1 - 3 Aan de gemeente van God in …
1 Paulus, geroepen apostel van Christus Jezus door [de] wil van God, en Sósthenes, de broeder, 2 aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan [de] geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen, in elke plaats, die de Naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, zowel hun als onze [Heer]: 3 genade zij u en vrede van God onze Vader en van [de] Heer Jezus Christus.
Je gaat nu aan de tweede brief van het Nieuwe Testament beginnen. In de eerste brief van het Nieuwe Testament, de brief aan de Romeinen, kun je zien dat het daarin vooral gaat om je persoonlijke verhouding tot God. Als je die brief nog niet hebt gelezen, raad ik je aan die eerst eens rustig door te lezen. In de eerste brief aan de Korinthiërs zul je zien dat de gemeente en jouw plaats daarin de meeste aandacht krijgen. Deze brief sluit daarom ook goed aan op de brief aan de Romeinen. Je bent als gelovige niet iemand die los van andere gelovigen zijn weg maar moet zoeken. Je zult ontdekken dat gelovigen bij elkaar horen. Zo ziet God het in elk geval. Hoe dat er in de praktijk moet uitzien, daar geeft deze brief een duidelijk antwoord op.
Je zult in deze brief een groot aantal verschillende onderwerpen tegenkomen. De meeste gaan over hoe de gemeente in de praktijk moet functioneren, dat wil zeggen hoe alles in de gemeente moet gebeuren. En omdat jij een lid bent van de gemeente van God, is alles wat in deze brief staat ook voor jou van belang.
De gemeente is uiterlijk allang geen eenheid meer. Er zijn heel wat groepen en kerken. Ik denk dat de grote vraag die jou nu bezighoudt, deze is: ‘Waar kan ik de plaats vinden waar de gemeente samenkomt?’ Ik ga je daar niet een adres voor geven, maar ik wil graag samen met jou nagaan wat er in deze brief staat over het samenkomen van de gelovigen, want zij vormen samen de gemeente. Als je ontdekt hebt wat de Bijbel, Gods Woord, hierover allemaal zegt, is het wat gemakkelijker geworden om naar die plaats op zoek te gaan.
Laten we daarom eerst kijken wat de Bijbel ons erover vertelt. Het bezoeken van een christelijke samenkomst is iets waar je niet buiten kunt. Je kunt geen christen zijn die alleen zijn weg gaat. De keus die je moet maken, is niet eenvoudig. In veel gemeenten worden goede dingen, maar ook verkeerde dingen gevonden, want op al die plaatsen komen mensen samen die fouten kunnen maken.
Toen ik zelf op zoek ging om die plaats te vinden, heb ik mezelf een paar vragen gesteld, zoals:
1. Gaat het daar om de Heer Jezus?
2. Kan de Heilige Geest daar vrij werken?
3. Heeft het Woord van God daar gezag?
4. Komt de gemeente van God daar samen of zijn het mensen die eerst met elkaar over bepaalde zaken bepaalde afspraken hebben gemaakt waarmee je moet instemmen, voordat je daar bij kunt gaan horen?
Een paar andere belangrijke vragen zijn:
1. Hebben zij, die samenkomen, elkaar lief?
2. Hebben zij het verlangen het evangelie te prediken aan hen die nog verloren zijn, opdat zij behouden worden?
Door de genade van God heb ik die plaats gevonden. Toch zal ik mezelf telkens weer deze vragen moeten voorhouden omdat er altijd iets kan gebeuren waardoor het samenkomen van de gelovigen niet meer beantwoordt aan wat God ervan zegt. God verandert Zijn gedachten niet, maar wij kunnen wel veranderen en afwijken van Zijn Woord.
Dat laatste is door heel de kerkgeschiedenis heen helaas steeds weer gebeurd. Vandaar de grote verdeeldheid van de gemeente die je om je heen ziet, en wat nog droeviger is, die de wereld ook ziet, en wat het droevigste is, die de Heer Jezus ziet. Als je nu gelovigen ontmoet die alleen maar als gelovigen, niets meer en niets minder, willen samenkomen, kun je ook daar dingen tegenkomen die niet in overeenstemming met de Bijbel zijn. De volmaakte gemeente vind je niet op aarde. Ja, dat is zo, maar in de gemeente behoort het zo te zijn dat de Bijbel gezag heeft. Dat wil zeggen dat de gelovigen bereid moeten zijn om zich door Gods Woord te laten corrigeren als er fouten, zonden, zijn binnengeslopen. Dat is wat Paulus hier doet in zijn eerste brief aan de Korinthiërs.
Als je denkt dat de gemeente in Korinthe het ideale voorbeeld is waar Paulus op kan wijzen en kan zeggen ‘mensen, doe als de Korinthiërs’, dan heb je het mis. Het is in de gemeente in Korinthe verre van volmaakt. De broeders en zusters van Korinthe vormen niet het ideale voorbeeld van hoe je als gemeente zou moeten samenkomen en zou moeten samenleven. Het gaat er, als Paulus zijn brief schrijft, allemaal nogal onbehoorlijk en wanordelijk aan toe. Het huwelijk en het avondmaal, om maar een paar dingen te noemen, zijn zaken waar ze beslist niet op een christelijke wijze mee omgaan. Paulus laat hun dat ook duidelijk in deze brief zien.
