoording schuldig is aan hen of aan enig mens. Het is zelfs zo sterk, dat hij zichzelf niet eens beoordeelt. Hij is zo doordrongen van de gedachte dat alleen God zijn hart kent, dat hij zich geen oordeel vormt over zijn eigen dienst. Hij laat de hele beoordeling aan God over. Als je zo over je eigen dienst kunt denken, ben je vrij van de invloed van mensen, of het nu gelovigen of ongelovigen zijn.
Je kunt misschien denken dat Paulus zich door zo’n opstelling boven anderen stelt. Kan hij dan geen fouten maken? Heeft hij soms geen correctie nodig? Hij kan zeker fouten maken en hij heeft dan zeker correctie nodig, zoals wij allemaal. Hij bedoelt dan ook niet te zeggen dat anderen zijn dienst niet mogen beoordelen. Waar het hem om gaat, is dat hij zich in zijn dienst niet door de beoordeling van anderen laat leiden. De Enige Die voor hem alles te zeggen heeft, is de Heer.
Dit is voor jou ook belangrijk in jouw eigen dienst voor de Heer, want ook jou is een ‘rentmeesterschap’ toevertrouwd. In 1 Petrus 4 lees je dat jij met de genadegave die jij hebt ontvangen, anderen moet dienen als een goed rentmeester (1Pt 4:10). Als anderen daar commentaar op hebben, moet je dat niet naast je neerleggen. Je moet je ook niet zonder meer aanpassen aan wat er gezegd wordt. Het is de bedoeling dat je ermee naar de Heer gaat. Dat geldt ook voor jouw beoordeling van je eigen dienst. Laat het maar aan de Heer over wat Hij ervan vindt.
Dat wil niet zeggen dat we moeten denken dat we er niets van terechtbrengen en dat we alles verkeerd doen en niets goed. Als het goed is, zijn we ons er niet van bewust dat we verkeerd bezig zijn. Als we ons er wel van bewust zijn of worden dat we verkeerd bezig zijn, moeten we daar verandering in aanbrengen. Maar ook als we ons nergens van bewust zijn, wil dat nog niet zeggen dat het per definitie goed is. Nog eens: laat het oordeel maar over aan de Heer.
V5. Er komt een tijd dat alles wat we gedaan hebben, aan het licht zal komen. Dat heeft niet alleen te maken met wat we gedaan hebben, maar vooral ook met waarom we het gedaan hebben. De motieven, de overleggingen van ons hart die ons ertoe hebben gebracht om een bepaald werk te gaan doen, zullen dan openbaar worden.
Is dat iets om bang voor te zijn? Ja, als je op eigen eer uit bent en als je het belangrijk vindt wat de mensen – gelovigen of ongelovigen – van je dienst vinden. Nee, als je uit bent op de eer van God en als je trouw wilt zijn in het dienen van Hem. Paulus ziet zijn hele dienst tegen de achtergrond van de komst van de Heer. Als Hij komt, zal alles pas echt duidelijk worden, want alleen Hij kan een feilloos oordeel vellen. Vóór die tijd is elke beoordeling van de motieven waarmee iemand God dient niet op zijn plaats. “En dan zal een ieder zijn lof ontvangen van God.” Het komt aan op de lof die God geeft.
V6. Paulus geeft de Korinthiërs geen lesje van bovenaf. Wat hij heeft gezegd, heeft hij toegepast op zichzelf en op Apollos. Dit is weer zoiets belangrijks. Wanneer we anderen iets uit de Schrift voorhouden, kunnen we alleen een goede uitwerking verwachten als we het zelf ook waarmaken. Anders heeft een vermaning geen enkele zin. Die komt niet over.
Wat we anderen voorhouden, moet wel in de Schrift staan. Let wel op dat er staat “opdat u in ons leert niet te denken boven wat er geschreven staat”. Paulus en Apollos laten in hun leven zien wat ze anderen voorhouden. Wat ze voorhouden, is “wat er geschreven staat”. De norm voor ons eigen leven en dat van de medegelovigen moet de Schrift zijn. We moeten anderen niet leren denken zoals wij denken, maar anderen moeten in ons kunnen leren niet te denken boven ”wat er geschreven staat”.
