Inleiding
In Zacharia 3 gaat het over het godsdienstige hoofd, de hogepriester. In Zacharia 4 gaat het over het politieke hoofd, de vorst.
Eerst wordt Gods ideaal voorgesteld, dat Israël een getuigenis voor Hem in de wereld zal zijn. Daarna zien we ook de kracht die God geeft om daaraan te beantwoorden.
1 Zacharia gewekt
1 De Engel Die met mij sprak, kwam terug en wekte mij, zoals iemand die uit zijn slaap gewekt wordt.
Het lijkt erop dat Zacharia door wat hij heeft gezien in een slaaptoestand is gekomen (vgl. Dn 8:18; 10:9-10). Hij moet wakker worden gemaakt omdat er nog meer te zien en door te geven is. Het is nog niet afgelopen.
Dat Zacharia wakker wordt gemaakt, veronderstelt dat dit nachtgezicht bijzonder bedoeld is voor een tijd van geestelijk ontwaken. Deze profetie wordt gegeven om hen te bemoedigen die het huis van God bouwen in een ‘overblijfseltijd’, dat wil zeggen in een tijd dat het volk van God door grote zwakheid wordt gekenmerkt. Dat wakker maken gebeurt door God of namens Hem, niet door menselijke tussenkomst. Alleen de Geest van God kan een ontwaken bewerken, waardoor God in staat wordt gesteld Zijn mededelingen te doen op een wijze dat ze ook worden begrepen en aangenomen.
2 - 3 De kandelaar en de twee olijfbomen
2 Hij zei tegen mij: Wat ziet u? Daarop zei ik: Ik zie, en zie, een kandelaar, geheel van goud, met een olievaatje aan de bovenkant ervan en daarbovenop zeven bijbehorende lampen met telkens zeven toevoerbuisjes aan de lampen, die daarboven zitten, 3 met twee olijfbomen ernaast, een aan de rechterkant van het olievaatje en een aan de linkerkant ervan.
Zacharia is gewekt. Hij is ontwaakt. Dan stelt de HEERE hem de vraag wat hij ziet. De vraag dwingt Zacharia nauwkeurig te kijken. Hij wordt opgeroepen om de grootste aandacht te geven aan wat hij ziet. Dan kan hij gedetailleerd beschrijven wat hij ziet. Hij ziet “een kandelaar, geheel van goud”. Zo een heeft er in de tabernakel gestaan (Ex 25:31-40).
Zacharia ziet ook hoe de olie, waardoor de zeven lampen van de kandelaar kunnen branden, naar die lampen gevoerd wordt. Aan de bovenkant van de kandelaar zit een olievaatje. Vanuit dit olievaatje lopen zeven toevoerbuisjes naar elk van de zeven lampen. Via deze toevoerbuisjes stroomt de olie naar de lampen. De olie in het olievaatje wordt geleverd door twee olijfbomen. Van de olijfbomen wordt de olie door twee toevoerbuizen naar het olievaatje aan de bovenkant van de kandelaar getransporteerd. Zo kan de kandelaar voortdurend blijven branden. Van de twee bomen staat er een aan de rechterkant en een aan de linkerkant van de kandelaar.
Dit beeld laat de constante, onbegrensde en door God bestuurde toevoer zien voor het licht dat Hij door middel van Zijn volk wil verspreiden. Hieraan komt geen menselijke hulp te pas, zoals dat wel bij de verzorging van het licht in de tabernakel en de tempel het geval is geweest. Alleen als Gods Geest – de olie is een beeld van Hem (1Jh 2:20,27) – elk detail bestuurt, kan de dienst tot heerlijkheid van God zijn.
De kandelaar is een beeld van de Heer Jezus. Hij is het licht van de wereld. We zien daarin de kracht van de Heilige Geest, die uitgaat van Christus, de Gezalfde. Zoals de kandelaar de lampen draagt, zo draagt de Heer Jezus de gelovigen. Tegen ons, de volgelingen van Christus, wordt gezegd dat wij het licht van de wereld zijn (Mt 5:14). Wij moeten onze lampen laten branden en ons licht laten schijnen in de wereld (Lk 12:35; Fp 2:15; Op 1:20). Daarvoor hebben wij de kracht van de Heilige Geest nodig.