Toch, hoe raar het ook mag klinken, mogen we in zeker opzicht dankbaar zijn dat de gelovigen in Korinthe zich zo slecht hebben gedragen. Weet je waarom? Omdat wij niet beter zijn en wij nu een brief in de Bijbel hebben waarin we kunnen lezen hoe we op een goede manier met elkaar en met zaken als huwelijk en avondmaal moeten omgaan. Gelukkig kunnen we uit de tweede brief die hij hun geschreven heeft, opmaken dat ze naar hem hebben geluisterd.
Zo werkt dat ook vandaag de dag nog. Alles wat in deze eerste brief staat, is nu nog even actueel als toen. Heel wat christenen denken dat je niet meer kunt samenkomen zoals Paulus hier vertelt en voorschrijft. Sterker nog: ze denken dat deze brief alleen voor de Korinthiërs heeft gegolden en dat wij zelf mogen bedenken hoe wij gemeente willen zijn. Gods Woord is hier echter duidelijk over. Als jij gelooft dat Gods Woord voor alle tijden geldt – en waarom zou je dat niet geloven? –, dan ligt daar voor jou de uitdaging om te beleven dat het echt nog mogelijk is om samen te komen zoals het in deze brief wordt verteld.
V1-3. De eerste drie verzen geven direct al aan hoe ver de inhoud van deze brief reikt. Hij is geschreven “aan de gemeente van God …, met allen, in elke plaats … “. Wat aan de gelovigen in Korinthe is geschreven, geldt dan ook voor iedere gelovige in elke plaatselijke gemeente op aarde, waar de Naam van de Heer Jezus Christus aangeroepen wordt.
Daar komt nog bij dat het de gemeente van God is en niet van een of ander mens. Als het de gemeente van God is, is het toch logisch dat Hij bepaalt hoe het daar moet toegaan? Als mensen in de gemeente van God hun eigen reglementen gaan opstellen, kan de verwarring niet uitblijven. Dat zie je dan ook in de christenheid om je heen.
Er is nog iets waardoor het zo slecht in de gemeente in Korinthe gaat. Ze hebben zich niet afgezonderd gehouden van de wereld. In vers 2 worden ze “geheiligden” en “geroepen heiligen” genoemd. Dat ben jij ook. Het gevolg moet wel zijn dat jij je ook zo gedraagt. Wanneer je vergeet dat je door God zo gezien wordt, is de kans groot dat je weer dingen van de wereld in je leven toelaat.
Dit geldt ook voor een plaatselijke gemeente. Als die vergeet dat ze een gemeente van God is en daarom niet meer bij de wereld hoort, krijgen allerlei invloeden van de wereld weer een kans om binnen te komen. Voorbeelden daarvan liggen in deze brief voor het opscheppen.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 1:1-3.
Verwerking: Hoe weet je zeker dat jij op de plaats bent waar de gemeente samenkomt?
4 - 9 Rijk in Hem
4 Ik dank mijn God altijd over u, vanwege de genade van God die u gegeven is in Christus Jezus, 5 dat u in alles rijk geworden bent in Hem: in alle woord en alle kennis, 6 zoals het getuigenis van Christus onder u bevestigd is, 7 zodat het u aan geen genadegave ontbreekt, terwijl u de openbaring van onze Heer Jezus Christus verwacht, 8 Die u ook zal bevestigen tot [het] eind toe, [zodat u] onstraffelijk [bent] op de dag van onze Heer Jezus <Christus>. 9 God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot [de] gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus onze Heer.
V4. Voordat Paulus de Korinthiërs gaat aanspreken over de verkeerde dingen die er bij hen gevonden worden, gaat hij eerst danken voor de fijne dingen die er bij hen zijn. In bijna al zijn brieven doet hij dat. Dit is een belangrijke les voor ons. Als wij bij anderen dingen opmerken die niet goed zijn, zijn we geneigd om alleen daarop te letten. Het gevaar dreigt dan dat wij geen oog meer hebben voor het goede dat die ander toch ook heeft. Wanneer wij denken met een ander te moeten spreken over iets verkeerds, laten we dan beginnen met het goede tegen hem te zeggen. Daardoor zal de sfeer van het gesprek zo zijn, dat het spreken over de verkeerde dingen goed overkomt.
Wat Paulus hier van de gelovigen in Korinthe zegt, is heel wat. Maar let er wel op dat hij God dankt voor wat ze van Hem hebben ontvangen. Hij dankt God niet voor de manier waarop ze met die gaven van God omgaan. Ze maken namelijk een verkeerd gebruik van de gaven van God. Dat zal in de loop van de brief nog duidelijk blijken. Door hen op deze wijze aan te spreken moeten ze zich beschaamd gaan voelen.
“De genade van God” die hun “gegeven is in Christus Jezus”, staat voorop. Daar komen alle zegen en rijkdom uit voort die ze hebben ontvangen. Er is immers niets wat zij – en dat geldt ook voor ons – hebben verdiend. Als God iets geeft, is het altijd verbonden met de Heer Jezus. Nooit geeft Hij iets wat losstaat van Hem. In het denken en handelen van God staat de Heer Jezus in het middelpunt. Door alles wil Hij Hem verheerlijken en Hij wil dat wij meewerken aan die verheerlijking. Daar moet je eens op gaan letten, want dat vind je overal in de Bijbel. In de verzen die volgen, merk je dat direct al op.
V5. De Korinthiërs zijn “in alles rijk geworden”, maar wel “in Hem”. Ken jij iets van die rijkdommen? Er worden er enkele opgesomd. De eerste rijkdom is “in alle woord”. Paulus heeft hun het evangelie verkondigd door woorden van God te spreken. Ze hebben dat aangenomen. Op deze manier hebben ze de woorden van God tot hun beschikking gekregen. Is het geen enorme rijkdom om het hele Woord van God in je handen te mogen hebben? God heeft niets achtergehouden van wat nuttig is voor jou om te weten.
