Inleiding
Nahum noemt nog eens de reden van het oordeel over Ninevé. Het oordeel komt vanwege de vele zonden van de stad (verzen 1-7). Dat oordeel kan zij net zomin afwenden als No-Amon dat heeft kunnen doen (verzen 8-13). Het oordeel zal haar ondanks alle hulpmiddelen vol verschrikking treffen (verzen 14-19).
1 Wee de bloedstad
1 Wee de bloedstad,
een en al leugen,
vol buit!
Het roven houdt niet op.
De stad is vol geweld en leugen. Geweld en leugen zijn de twee uitingen van de zonde waaronder alle zonden zijn begrepen (vgl. Gn 6:11). Ze zijn er als het ware een samenvatting van. Ninevé schijnt uitgebroed te zijn door de geest van zijn stichter Nimrod, die een machtig jager was voor het aangezicht van de HEERE en die zijn rijk op bloed heeft gebouwd (Gn 10:8-9).
Ninevé is “de bloedstad” en “een en al leugen” omdat alle buit in de stad door bloedvergieten en bedrog is verkregen. Niets ervan is voor anderen bestemd. Het dient alles tot bevrediging van de eigen begeerten. En het roven gaat nog steeds door omdat de begeerte onverzadigbaar is. Het is nooit genoeg. Het is daarmee een beschrijving van de ongebreidelde hebzucht die vandaag de mensheid in zijn algemeenheid kenmerkt.
2 - 3 Het strijdtoneel
2 Zweepgeknal,
het geluid van ratelende wielen,
galopperende paarden,
hotsende wagens,
3 steigerende ruiters,
vlammende zwaarden
en bliksemende speren,
een menigte gesneuvelden
en een massa dode lichamen.
Ja, aan lichamen [komt] geen einde,
men zal struikelen over hun lichamen!
Aan de situatie van het vorige vers komt een dramatisch einde. De profeet beschrijft op levendige wijze, alsof hij oog- en oorgetuige is, de aanval op en de bestorming van de stad Ninevé (vgl. Na 2:3-5). Het begint met “zweepgeknal” (vers 2), wat erop wijst dat de paarden tot steeds grotere snelheid worden aangejaagd. De “ratelende wielen” kondigen hoorbaar de komst van de vijand aan. De “galopperende paarden” zijn onstuitbaar in hun ren naar Ninevé. Ze lopen zo hard, dat de wagens die ze trekken, over de hobbelige ondergrond heen en weer en op en neer hotsen.
Behalve bemande strijdwagens met paarden ervoor zijn er ook bereden paarden (vers 3). De ruiters zijn ook klaar voor de strijd. Ze steigeren met hun paarden, ze slaan erop los met hun vlammende zwaarden en werpen hun speren met de snelheid van de bliksem.
De slachting is groot: vier keer wordt er gewezen op de lijken – waarvoor in het Hebreeuws drie verschillende woorden worden gebruikt – die als een spoor door het binnengevallen leger worden nagelaten. Er zijn zoveel lijken, dat de overwinnaars er in hun opmars over struikelen. Zoals er is gezegd van de rijkdom, dat daaraan geen einde komt (Na 2:9), zo wordt dat hier gezegd van de dode lichamen.
4 De reden van het oordeel
4 Vanwege de vele hoererijen van de hoer,
die verleidelijke schoonheid, meesteres in toverijen,
die volken verkocht heeft met haar hoererijen,
en geslachten met haar toverijen.
Nahum noemt de reden van het oordeel, “vanwege”. Ninevé wordt vergeleken met een verleidelijke, knappe hoer, die vele volken in haar netten heeft gevangen. Ze lijkt hierin op “het grote Babylon, de moeder van de hoeren” (Op 17:1-6). Ninevé is knap, ze heeft grote aantrekkingskracht op andere volken die ook die weelde willen. Het oordeel komt over haar omdat ze als een hoer mensen heeft aangetrokken door wat ze heeft aan te bieden. Ze heeft occulte praktijken aangeboden, seksuele verdorvenheid, valse godsdienst, politieke gunsten, onbeschaamde welvaart en mateloos plezier in een arme ten onder gaande wereld. Met deze verleidingen heeft ze zelfs Gods volk benaderd om hen ertoe te bewegen zich aan haar over te geven (2Kn 18:31-32).