V7. Wanneer we ons aan de Schrift onderwerpen, nemen we allemaal dezelfde plaats in. Er is geen reden dienaren tegen elkaar uit te spelen of zichzelf belangrijker te vinden dan de ander. Elk onderscheid dat er tussen de gelovigen bestaat – en dat onderscheid is er –, is door God Zelf gemaakt. God heeft de verschillen in de gaven aangebracht. Ieder heeft zijn gave van Hem ontvangen. God heeft de verschillen bedoeld als een aanvulling op elkaar. Als wij deze verschillen tegen elkaar gaan uitspelen, gebruiken we de gaven voor onszelf en vergeten we dat we die gaven hebben ontvangen om elkaar ermee te dienen.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 4:1-7.
Verwerking: Heb je al een beetje een idee welk ‘rentmeesterschap’ God jou heeft toevertrouwd?
8 - 13 Dwaas om Christus’ wil
8 Reeds bent u verzadigd, reeds bent u rijk geworden, zonder ons hebt u geregeerd; en ik zou wel willen dat u regeerde, opdat ook wij met u regeerden. 9 Want ik meen dat God ons, de apostelen, als laatsten heeft gesteld, als ten dode gedoemden; want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. 10 Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar u bent wijs in Christus; wij zwak, maar u sterk; u geëerd, maar wij veracht. 11 Tot op dit ogenblik lijden wij zowel honger als dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats, 12 en vermoeien ons door met onze eigen handen te werken. Worden wij gescholden, wij zegenen; vervolgd, wij verdragen; 13 gelasterd, wij bidden; wij zijn als [het] uitschot van de wereld geworden, aller uitvaagsel tot nu toe.
V8. De gelovigen in Korinthe hebben het zich gemakkelijk gemaakt. Korinthe is in die tijd een welvarende handelsstad. Van deze welvaart profiteren de gelovigen ook. Ze zijn verzadigd en rijk. Ze komen niets tekort. Ze hebben zelfs politieke invloed uitgeoefend, want Paulus zegt dat ze hebben geregeerd. Het lijkt natuurlijk voordeel op te leveren als je een stem in de stadsregering hebt. Dan kun je tenminste een beetje voor je eigen belangen, je eigen welvaart opkomen.
‘Maar’, zegt Paulus, ‘jullie hebben “zonder ons” geregeerd.’ Daarmee wil hij zeggen dat ze te vroeg zijn met regeren. Daar is het de tijd nog niet voor. De gelovigen zullen mogen regeren als de Heer Jezus terugkomt om het duizendjarig vrederijk op te richten. Paulus ziet daarnaar uit. Hij zou wel willen dat die tijd al gekomen zou zijn. Dan zouden hij en de andere apostelen, samen met de Korinthiërs, met de Heer Jezus mogen meeregeren.
V9. Nu is het nog niet zover. De Heer Jezus is nog steeds een verworpen Heiland. Voor allen die bij Hem horen, betekent dit dat ook dat zij verworpen zijn. Hij heeft het gezegd: “Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Jh 15:20). Paulus en de andere apostelen zijn consequent. Ze willen straks met Christus regeren, maar ze willen dan nu op aarde ook met Christus lijden (vgl. Rm 8:17b). Dat is misschien niet zo leuk, maar het hoort bij het christen-zijn.
Je kunt dat ontlopen, zoals de Korinthiërs dat hebben gedaan. Je kunt je gemak ervan nemen, niet al te duidelijk laten zien dat je bij de Heer Jezus hoort, maar dan loop je niet in de voetsporen van Paulus, die vlak achter de Heer Jezus aan loopt. Hij en de andere apostelen hebben gekozen voor Christus. Dat betekent voor het leven op aarde smaad en verwerping. Zij, die zo’n hoge plaats in de gemeente hebben ontvangen – een apostel is immers de hoogste gave –, zijn door God in de wereld als de laatsten geplaatst, helemaal achteraan. In deze wereld hebben ze niets meer van het leven te verwachten; ze zijn als ten dode gedoemden. Ze aanvaarden deze plaats omdat God hun die heeft gegeven.