Toch is het in je handen hebben nog iets anders dan het ook echt kennen. Wel, de Korinthiërs zijn ook rijk in “alle kennis”. Dat is de tweede rijkdom. Ze weten veel.
V6. Die kennis is niet in de eerste plaats een zaak van het verstand, maar van het hart. Het gaat niet om een hoeveelheid bijbelteksten die je kunt opzeggen, hoe belangrijk dat overigens ook is, maar om een Persoon. Bij ‘alle woord’ en ook bij ‘alle kennis’ gaat het om “het getuigenis van Christus”. Christus moet centraal staan in je studie van het Woord en het vermeerderen van je kennis.
V7. Wat God geeft, geeft Hij om je meer zicht te geven op Zijn Zoon. Daarom ontbreekt het de Korinthiërs, als derde rijkdom, “aan geen genadegave”. Elke genadegave is ervoor bedoeld om daarmee Christus te eren. Als gelovigen een genadegave gaan gebruiken om er zelf mee te pronken en zelf eer te krijgen, wordt die gave misbruikt en moet God hen daarvoor bestraffen. Hij geeft Zijn eer aan geen ander (Js 42:8).
Een vierde rijkdom is het verwachten van “de openbaring van onze Heer Jezus Christus”. ‘Openbaring’ wil zeggen: vanuit de verborgenheid naar buiten komen, zodat het zichtbaar wordt. De Heer Jezus is nu niet zichtbaar voor ons menselijk oog. Daar zal een keer verandering in komen. Hij zal opnieuw in deze wereld verschijnen “en elk oog zal Hem zien” (Op 1:7). Dan komt Hij niet als Baby zoals de eerste keer. Hij komt dan in kracht en grote heerlijkheid.
Er is nog een ander aspect aan de openbaring van de Heer Jezus. Vlak voordat Hij aan de wereld verschijnt, zullen de gelovigen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus (2Ko 5:10). Dan zal alles aan het licht komen wat de Korinthiërs gedaan, gezegd en gedacht hebben. Als ze dit tot hun hart hebben laten doordringen, zijn ze vast wel anders gaan leven. Hun geweten zal zeker zijn aangesproken over de manier waarop ze met de ontvangen rijkdommen omgaan.
Je begrijpt wel dat dit aspect van de openbaring van Christus ook voor jou van belang is. Hoe ga jij om met wat je van de Heer hebt gekregen?
V8. Gelukkig staat er ook – en dat is de vijfde rijkdom – dat de Heer Jezus je zal “bevestigen tot [het] eind toe”. Dit ‘bevestigen’ betekent dat Hij voor je zorgt en je vasthoudt en niet loslaat. Zijn zorg voor jou heeft Hij getoond door aan het kruis het oordeel van God op Zich te nemen dat jij verdiend hebt. Zijn zorg toont Hij ook door naar jou te luisteren als jij tot Hem spreekt en door tot jou te spreken als je Zijn Woord leest. Zijn zorg toont Hij tevens in tal van dingen in het leven van elke dag.
Al die zorg besteedt Hij om te bewerken dat jij op de dag dat Hij verschijnt, “onstraffelijk” zult zijn, de zesde rijkdom. Dit betekent dat er niets op je zal zijn aan te merken waarvoor je nog gestraft zou moeten worden. Dat houdt natuurlijk niet in dat jij nu maar kunt of mag leven zoals het jou uitkomt omdat het toch wel goed komt. Nee, het is juist precies andersom. Als je weet dat Hij ervoor zorgt dat er in de toekomst niets op je is aan te merken, zul je graag willen dat er nu, in het heden, ook al niets op je is aan te merken.
V9. Paulus besluit zijn inleidende woorden met te wijzen op de trouw van God. Het is altijd een grote bemoediging om aan de trouw van God herinnerd te worden als er bij ons ontrouw is. Dat is niet om onze ontrouw goed te praten. Dat blijkt ook wel uit de woorden die hierop volgen. De trouwe God kan het nooit goed vinden dat Zijn kinderen ontrouw zijn aan de roeping waartoe Hij hen geroepen heeft. Het staat er zo duidelijk, dat wij zijn geroepen “tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer”.
Vóór onze bekering hebben wij in andere vormen van gemeenschap geleefd. Misschien heb jij je uitgeleefd binnen een kring van sportenthousiastelingen met wie jij je favoriete sport in allerlei toonaarden hebt besproken en/of beoefend. Of je hebt gehoord bij die motormaniakken die over niets anders kunnen praten dan over motoren. Of misschien was de kroeg het terrein waar je je lotgenoten hebt ontmoet. Of je hebt deel uitgemaakt van een ‘gamegemeenschap’ om vol overgave, vaak dag en nacht, te gamen. Het zijn bepaalde vormen van gemeenschap waarbinnen je mensen hebt aangetroffen die daarin hetzelfde genoegen hebben gevonden als jij.
Daarin is een radicale verandering gekomen nadat je de Heer Jezus hebt leren kennen. Nu hoor je bij een gemeenschap waarbinnen alles om Hem ‘draait’. Alles wat je doet, zou daarvan het stempel moeten dragen. Hoe meer je van Hem gaat houden, des te meer ga je de verkeerde dingen uit je leven wegdoen. Dan ga je steeds meer genieten van de gemeenschap met Hem, een gemeenschap die je straks in de hemel tot in eeuwigheid in volmaakte vorm zult beleven.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 1:4-9.