Drie keer wordt in dit vers haar hoererij genoemd, waardoor wel duidelijk haar walgelijke bezigheden getekend worden. Hoererij betekent verraad, ontrouw, verdorvenheid en wellustige begeerte. Zij hult zich in het kleed van de liefde en onder de schijn daarvan bevredigt zij haar lust naar macht en rijkdom.
Bij haar hoererij maakt ze gebruik van toverij. Ze is een hoer en een heks. Haar hoererij is niet afgoderij zoals bij Israël, dat met de levende God in verbinding staat. Zij legt zich toe op toverij. Het is haar manier van politiek bedrijven, het sluiten van een bedrieglijke vriendschap en arglistige politiek, waarmee zij andere staten heeft omstrengeld en in haar macht heeft gekregen. Toverij is het betoveren van iemand om hem daardoor aan zich te binden. Zowel toverij als hoererij veronderstelt een controle die wordt uitgeoefend door verborgen, geheime middelen die dodelijk in hun uitwerking zijn. Izebel was een vrouw van hoererij en toverij (2Kn 9:22; vgl. Op 21:8; 22:15).
‘Volken verkopen’ wil zeggen hen van hun vrijheid beroven en in slavernij brengen door middel van hoererijen. ‘Geslachten’ zijn kleinere volksstammen, volkjes.
5 - 6 De passende straf
5 Zie, Ik zál u, spreekt de HEERE van de legermachten:
Ik zal de zomen van uw [kleding] optillen boven uw gezicht;
Ik zal de heidenvolken uw naaktheid laten zien,
de koninkrijken uw schande.
6 Ik zal weerzinwekkende dingen op u werpen,
u te schande maken
en u te kijk zetten.
De behandeling die zij krijgt, past bij een hoer. Op het gebied waar zij zondigt, ligt ook haar straf (Js 47:3; Ez 16:37-41; Jr 13:26). De HEERE Zelf zal bewerken dat de bewondering van allen die zich met haar hebben ingelaten, in afschuw verandert. Het is het beeld van een in ongenade gevallen hoer, die oud en onaantrekkelijk is geworden. Haar naaktheid, haar ware gedaante, wordt onthuld. Ze wordt nu met afschuw en minachting behandeld. Als we mensen tot zonde verleiden, zullen ze ons daar uiteindelijk niet voor bedanken, maar voor verachten.
Het wil niet zeggen dat zij die zich met haar hebben ingelaten, beter zijn. Ze zijn net zo slecht. Maar hier gaat het om het oordeel over Ninevé. Ze zal het kenmerk van de grootste verachting dragen. Vuil op iemand werpen is een beeld van de smadelijkste behandeling en verachting. Ze zal te kijk worden gezet, wat betekent dat ze een voorwerp van openlijke smaad zal zijn.
7 Ninevé is zonder iemand die troost
7 Dan zal het gebeuren dat allen die u zien,
bij u vandaan zullen vluchten
en zeggen: Ninevé is verwoest!
Wie zal haar zijn medeleven betuigen?
Waar zal ik troosters voor u zoeken?
Naties zullen met verbazing naar Ninevé kijken. Maar er zal geen natie zijn die medelijden met haar heeft omdat zij haar ondergang heeft verdiend. Zij die van niemand de vriend is geweest, heeft ook niemand die haar beklaagt. Wie God afwijst, heeft geen trooster (vgl. Kl 1:2,9). Er is geen hoop voor Ninevé.