Ze zijn “een schouwspel geworden”. Denk je eens even in. Een schouwspel is tot vermaak van de kijkers. Vele duizenden hebben vroeger de tribunes van de Romeinse arena’s gevuld om te zien hoe de ten dode gedoemden in een ongelijk gevecht het onderspit delfden. Onder keizer Nero zijn christenen in de arena geworpen waar hongerige leeuwen hen hebben verscheurd, terwijl de tribunes vol zaten met op sensatie beluste mensen.
In het Oude Testament staat een geschiedenis die een illustratie van een schouwspel is. Het gaat om de geschiedenis van Simson. Je hebt vast wel eens van hem gehoord, die reusachtig sterke kerel. Hij heeft veel overwinningen behaald op de Filistijnen, de aartsvijanden van het volk Israël. Helaas verraadt hij het geheim van zijn kracht, waardoor hij zijn kracht kwijtraakt en gevangengenomen kan worden (Ri 16:15-21). Dan moet hij op een feest van de Filistijnen komen om hen te vermaken (Ri 16:25). Ze kunnen hem heerlijk bespotten.
Nu is het bij Simson zijn eigen schuld dat hij een schouwspel wordt, maar het geeft wel aan hoe weinig iemand in tel is die bij het volk van God hoort. Ik heb eens gehoord van een jonge christen uit een ander land die op school voor de klas is geroepen. De medeleerlingen zijn door de leraar aangemoedigd hem, vanwege zijn geloof, uit te jouwen. Zo’n jongen is een schouwspel geworden, waar anderen met leedvermaak naar hebben gekeken. Ben jij wel eens in een situatie geweest dat jij je een schouwspel hebt gevoeld?
V10. Dwaas zijn om Christus’ wil is niet gemakkelijk. Zeker niet als je ziet dat andere christenen sommige dingen gemakkelijk nemen. Paulus maakt een vergelijking tussen het leven van de apostelen en dat van de Korinthiërs. Hij doet dat, om hun te laten voelen dat ze afstand hebben genomen van het ware christelijke leven. Hij noemt zichzelf dwaas om Christus’ wil. Hij noemt hen wijs en sterk. Zij hebben immers geregeerd? Als je regeert, neem je de plaats van een sterke in, een plaats boven anderen. Ook hebben ze eer ontvangen van mensen. De apostelen worden echter veracht. De apostelen willen graag dicht bij de Heer Jezus zijn. Hoe Hij in deze wereld is geweest, kun je lezen in Jesaja 53 (Js 53:1-12).
V11. Om hun voor te houden wat het christelijk leven inhoudt, beschrijft hij iets van het lijden dat zij hebben meegemaakt. Wat hij hun en jou en mij daarin voorhoudt, is niet direct iets om jaloers op te worden. Het is niet maar eens een keertje gebeurd, zo per ongeluk. Nee, hij schrijft dat zij “tot op dit ogenblik” die dingen meemaken. Hun hele leven door hebben ze ermee te maken.
Zonder eten, zonder drinken, zonder kleding. Dit moet de weldoorvoede, goedgeklede Korinthiërs wel tot nadenken brengen. Zij hebben het zo goed en de dienaren van God hebben het zo slecht. Hoe komt dat? Delen zij wel van hun welvaart uit aan anderen die het veel minder hebben?
Er kan wel een vraag bij ons opkomen: Is het mogelijk dat een dienaar van God, die toch een zorgende Vader in de hemel heeft, zulke dingen moet meemaken? Ja, dat is inderdaad mogelijk. Wanneer je dicht bij de Heer Jezus leeft, wil dat niet zeggen dat je weelderig zult kunnen leven. Soms ervaar je juist het tegendeel. De zorg van onze Vader blijkt juist in de grootste nood. Op Zijn tijd geeft Hij weer precies wat je nodig hebt. Zulke ervaringen maken dat je dankbaarheid des te meer uitgaat naar de Gever.