Verwerking: Noem nog meer rijkdommen die je in de Heer Jezus hebt ontvangen. Dank God daarvoor.
10 - 17 Verdeeldheid binnen de gemeente
10 Maar ik vermaan u, broeders, door de Naam van onze Heer Jezus Christus, dat u allen hetzelfde spreekt en dat er onder u geen scheuringen zijn; maar dat u vast aaneengesloten bent, één van denken en één van bedoeling. 11 Want mij is over u bekendgemaakt, mijn broeders, door de [huisgenoten] van Chloë, dat er twisten onder u zijn. 12 Ik bedoel dit, dat ieder van u zegt: Ik ben van Paulus, ik van Apollos, ik van Kefas, en ik van Christus. 13 Is Christus gedeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd, of bent u tot de naam van Paulus gedoopt? 14 Ik dank <God>, dat ik niemand van u gedoopt heb dan Crispus en Gajus, 15 opdat niemand kan zeggen, dat u tot mijn naam gedoopt bent. 16 Ik heb ook nog het huisgezin van Stéfanas gedoopt; verder weet ik niet of ik iemand anders heb gedoopt. 17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet krachteloos zou worden.
V10. Wat Paulus in vers 9 over de gemeenschap van Jezus Christus zegt, is het uitgangspunt voor de verzen die je zojuist hebt gelezen. Hij moet de Korinthiërs vermanen omdat ze zijn vergeten dat er maar één Persoon is door Wie ze bij elkaar horen. Paulus zet een dikke streep onder zijn vermaning door eraan toe te voegen “door de Naam van onze Heer Jezus Christus”. Daarmee wil hij zeggen dat zijn vermaning volledig ondersteund wordt door het gezag van de Heer Jezus.
Je zou je kunnen voorstellen dat de Korinthiërs daarvan onder de indruk moeten komen. Dat is nodig, omdat de Naam van de Heer Jezus voor hen niet meer de enige naam is. Andere namen zijn ook belangrijk geworden voor hen: Paulus, Apollos, Kefas (vers 12). Daardoor spreken ze niet meer “hetzelfde”. ‘Hetzelfde spreken’ betekent niet dat er op dezelfde toon of met dezelfde woorden gesproken wordt. Het ziet op de inhoud van de gesprekken. Die zou hetzelfde moeten zijn. De gesprekken zouden over dezelfde Persoon moeten gaan. De Heer Jezus wil graag uniek zijn voor de Zijnen. Hij kan geen genoegen nemen met een gedeelde belangstelling van de gemeente.
Het gevolg van een gedeelde belangstelling is dat er scheuringen ontstaan. Als de gelovigen hun blikken niet meer alleen op Hem richten, komt er verdeeldheid. Ze vormen niet meer echt één geheel. Uiterlijk lijkt dat misschien nog wel zo. De gelovigen komen nog wel in hetzelfde gebouw bij elkaar, maar van binnen zijn er ‘scheuren’. Een gebouw waarvan in de binnenmuur scheuren zijn ontstaan, moet worden gerepareerd, want anders worden de scheuren breder en zal er gevaar voor instorten ontstaan. Paulus gaat daarom verder met een oproep tot ‘reparatie’: ze moeten “vast aaneengesloten” zijn. Dat kan bereikt worden door weer “één van denken en één van bedoeling” te worden. Al die dingen die verdeeldheid brengen, moeten worden weggedaan en ze moeten zich weer gaan richten op de Ene.
V11. Er zijn in Korinthe gelukkig ook gelovigen die verdrietig zijn over de verdeeldheid die onder hen heerst, zoals de huisgenoten van Chloë. Zij hebben zich afgevraagd wat ze daar nu aan moeten doen. Ze zullen veel gebeden hebben. Ik denk dat de Heer hun duidelijk heeft gemaakt dat ze het Paulus maar eens moesten schrijven.
Dat is ook het beste wat wij kunnen doen. Als er dingen in de gemeente gebeuren die niet goed zijn, moeten we het ‘aan Paulus vragen’. Hij heeft van de Heer bijzondere mededelingen over de gemeente ontvangen. Als jij met bepaalde vragen over de gemeente zit, moet je in de Bijbel vooral de brieven van Paulus gaan lezen. De Korinthiërs hebben antwoord gekregen en dat krijg jij ook. Om de problemen heen draaien of doen alsof ze er niet zijn, is niet de oplossing voor de problemen. Als je tegen problemen aanloopt, zeg het dan eerst tegen de Heer en luister naar wat Hij zegt.
De huisgenoten van Chloë zullen niet achter de rug van hun medegelovigen om aan Paulus hebben geschreven, want Paulus noemt openhartig hun naam. Hij zegt dat hij van hen gehoord heeft hoe het er in Korinthe aan toegaat. De huisgenoten van Chloë zijn geen roddelaars. Het zijn betrouwbare mensen, van wie Paulus kan verwachten dat zij hem een juist beeld van de situatie in Korinthe voorstellen. Anders zou Paulus nooit op deze manier naar de Korinthiërs toe hebben gereageerd.
Het is fijn dat zij er zijn. Zulke mensen zijn ook nu in de gemeente goud waard. Meestal worden ze in de gemeente niet gewaardeerd en soms worden ze als lastig beschouwd omdat ze op het verkeerde wijzen. Toch is het belangrijk dat het gebeurt. Aan de misstanden wordt dan tenminste iets gedaan.