4 - 5 Vraag naar de betekenis van het visioen
4 Ik antwoordde en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Mijn Heere, wat betekenen deze dingen? 5 Toen antwoordde de Engel Die met mij sprak, en zei tegen mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
De profeet blijft na het vertellen van wat hij ziet niet stil. Hij wil er ook de betekenis van weten en vraagt daarnaar. Hij stelt zijn vraag niet omdat hij de betekenis van de kandelaar niet kent. Daarvan is hij goed op de hoogte. Hij vraagt naar de betekenis van “deze dingen”, dat is het geheel van het nachtgezicht. Hij wil weten wat de kandelaar en de olijfbomen te zeggen hebben, wat de toepassing ervan is voor hem en de zijnen en voor hun omstandigheden.
De reactie van de HEERE geeft de indruk dat Hij veronderstelt dat Zacharia de betekenis toch had moeten weten. Maar Zacharia moet toegeven dat hij die niet weet. Hij doet dat met groot respect en eerbied voor de HEERE, Die hij aanspreekt met “Heere”, Adonai, dat is de soevereine Heer.
6 Niet door kracht, maar door Gods Geest
6 Daarop antwoordde Hij en zei tegen mij:
Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel:
Niet door kracht en niet door geweld,
maar door Mijn Geest,
zegt de HEERE van de legermachten.
De HEERE gaat vervolgens op de vraag van Zacharia in. Hij begint ermee te zeggen dat het antwoord “het woord van de HEERE tot Zerubbabel” is. Het woord van de HEERE is ten aanzien van toekomstige gebeurtenissen met het oog op de herbouw van de tempel. Zerubbabel is ontmoedigd door de tegenstand bij de herbouw. Nu wordt hij bemoedigd dat hij het niet van menselijke kracht, van eigen inspanning, hoeft te verwachten, maar dat de Geest van God garant staat dat het werk klaarkomt.
Bij “kracht” en “geweld” kunnen we denken aan een krachtige enkeling en aan het geweld van een menigte, waarbij het in beide gevallen om menselijke inbreng gaat. Al is iemand nog zo sterk en al zijn er nog zoveel mensen bij elkaar, niets ervan kan God gebruiken om Zijn werk te doen.
Dit zegt Hij Die geen menselijke kracht kan gebruiken en die ook niet hoeft te gebruiken, daar Hij “de HEERE van de legermachten” is. Alle aardse en hemelse legermachten zijn aan Hem onderworpen en staan Hem ter beschikking.
Met deze uitleg verklaart de HEERE dat het visioen spreekt van Gods Geest door Wie Zerubbabel Gods werk kan doen. Het resultaat van dat werk is het getuigenis van Gods heerlijkheid in de wereld.
Hoe belangrijk is dit woord ook voor onze dagen die vol zijn van comités, planningen, organisaties, budgetten, sponsoracties enzovoort. Omdat een werk voor God een door en door geestelijk werk is, kan dat nooit door menselijke inspanning, niet door eigen kracht of met gezag van anderen, worden verricht (vgl. Hs 1:7). Gods werk kan alleen slagen in de kracht van de almachtige, onfeilbare Geest van God.
Zoals de lampen van olie worden voorzien die komt van een bron die niet van menselijke makelij is, en ook zonder menselijke tussenkomst, gebeurt Gods werk niet via een menigte of door energieke en overredende mensen. Zwakheid is geen verhindering, maar juist een noodzaak wil God Zijn werk kunnen doen (2Ko 12:9a; 1Sm 14:6b; 2Kr 14:11; Hb 11:34).
7 Genade, genade
7 Wie bent u, grote berg?
Voor [de ogen van] Zerubbabel zult u een vlakte worden.
Hij zal de sluitsteen aandragen
[onder] luid geroep: Genade, genade zij hem!
Als de overtuiging er is dat Gods Geest werkt en werkelijk voldoende is om Gods werk te doen, kan de uitdagende vraag worden gesteld: “Wie bent u, grote berg?” Deze uitdagend klinkende woorden zijn geen hoogmoed, maar een uiting van het volste vertrouwen dat de “grote berg”, het indrukwekkende wereldrijk dat heerschappij heeft, het werk van God niet kan verhinderen (vgl. Jr 51:25; Op 8:8). In de “grote berg” kunnen we in algemene zin ook de kolossale moeilijkheden en hindernissen zien die als een berg oprijzen bij het doen van een werk voor God (Mt 21:21; Js 40:3-5; Ea 4:1-4,23-24; 5:1-5).