Ook lichamelijk lijden hoort voor de apostelen bij het christen-zijn. Paulus weet wat het is om afgetuigd te worden. Hij zegt hier dat ze “met vuisten geslagen” worden. In zijn tweede brief aan de Korinthiërs somt hij een hele lijst op met allerlei vormen van lijden die hij heeft ondergaan (2Ko 11:23-33). Dan heb je toch wel wat voor je Heer en Heiland over!
Een vaste woonplaats hebben ze niet. Ze zijn in letterlijke zin pelgrims, doortrekkers. Wij mogen dan wel in letterlijke zin een woonplaats hebben, maar laten we wel beseffen dat we niet op aarde thuishoren.
V12-13. Ze zijn ook niet te beroerd of te geestelijk om de handen uit de mouwen te steken, en niet zo’n klein beetje ook. Ze werken zo hard, dat ze er moe van worden. Bij het volgen van Christus hoort ook dat we ijverig zijn in ons dagelijkse werk. In je dagelijkse bezigheden kun je laten zien wat het betekent om christen te zijn.
Kijk nu eens naar de opstelling van de apostelen tegenover de smaad en het kwaad die hun worden aangedaan. Zie je geen treffende overeenkomst met de reactie van de Heer Jezus op de smaad en het kwaad die Hem zijn aangedaan? Wij reageren meestal anders. Dat komt dan omdat we toch nog niet begrijpen welke positie wij in de wereld hebben. Het is een positie van “uitschot” en “uitvaagsel”. Waardeloos materiaal, niets mee te beginnen, kun je beter weggooien. Dat is wel even een streep door de hoge idealen om het in de wereld te kunnen maken. Maar ja, bij Wie hoor je nu eigenlijk?
Lees nog eens 1 Korinthiërs 4:8-13.
Verwerking: Wat is het verschil in het schouwspel zoals Simson dat was en zoals de apostelen dat waren? Zie ook 1Pt 4:14-16.
14 - 21 Wat Paulus leerde
14 Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar om u terecht te wijzen als mijn geliefde kinderen. 15 Want al had u tienduizend leermeesters in Christus, dan hebt u toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het evangelie verwekt. 16 Ik vermaan u dus: weest mijn navolgers. 17 Daarom <juist> heb ik Timotheüs naar u toe gezonden, die mijn geliefd en trouw kind in [de] Heer is; die zal u mijn wegen, die in Christus <Jezus> zijn, in herinnering brengen, zoals ik overal in elke gemeente leer. 18 Maar sommigen zijn opgeblazen, alsof ik niet naar u toe zou komen. 19 Maar ik zal spoedig naar u toekomen, zo de Heer wil, en ik zal kennis nemen niet van het woord van de opgeblazenen, maar van hun kracht. 20 Want het koninkrijk van God bestaat niet in woord, maar in kracht. 21 Wat wilt u? Moet ik met [de] roede naar u toe komen, of in liefde en een geest van zachtmoedigheid?
V14-15. Het schaamrood moet de Korinthiërs wel naar de kaken zijn gestegen bij het lezen van de voorgaande verzen. Daar wordt hun de grote tegenstelling voorgehouden tussen de manier waarop zij christen zijn en de manier waarop de apostelen het zijn. Die tegenstelling zou er niet moeten zijn. Het is niet Paulus’ opzet geweest om hen te beschamen. Hij heeft hun geschreven als een vader die bij zijn kinderen dingen ziet die hij hun niet zo heeft geleerd. Want hij is toch hun vader? Hij heeft hen immers door het evangelie verwekt.