V12. Er zijn twisten onder de Korinthiërs, er wordt door de gelovigen platweg ruzie gemaakt. Dat komt omdat in Korinthe verschillende groepen zijn ontstaan, die ieder hun favoriete prediker hebben. De ene groep voelt zich sterk aangetrokken tot Paulus, dat is hun man. Wat een verborgenheden kan die man openbaren! Een andere groep volgt Kefas, dat is Petrus, na. Wat een man, zo geweldig vurig! Een volgende groep houdt het bij Apollos. Wat een spreker is die man! En dan zijn er ook nog die zeggen dat ze van Christus zijn. Deze laatsten zijn de ergsten.
Dat klinkt je misschien vreemd in de oren, maar toch is het zo. Paulus somt hier vier partijen op met elk een eigen partijhoofd. Moet je nagaan dat Christus een van hen is! Hij kan toch nooit op één lijn gesteld worden met wie dan ook? Toch is dat nou net wat de Korinthiërs doen. Christus wordt hier tot een partijhoofd gemaakt, naast Paulus en Petrus en Apollos. Wat deze partij hiermee zegt, is: ‘Wij zijn de enig goeden. Wie zich bij Paulus of Apollos of Petrus aansluit, hoort er niet bij.’ Maar iedere gelovige hoort bij Christus, hoewel hij zich misschien (helaas) heeft aangesloten bij de een of andere groep die zich noemt naar een bepaalde dienaar.
Christus is niet in een hokje te plaatsen – net zomin trouwens als Zijn dienaren aan het hoofd van een partij willen staan. Als Paulus dan ook zegt dat Christus niet gedeeld is, geeft hij daarmee aan dat Christus niet als partijhoofd door de een of andere groep is op te eisen. Dat beeld herken je vast en zeker in de christenheid om je heen. Wat een verdeeldheid! De ene groep noemt zich naar Luther, een andere naar Calvijn. Ook zijn er groepen en kerken waar mensen bij elkaar komen alleen omdat ze het eens zijn over bepaalde stukjes of onderwerpen uit de Bijbel, bijvoorbeeld de doop, terwijl anderen, die het daar niet mee eens zijn, zich daar niet bij kunnen aansluiten. Dat de Heer Jezus de Enige is door Wie christenen bij elkaar horen, is steeds meer op de achtergrond geraakt.
Ik wil met het voorgaande niet zeggen dat je maar moet doen alsof die kerkmuren en groepen er niet zijn. Wat je in elk geval niet moet doen, is je in een hokje laten indelen. Laat maar zien dat je alleen bij de Heer Jezus wilt horen en dat jij je daarbij verbonden weet met alle medegelovigen, in welke kerk of groep met een bepaalde naam ze zich (helaas) ook bevinden.
V13. Die verdeeldheid is in strijd met Christus. Hoe zou Hij “gedeeld” kunnen zijn, alsof Hij door Zijn werk verdeeldheid zou hebben gebracht en niet eenheid (Jh 11:51-52)? Paulus wil zelf ook geen partijhoofd zijn. Hij is toch niet voor de Korinthiërs gekruisigd? Ze hebben hun behoudenis toch niet aan hem te danken? Hij heeft hun alleen de boodschap van de behoudenis mogen brengen.
In vers 13 wordt voor het eerst in dit hoofdstuk over het kruis gesproken. Dat zal nog vaker gebeuren. Als je aan het kruis wordt herinnerd, denk je terug aan het oordeel dat God daar over de mens voltrok. En als de mens geoordeeld is, kan er geen ruimte meer zijn voor verdeeldheid, want verdeeldheid is iets wat de mens maakt. Ze zijn toch ook niet tot de naam van Paulus gedoopt?
V14-16. Dan zouden er trouwens maar weinig mensen bij hem horen, want hij heeft er slechts een paar gedoopt. Hij kan ze bij wijze van spreken op de vingers van één hand tellen. Hij kan zich twee gevallen herinneren. O ja, hij heeft ook nog het huisgezin van Stéfanas gedoopt. Het is alsof die naam hem ineens te binnen schiet. Hij pronkt niet met een groot aantal namen om zich op te beroemen alsof het trofeeën zijn die hem groot maken.
Paulus zegt dit niet om de betekenis van de doop te kleineren, maar hij vindt zichzelf gewoon onbelangrijk. Voor hem is alleen Christus belangrijk. Andersom vinden mensen het soms belangrijk door wie ze gedoopt zijn. Maar het is totaal onbelangrijk wie doopt of door wie je bent gedoopt. In de doop wordt iemand bij Christus gevoegd. Het gaat om Hem en niet om degene die doopt.
V17. Paulus heeft van Christus geen opdracht ontvangen om te dopen. Die opdracht hebben de twaalf discipelen ontvangen die de Heer Jezus op aarde zijn gevolgd. De opdracht die Paulus van Christus heeft ontvangen, is het evangelie te verkondigen. Dat moet niet gebeuren met wijsheid van woorden, want dan komt de persoon van Paulus weer op de voorgrond en dan wordt het kruis van Christus krachteloos.
Het kruis van Christus, daar gaat het om. Daar zit veel meer in dan je redding als zondaar. Als je naar het kruis kijkt, zie je daar hoe de heilige God de zonde haat en Zijn niets sparend oordeel over de zonde. Door het kruis zie je ook Zijn grote liefde voor jou, want daar zie je wat de Heiland in Zijn oneindige genade voor jou over heeft gehad in Zijn peilloze lijden en Zijn diepe vernedering. Je ziet daar het duivelse samenspel van de grenzeloze boosheid van de satan met de in de zonde gevallen mens. Je ziet daar ook hoe de mens in zijn hoogmoed wordt weggevaagd, hoe de zonde wordt weggedaan en hoe de satan wordt verslagen en overwonnen.