Zerubbabel zal met eigen ogen zien dat door Gods Geest zal worden verwijderd wat hem in de weg staat bij zijn werk om de herbouw te voltooien. Het geloof mag weten dat door de macht van Gods Geest de bergen van moeilijkheden “een vlakte” of een gebaande weg zullen worden.
De sluitsteen moet er nog op en dan is het werk klaar. Christus is het fundament en Hij is de Voleinder van het werk. De tempel, het heiligdom moet er komen om de kandelaar erin te zetten.
De laatste woorden van dit vers kunnen worden opgevat als een biddende wens dat Gods zegen voortdurend op dit werk zal rusten. Volharding, door de genade van God, bekroont het leven van de christen. De blijvende aanwezigheid van onze Heer in genade in Zijn gemeente op aarde tot aan Zijn komst is het getuigenis dat Hij Die haar heeft gegrondvest, haar ook in stand houdt.
De herhaling “genade, genade” benadrukt dat het vanaf het begin tot het einde alles genade is. Hindernissen verdwijnen voor het geloof, het werk wordt afgemaakt, alles is genade.
8 - 9 Belofte van de voltooiing
8 Het woord van de HEERE kwam tot mij:
9 De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest,
zijn handen zullen het ook voltooien.
Dan zult u weten
dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.
Het woord van de HEERE komt tot de profeet (vers 8). Het woord gaat over Zerubbabel. Hier ontvangt Zerubbabel een bevestiging dat hij eigenhandig het werk zal voltooien (vers 9). Het betekent voor hem een extra bemoediging. Deze belofte is letterlijk vervuld (Ea 6:15).
De ‘Mij’ Die gezonden is, aan het eind van vers 9, ziet niet op Zacharia, maar op de Messias (Zc 6:15; vgl. Zc 2:9,11; 3:2). Als de profetieën ten volle zijn vervuld en de nieuwe tempel is gebouwd, zal de Messias tot Zijn tempel komen. Dan zal iedereen erkennen dat Hij het is Die door God tot Zijn volk is gezonden.
10 De dag van de kleine dingen
10 Want wie veracht de dag van de kleine dingen,
terwijl die zeven blij zijn
als zij het tinnen gewicht zien in de hand van Zerubbabel?
Die [zeven] zijn de ogen van de HEERE,
die over heel de aarde trekken.
“De dag van de kleine dingen” is de dag waarop Hij kan werken met Zijn kracht die in de zwakheid van Zijn volk wordt volbracht. Ook zien we hier de zeven Geesten van God (Op 4:5) Die er toch zijn in de dag van de kleine dingen. Ze kunnen met weinig mensen zijn om Gods werk te doen. De massa is in Babel gebleven. Een rest slechts vat het werk aan om de priesterdienst te herstellen. Ze kunnen niemand dwingen, maar door de volle werkzaamheid van Gods Geest – het getal zeven spreekt van volheid – is toch een aantal mensen wakker geworden en aan het bouwen gegaan.
Van de gemeente in Filadelfia zegt de Heer Jezus dat zij “kleine kracht” heeft (Op 3:8). Maar Hij laat er direct op volgen: “U hebt Mijn Woord bewaard en Mijn Naam niet verloochend.” Daarom geeft Hij de belofte dat zij zullen zijn tot een pilaar in de tempel van Zijn God (Op 3:12). Dat mag nu al door ons in het geloof worden verwerkelijkt in de kracht van de Geest.
Het geringe en zwakke overblijfsel wordt blijdschap in het vooruitzicht gesteld als ze zullen zien hoe Zerubbabel het eindresultaat zal nameten en het zal blijken naar Gods maatstaven in orde te zijn. Hij doet dat met “het tinnen gewicht” als een paslood in zijn hand. Het laat zijn nauwe, persoonlijke betrokkenheid bij het werk zien.