Hij noemt hen “mijn geliefde kinderen”. Dat wil zeggen dat ze van hem het evangelie hebben gehoord en het hebben aangenomen. Op die manier is hij hun vader en zijn zij zijn kinderen geworden. Daarin zien we een familierelatie. In de liefde van Paulus voor de gelovigen in Korinthe zien we de liefde van een ouder voor zijn kinderen. Misschien heb jij ook zo iemand voor wie je veel betekent omdat jij door zijn dienst tot geloof gekomen bent. Iemand die zorg voor jou heeft en die erop toeziet dat het geestelijk goed met je gaat. Het is fijn als er vaders in het geloof zijn die jonge gelovigen willen helpen op de weg van het geloof.
Er zijn in Korinthe heel wat mensen die de dienst van Paulus maar niets vinden. Paulus spreekt wat spottend over “tienduizend leermeesters”. Hij bedoelt hiermee mensen die zich bij de Korinthiërs voordoen als leraren. Zij vinden zichzelf heel wat betere leraren dan Paulus. Hun dienst wordt ook vlot geaccepteerd door de gelovigen omdat ze hun een fijn, gemakkelijk christelijk leven voorhouden. Is wat Paulus hun voorhoudt niet wat te veel gevraagd?
V16. Nee, het is niet te veel gevraagd. Hij verkondigt hun geen droge theorie. Wat hij hun voorhoudt, heeft hij zelf in zijn leven waargemaakt. Hij kan hen dan ook vermanen zowel vanuit zijn ‘vaderschap’ als vanuit zijn eigen leven door tegen hen te zeggen: “Weest mijn navolgers.”
In 1 Korinthiërs 11 zegt hij hetzelfde, terwijl hij er daar aan toevoegt “zoals ook ik van Christus” (1Ko 11:1) Paulus vraagt alleen om navolging in zoverre hij zelf Christus navolgt. In die zin kun jij iemand die jou geestelijk helpt ook navolgen. Daarom is het voorbeeld van oudere gelovigen zo belangrijk. Maar blijf kijken of ze zelf Christus navolgen. Door persoonlijk in de Bijbel te lezen zul je kunnen zien of het voorbeeld dat ze geven een goed voorbeeld is. Een goed voorbeeld wordt gegeven, wanneer het op de Heer Jezus lijkt.
V17. Wat Paulus hier allemaal schrijft, geldt voor alle gemeenten. Het is niet zo dat hij in de gemeente in Efeze weer wat anders leerde en in de gemeente in Kolosse ook weer wat anders. Hij heeft op verschillende plaatsen wel over verschillende dingen gesproken. Maar wat hij in Efeze en Kolosse leert, is niet in strijd met wat hij in Korinthe leert. Hij praat maar niet wat heen en weer. Hij is een man van wie je op aan kunt. Hij leert niet de ene keer dit en een andere keer dat.
De verdeeldheid in de christenheid komt juist door het steeds weer anders uitleggen van de Bijbel. Al de brieven van Paulus, en trouwens de hele Bijbel, vormen een eenheid. De uitleg van de Bijbel is niet aan veranderingen onderhevig. Dat zou een mooie boel worden.
Weer kan Paulus wijzen op zijn voorbeeld. Zijn wegen zijn “wegen, die in Christus zijn”, dat wil zeggen dat zijn woorden en daden zijn zoals Christus ze bedoelt. Om te laten zien dat het maar niet een persoonlijke visie is, heeft hij Timotheüs naar hen toegestuurd. Van hem zullen ze precies hetzelfde horen. De manier waarop Paulus te werk gaat, past volledig bij Christus.
Niet alleen zijn onderwijs is in overeenstemming met Christus, maar ook de weg die hij gaat om dit onderwijs bekend te maken. Hij gebruikt geen fraaie woorden of sluwheid om de gelovigen voor zijn zienswijze te winnen. Het gaat hem om Christus en Zijn eer in de gemeente. En omdat er maar één gemeente is, vertelt hij overal hetzelfde.
Het is belangrijk dit goed te zien. Je hoort wel eens de klacht dat iedereen de Bijbel weer anders uitlegt. Als dat een excuus is om zich niet met de Bijbel bezig te houden, deugt het niet. Wie niet in de Bijbel leest, meent gewoon verder te kunnen leven zonder zich door de Bijbel te laten gezeggen. Laat zulke redeneringen niet bij jezelf toe. De enige voorwaarde om te kunnen begrijpen wat de Bijbel zegt, is dat je bereid bent om te doen wat de Bijbel zegt.