Het kruis is de plaats waar het oordeel heeft gewoed en is gedragen en waar God verheerlijkt is in Christus. Ja, op het kruis is de basis gelegd voor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar tot in alle eeuwigheid de heerlijkheid van God zal schitteren.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 1:10-17.
Verwerking: Denk na over het wonder van het kruis. (Doe dat vaak!)
18 - 25 Christus – de kracht en de wijsheid van God
18 Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan, dwaasheid; maar voor ons die behouden worden, is het kracht van God. 19 Want er staat geschreven: ‘Ik zal de wijsheid van de wijzen doen vergaan, en het inzicht van de verstandigen tenietdoen’. 20 Waar is [de] wijze? Waar [de] schriftgeleerde? Waar [de] redetwister van deze eeuw? Heeft God niet de wijsheid van de wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar in de wijsheid van God de wereld niet door de wijsheid tot kennis van God is gekomen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking te behouden hen die geloven. 22 Immers, Joden begeren tekenen en Grieken zoeken wijsheid, 23 maar wij prediken Christus, [de] Gekruisigde, voor Joden een aanleiding tot vallen en voor volken een dwaasheid, 24 maar voor de geroepenen zelf, zowel Joden als Grieken, Christus, [de] kracht van God en [de] wijsheid van God; 25 want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.
V18. Paulus stelt in deze verzen het contrast tussen het oude leven en het nieuwe leven voor. Er is voor hem geen tussenweg. Het kruis laat geen tussenweg open. Het gaat om verloren gaan of behouden worden. Daartussen staat het kruis.
Het “woord van het kruis” is niet populair. Tenminste, zoals het door God in Zijn Woord wordt voorgesteld. Dat kun je ‘het oude kruis’ noemen. In heel wat evangelieprediking worden de scherpe kantjes van het ‘woord van het kruis’ afgehaald, het wordt allemaal wat aantrekkelijker, wat minder radicaal voorgesteld. Dat kun je ‘het nieuwe kruis’ noemen. Het nieuwe kruis laat de mens verder leven zonder dat de motieven van zijn leven zijn veranderd. Het gaat hem nog altijd om zijn eigen plezier. Alleen hebben veel dingen nu een christelijk tintje gekregen. Maar het oude kruis laat helemaal niets van de mens over. Het is het symbool van verachting en smaad.
In de tijd dat de Heer Jezus in Israël leeft, wordt het volk door de Romeinen overheerst. De Romeinse manier van terechtstelling van een misdadiger is kruisiging. Dat is de gruwelijkste doodstraf die je kunt bedenken. Iemand die tot deze dood veroordeeld is, loopt met het kruis op zijn rug door de straten van de stad naar de plaats van de terechtstelling. Hij heeft afscheid genomen van familie en bekenden. Hij komt niet meer terug. Het kruis kent geen compromis, het maakt niets milder, het spaart niets, het doodt de mens eens en voor altijd.
De Korinthiërs zijn de echte betekenis van het kruis vergeten. Dat kun je direct al zien aan hun geruzie en verdeeldheid. Maar hoe is dat bij jou? Het is één ding te weten dat je door het kruis behouden bent, maar ernaar leven is iets anders. Voor de wereld, “voor hen die verloren gaan”, is het woord van het kruis dwaasheid. Natuurlijk begrijpen zij niets van de betekenis van het kruis. Dat de Zoon van God vrijwillig die plaats heeft ingenomen om daardoor een vijandig mens met God te kunnen verzoenen, is dwaasheid voor mensen die blind zijn voor hun eigen zondigheid en voor een God Die heilig is. Maar voor jou is het kruis de “kracht van God” en je bent erdoor behouden geworden.
V19-20. Al de wijsheid, de wijsbegeerte van de wereld, heeft nog nooit aan iemand de behoudenis kunnen geven. Er is en er wordt nog steeds heel wat gefilosofeerd over wie de mens is en hoe hij gelukkig zou kunnen worden. Heel wat theorieën zijn en worden nog steeds opgebouwd, de ene nog indrukwekkender dan de andere. Maar in het Oude Testament heeft God al gezegd dat Hij de wijsheid van de wijzen zal doen vergaan en het inzicht van de verstandigen zal tenietdoen (Js 29:14).
De wijsheid van de mens is iets dat uit de mens zelf voortkomt. In de brief aan de Efeziërs kun je lezen wat de mens zonder God is (Ef 4:17-19). Hoe zou zo’n mens ooit iets zinnigs kunnen aanreiken over de oorsprong, het bestaan en de toekomst van de mens? Al het denken van de mens vanuit zichzelf over zichzelf en al het zoeken van de mens naar de waarheid over zichzelf buiten God om, is zinloos. Wie zich daar toch aan toevertrouwt en daar bewondering voor heeft – en dat is het geval bij de Korinthiërs –, begrijpt niets van de wijsheid van God.
V21. De wijsheid van God gaat heel anders te werk. God kan niets, maar dan ook helemaal niets van de in zonde gevallen mens gebruiken om dat op te knappen en daar een nieuw begin mee te maken. Iemand die wij misschien voor de meest wijze mens houden, zal toch nooit met zijn verstand, zijn intellect, iets van God kunnen begrijpen. God richt zich niet in de eerste plaats tot het verstand van de mens, maar tot zijn geweten. Wie met zijn verstand over God gaat zitten redeneren, gaat Hem beoordelen. Alsof de mens de alwetende, almachtige, alomtegenwoordige God kan vangen binnen zijn eigen, bekrompen gedachten!