“Die zeven” die “blij zijn”, “zijn de ogen van de HEERE” die alles zien wat op aarde gebeurt (2Kr 16:9a; Sp 15:3). De HEERE neemt zowel de tegenstand tegen Zijn werk waar als hen die voor Hem werken. Deze ogen zien nu met welgevallen op Zerubbabel die aan het bouwen is. Zerubbabel is een type van de Messias Die de tempel in het vrederijk zal bouwen (Ez 40-43). Zo ziet God ook met welgevallen naar ons als we voor Hem bouwen, al is het de dag van de kleine dingen. Maar de kracht van de Heilige Geest is aanwezig.
11 - 12 Vraag naar de betekenis van de olijfbomen
11 [Daarna] antwoordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijfbomen aan de rechterkant van de kandelaar en aan de linkerkant ervan? 12 En voor de tweede keer antwoordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijftakken die door twee gouden buisjes gouden [olie] uit zich weg laten lopen?
Het nachtgezicht is nog niet helemaal duidelijk voor Zacharia. Vandaar dat hij verder vraagt (vers 11). Hij stelt de vraag zelfs nog een keer, waarbij hij aan de vraag iets toevoegt waarvan hij ook graag de betekenis wil weten (vers 12).
In zijn herhaling van de vraag spreekt de profeet over de olie als “gouden [olie]”. In beeld wordt daarmee aangegeven dat de Heilige Geest een Goddelijk Persoon is, evenals Christus – voorgesteld in de gouden kandelaar – dat is. De twee gouden buisjes waardoor de olie loopt, kunnen we zien als de middelen waarvan God Zich bedient om de stroom van de Geest te laten lopen.
We kunnen denken aan voorschriften, maar ook aan dienaren van het Woord. De olie komt niet uit een dood reservoir, maar van levende olijfbomen die door God worden gevoed (vgl. Ps 52:10; Hs 14:7; Rm 12:1). De gouden stroom met olie staat ons ter beschikking in het werk dat de Heer ons opdraagt. Zowel de olie als de buisjes zijn van goud, wat inhoudt dat er in dit geval geen onderscheid is tussen de middelen waarvan de Heer zich bedient en dat wat Hij geeft. Hier is, om zo te zeggen, geen onderscheid tussen de zwakheid van het vat, de dienaar, en de schat in het vat, de Geest.
13 - 14 Wat de olijfbomen voorstellen
13 Toen sprak Hij tot mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere. 14 Daarop zei Hij: Dat zijn de twee gezalfden, die bij de Heere van heel de aarde staan.
De Heere beantwoordt de vragen van Zacharia eerst met een wedervraag (vers 13). In de wedervraag klinkt weer de veronderstelling door dat hij zou kunnen weten wat de betekenis van deze dingen is (vers 5). Weer moet hij erkennen dat hij de betekenis niet weet en weer doet hij dat met groot respect en eerbied voor de HEERE, Die hij opnieuw aanspreekt met “Heere”, Adonai, dat is de soevereine Heer.
Dan krijgt hij de verklaring (vers 14). De twee olijfbomen “zijn de twee gezalfden” (letterlijk ‘zonen van olie’). Ze staan “bij de Heere [Adonai] van heel de aarde”. Ze staan in een positie waarin dienaren wachten op orders van hun heer. Ze stellen Jozua en Zerubbabel voor, de twee gezalfden. In het Oude Testament zien we dat koningen – Zerubbabel staat in de koninklijke lijn – en priesters – Jozua is hogepriester – worden gezalfd met het oog op hun dienst.
De twee olijfbomen, een beeld van de Koning en de Priester, Christus, leveren de olie voor het getuigenis van de HEERE aangaande de Messias. De Heer Jezus doet altijd alles door de Heilige Geest. We zien dat tijdens Zijn leven op aarde vóór het kruis, Zijn werk op het kruis en Zijn leven na het kruis in de opstanding. Ook straks in het vrederijk zal Hij alles doen in de kracht van de Heilige Geest, zoals blijkt uit dit visioen (vgl. Js 11:2).
In Openbaring 11 lezen we ook over twee getuigen die “de twee olijfbomen en de twee kandelaars” worden genoemd en “die vóór de Heer van de aarde staan” (Op 11:4). Hun getuigenis heeft het karakter van Mozes en Elia. Mozes was koning en Elia offerde voor Israël als priester. De Heer Jezus is de Koning-Priester. De twee getuigen leggen daarvan getuigenis af. In die moeilijke tijden doen ze dat door de kracht van de Heilige Geest.