Lees maar eens wat er staat in Johannes 7. Daar zegt de Heer Jezus: “Als iemand Zijn [d.i. Gods] wil doen wil, zal hij van deze leer erkennen of zij uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek” (Jh 7:17). Leer dit vers maar uit je hoofd. Dit vers wil zeggen dat gehoorzaamheid aan de wil van God de voorwaarde is om Gods Woord te begrijpen. Alleen wanneer je bereid bent om te gehoorzamen, zul je kunnen ontdekken of een bepaalde uitleg van een bijbelgedeelte een uitleg van mensen is of dat de uitleg de bedoeling van God weergeeft.
Je moet goed beseffen dat Paulus deze dingen zegt met het oog op de gemeenten, want hij spreekt over “elke gemeente”. Er is slechts één gemeente die bestaat uit alle ware gelovigen. Maar, zoals je in de eerste verzen van 1 Korinthiërs 1 hebt gezien, is er ook in elke plaats op aarde waar gelovigen wonen een gemeente. Die bestaat uit al de gelovigen die in die plaats wonen. Wat Paulus nu, onder de leiding van de Heilige Geest, aan de gelovigen van een bepaalde plaats schrijft, geldt daarom ook voor de gelovigen die in andere plaatsen wonen.
Hij gaat eraan voorbij dat gelovigen van elkaar gescheiden zijn door allerlei muren die ze zelf hebben opgetrokken. In zijn tijd zijn die muren er nog niet, nu zijn ze er wel. Wie nu naar dit woord van Paulus, dat is van God Zelf, wil luisteren, zal die muur moeten weghalen of zelf moeten weggaan.
V18-19. Sommigen denken dat Paulus zelf niet durft te komen en dáárom Timotheüs stuurt. Maar dat is niet zo. Als de Heer het wil, zal hij komen. En dan zal hij niet willen luisteren naar die praatjesmakers. Hun woorden hebben geen inhoud, er zit geen kracht van God in en daarom hebben ze geen uitwerking. Jij leeft in een wereld waarin heel wat wordt afgepraat. Maar hoeveel woorden hebben er nu werkelijk kracht en werken iets uit? Vaak is het veel beloven en weinig of niets geven.
V20. “Het koninkrijk van God” bestaat niet uit praatjes. In het koninkrijk van God gaat het om een leven waarin de kracht van God zichtbaar wordt. Het is het terrein waar jij nu thuishoort en waar jij mag laten zien dat de Heer Jezus jouw Heer is. Door eenvoudig naar Hem te luisteren en te doen wat Hij zegt, zal Zijn kracht in jouw leven zichtbaar worden.
V21. Hoe moet Paulus bij hen komen? Ze mogen het zelf zeggen. Moet hij met de roede komen? Dat zal gebeuren wanneer ze niet luisteren naar zijn vermaning om hem na te volgen. Ja, soms moet er wel eens duidelijke taal gesproken worden. Dat is echt niet in strijd met de liefde. Zo gaat God ook om met Zijn kinderen. In Hebreeën 12 wordt tuchtiging door de Heer een bewijs van liefde genoemd (Hb 12:6).
Of zal hij kunnen komen in liefde en in de geest van zachtmoedigheid? Dit laatste hoopt hij, want dat zal betekenen dat ze hun verkeerde opstelling hebben ingezien. Zijn brief heeft dan de uitwerking gehad die hij vurig verlangt. Ze zullen Christus weer voor hun aandacht hebben, zowel in hun persoonlijke leven als in het gemeentelijke leven. Als hij dan komt, zal hij hen in liefde en zachtmoedigheid verder helpen.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 4:14-21.
Verwerking: Jij kent ook wel gelovigen die voor jou een voorbeeld zijn. Ga eens na waarom ze je als voorbeeld aanspreken. Denk daarbij aan wat Paulus heeft gezegd.