Wie God tot zijn geweten laat spreken, erkent dat het andersom is: God beoordeelt hém. Zo iemand krijgt oog voor de wijsheid van God zoals die in de “dwaasheid van de prediking” tot uiting komt. Is het niet dwaas om te luisteren naar iets wat door middel van woorden tot je komt, wat je niet kunt zien of betasten of met je menselijk verstand kunt beredeneren? Nee, dat is niet dwaas, want als je eenmaal de waarheid van die woorden hebt geloofd, ben je ook echt behouden.
V22. De Joden willen eerst wel eens tekenen of tastbare bewijzen zien, voordat ze geloven. De Grieken moeten het eerst met hun verstand kunnen beredeneren, voordat ze geloven. In beide gevallen is er natuurlijk geen sprake van geloof. Geloof is het vertrouwen dat zich richt op God. Je vertrouwt erop dat God het beste met je voorheeft, terwijl Hij toch met je afrekent, je moet oordelen.
V23. Zulke tegenstrijdigheden zijn niet door tekenen te bewijzen of door het verstand te beredeneren, maar voor het geloof is het allemaal te vinden in Christus, de Gekruisigde. De Joden willen zo’n Bevrijder niet. Stel je voor: hun trots, hun Messias, Die de vijand, de Romeinen, uit het land zou verjagen, sterft aan een kruis. De Grieken denken diepzinnig na over het wezen van de mens en geloven in hun eigen ideeën erover. Stel je voor: een zo hoogstaand wezen als de mens zou gered moeten worden door zoiets verachtelijks als een gekruisigde Mens.
V24. Wie door God geroepen is, zoals jij nu ook bent, of je nu een Jood of een heiden bent, weet het zeker: er is alleen redding door het kruis. Op het kruis zie je Christus. In Hem zijn de kracht van God en de wijsheid van God gebleken. De kracht van God is niet te vergelijken met de spierkracht van een mens. De kracht van God wordt gezien in de overwinning die de Zoon van God over de zonde, de satan en de dood heeft behaald. De vijand is verslagen, niet door geweld, maar door de overgave van de Heer Jezus tot in de dood. Het is een definitieve overwinning. Het is de kracht van Gods liefde die in Zijn Zoon naar jou is toegekomen en jou voor Hem heeft gewonnen.
V25. Alleen God heeft in Zijn wijsheid deze manier voor de redding van zondaren kunnen uitdenken. Nooit zou een mens op deze gedachte zijn gekomen. Zolang een mens niet in zijn geweten is geraakt, zal hij altijd proberen in eigen kracht en naar eigen inzicht zijn leven inhoud te geven. Tot op heden blijkt dat al het menselijk vernuft niet heeft geleid tot een gelukkige wereld. Wij weten dat dit nooit zal lukken.
Elke dag wordt het bewijs geleverd dat het dwaze van God wijzer is dan de mensen en dat het zwakke van God sterker is dan de mensen. Jij hebt begrepen en ervaren dat het ‘dwaze van God’ uitredding heeft gebracht in jouw uitzichtloze situatie en dat het ‘zwakke van God’ de kracht is die jou uit je ellende heeft opgetild en aan Zijn hart heeft gebracht.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 1:18-25.
Verwerking: Vergelijk de dwaasheid van de mens met de wijsheid van God.
26 - 31 Wie roemt, laat hij roemen in de Heer
26 Want kijkt naar uw roeping, broeders, dat er niet vele wijzen zijn naar [het] vlees, niet vele machtigen, niet vele aanzienlijken; 27 maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen, 28 en het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, <en> wat niets is, om wat iets is teniet te doen, 29 opdat geen vlees roemt voor God. 30 Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, Die ons geworden is: wijsheid van Godswege, gerechtigheid, heiliging en verlossing; 31 opdat, zoals geschreven staat: ‘Wie roemt, laat hij roemen in [de] Heer’.
V26. De Korinthiërs zijn kennelijk gevoelig voor wijsheid, macht en eer. Dat zijn de drie dingen waar Paulus in dit vers naar verwijst. Hij brengt hun het moment in herinnering dat ze door God geroepen zijn. Toen de roepstem van God in het evangelie tot hen kwam, behoorden zij toen tot de hogere klassen van de maatschappij? Waren er onder hen veel wijzen, machtigen en aanzienlijken die het evangelie hebben aangenomen? Het zijn juist deze mensen, die menen het evangelie niet nodig te hebben, die geen gehoor geven aan de roepstem van God.
Menselijke wijsheid, het denken van de mens, wordt hoog aangeslagen. De filosofen geven de indruk dat zij doordringen in het onzichtbare, het niet-tastbare gedeelte van de schepping, terwijl zij voor God geen plaats hebben. En als zij God al een plaats geven, is het een plaats die zij voor God bestemmen. In de wijsheid van de mens wordt de mens hoog aangeslagen en de alleen wijze God staat laag genoteerd.
Veel mensen komen onder de indruk van macht. Ze willen graag een bepaalde vorm van macht uitoefenen. Macht wordt in de wereld hoofdzakelijk uitgeoefend door geld en door geweld. Onderwerping aan macht gebeurt hoofdzakelijk uit eigen belang. Als je het niet doet, ga je eraan; als je het wel doet, word je er beter van. Het oog van de mens is daarop gericht. Hij ziet God daardoor niet, regelt zijn eigen leven, heeft God niet nodig en verklaart daarmee de macht van God als iets dat geen macht is.
Aanzien of eer is ook iets waar veel mensen naar streven. Er wordt jaloers gekeken naar mensen met een hoge positie of die een bijzondere onderscheiding hebben gekregen. Aanzien maakt de mens groot, terwijl God, Die alleen de eer toekomt, wordt vergeten.
De meeste mensen die door het evangelie gered worden, horen niet bij de wijzen, machtigen en aanzienlijken. Gelukkig zijn er ook onder wijzen, machtigen en aanzienlijken die hun schuld voor God erkennen en behouden worden. In de Bijbel staat daar een voorbeeld van, namelijk Jozef van Arimathéa. Van hem staat geschreven dat hij “een aanzienlijk raadsheer” was, die het koninkrijk van God verwachtte (Mk 15:43). Maar in het algemeen zijn de mensen die hun toevlucht tot de Heer Jezus nemen, mensen die in het leven stukgelopen zijn, die het niet hebben kunnen maken (vgl. 1Sm 22:1-2). Zo is het in elk geval bij de Korinthiërs.
V27-28. Paulus spreekt over mensen die God heeft uitverkoren als “het dwaze van de wereld” en “het zwakke van de wereld” en “het onaanzienlijke van de wereld en het verachte”. Bij zulke uitdrukkingen blijft er niets van je eigendunk over. God wil daarmee ook het schaamrood op de kaken van de wijzen en de sterken laten komen, die er nooit in geslaagd zijn een mens voor de eeuwigheid te behouden en hem geluk en vrede in het leven te geven.
Tot slot staat er nog iets wat werkelijk niets overlaat van de eigenwaan van de mens: God heeft “wat niets is” uitverkoren. Heb jij je wel eens zo gevoeld? Hoe meer je je dat bewust bent, des te meer zul je God dankbaar zijn dat Hij je heeft aangenomen.
V29. Zolang we nog ‘iets’ van onszelf belangrijk vinden, hebben we nog niet begrepen dat God niets van het vlees – de oude mens – kan aannemen. Hij heeft het immers moeten oordelen in Christus op het kruis? Telkens moeten we aan deze dingen herinnerd worden omdat we telkens weer gevaar lopen iets van het vlees, de oude mens, te gaan bewonderen. Er is werkelijk niets waarin de mens kan roemen voor God.
V30. God heeft radicaal afgerekend met de oude mens. Ook als van die oude mens weer iets in de christen naar buiten komt, verandert dat Gods oordeel daarover niet, want het kan voor Hem niet bestaan. Jij moet als christen leren daarmee om te gaan zoals God ermee omgaat. Je kunt er alleen toe komen om aan het oude geen enkele waarde meer toe te kennen door te zien op wat je nu geworden bent.
Jij bent ‘uit God in Christus Jezus’. Alles is van God uitgegaan. Hij heeft jou een nieuwe positie gegeven, een positie die de grootste wijsgeer je niet heeft kunnen geven. Zo kijkt Hij nu naar jou. Hij ziet je niet meer in verbinding met je oude leven, maar Hij ziet je in Christus, onlosmakelijk verbonden met Hem. Zo mag jij jezelf nu ook zien. Christus heeft het mogelijk gemaakt dat jij die prachtige plaats in Hem zou krijgen.
Wat de Heer Jezus voor ons geworden is, wordt door vier woorden aangegeven. Deze vier woorden geven een complete beschrijving van wat jij nu als christen bent.
1. “Wijsheid van Godswege.” In Christus heb je erkend dat de echte wijsheid alleen bij God te vinden is. Hij heeft een plan gehad tot redding van de mens dat geen mens ooit heeft kunnen uitdenken. Daardoor is God verheerlijkt, terwijl tevens is gebleken hoe waardeloos alles is wat de mens uitdenkt.
2. “Gerechtigheid.” Dat is het eerste wat je als zondaar nodig had om voor God te kunnen bestaan. De Heer Jezus heeft daarvoor gezorgd door Zijn dood en opstanding. Dit onderwerp is uitvoerig in de brief aan de Romeinen uiteengezet.
3. “Heiliging.” Heiliging betekent dat je apart bent gezet met een doel. Je bent nu iemand die niet meer bij de wereld hoort, maar bij God. God wil jou voor Zichzelf hebben als iemand die Hem verheerlijkt. Zo is de Heer Jezus door deze wereld gegaan als de Heilige en zo is Hij nu in de hemel. Omdat jij in Hem bent, ziet God jou nu ook zo.
4. “Verlossing.” Hier wordt niet de verlossing uit de macht van de zonde bedoeld. Die verlossing is gebeurd op het moment dat je gerechtvaardigd bent. De verlossing die hier bedoeld wordt, heeft te maken met de verlossing van je lichaam, zoals dat in Romeinen 8 staat (Rm 8:23). Dat gebeurt bij de komst van de Heer Jezus en is dan ook nog toekomst.
V31. Zo zie je dat God jou van het begin tot het eind in Christus geborgen heeft. Hij heeft alles gedaan. De mens blijft daarbij volledig uit het zicht. Het enige wat de mens kan doen, is alleen maar zijn onkunde tonen in het aandragen van oplossingen voor de problemen waarmee zoveel mensen zitten. Ook je eigen inspanningen hebben geen enkel ander resultaat gehad dan dat je steeds wanhopiger bent geworden in je zoeken naar rust en vrede. Nu je dat erkend hebt, blijft er toch niets anders meer over dan je in Hem te verheugen? Geef Hem daarom alle eer en roem!
Lees nog eens 1 Korinthiërs 1:26-31.
Verwerking: Vertel aan een ander wat het voor jou betekent dat je ‘uit God in Christus Jezus bent’.