De uitdrukking “medeleven betuigen” is letterlijk ‘het hoofd schudden’. Het schudden van het hoofd is een uiting van medeleven wanneer iemand in groot verdriet is, waarmee als het ware wordt gezegd: ‘Ik kan het ook niet begrijpen waarom deze smart jou getroffen heeft.’
8 - 10 Ninevé niet beter dan No-Amon
8 Bent u beter dan No-Amon,
dat aan de rivieren ligt,
[met] water eromheen,
[met] de zee als vestingwal,
haar muur [bestaat] uit zee?
9 Cusj en Egypte waren haar kracht
en er [kwam] geen einde aan.
Put en Libië
waren er tot uw hulp.
10 Ook zij ging in ballingschap,
in gevangenschap.
Zelfs haar kleine kinderen werden verpletterd
op de hoeken van alle straten.
Over haar aanzienlijken
wierpen zij het lot
en al haar groten
werden in boeien geslagen.
Ninevé zal zichzelf niet van de ondergang kunnen redden door haar macht. Deze ijdele hoop ontneemt de profeet haar door in de verzen 8-10 op de val het machtige No-Amon in Egypte te wijzen (Jr 46:25; Ez 30:14-16). No-Amon of Thebes was de hoofdstad van Opper-Egypte. De stad werd in 663 v.Chr. door de Assyriërs ingenomen en geplunderd, ongeveer vijftig jaar voor de ondergang van Ninevé. Ondanks de grootte van de stad, beschermd door water, sterke muren en een machtig leger, is het de Assyriërs gelukt de stad te veroveren.
Behalve de natuurlijke ligging die bescherming bood, had ze tot sterkte de onder haar bevel staande legers van verschillende volken (vers 9). Maar ook de sterke bondgenoten, waaraan de stad extra kracht en hulp ontleende, waren onmachtig om de stad van de ondergang te redden. Ondanks al haar voordelen was de stad gevallen en was er gruwelijk, zonder medelijden, met haar gehandeld door de Assyriërs (vers 10).
Ninevé had kunnen leren van No-Amon. Wat ze bij No-Amon had gedaan, zal bij haar worden gedaan. Waarom zou zij anders zijn? Bij God is geen aanzien des persoons. Zoals ze anderen heeft behandeld, zal ze nu zelf worden behandeld.
11 Ninevé wordt gelijk aan No-Amon
11 Ook u zult dronken worden,
zich verbergen;
ook u zult een vesting zoeken vanwege de vijand.
Nu de val van No-Amon is beschreven, kan nog nadrukkelijker door Ninevé haar eigen lot worden gezien in wat ze zelf met No-Amon heeft gedaan. Het dronken zijn ziet hier op het gevolg van Gods handelen, op de beker van Gods toorn die ze moet drinken. De grote stad Ninevé zal verborgen en onvindbaar worden. Dat is met Ninevé gebeurd. Het is onder het woestijnzand verborgen. Later is het weer opgegraven. De schuilplaats die zij tegen de vijand zullen zoeken, zullen ze niet kunnen vinden en niemand zal hun die aanbieden.
12 - 13 Ninevé, een toonbeeld van zwakheid
12 Al uw vestingen
zijn vijgenbomen met vroegrijpe vruchten:
als zij geschud worden,
vallen ze de eter in de mond.
13 Zie, uw volk: vrouwen zijn [het],
te midden van u.
De poorten van uw land
zullen voor uw vijanden wijd geopend worden.
Vuur zal uw grendels verteren.
Nahum gebruikt twee beelden om het gemak aan te geven waarmee de vijand haar zal overwinnen. De vestingen zijn vijgenbomen die met gemak worden geschud zodat de vijgen eraf vallen en direct worden genuttigd. Zo gemakkelijk vallen de burchten in de handen van de vijand.
Hun soldaten zijn vrouwen, zo zwak is de tegenstand die wordt geboden (vgl. Js 19:16; Jr 50:37; 51:30). Er is niets over van hun ‘leeuwenverschijning’ (Na 2:11-12). Er is geen tegenstand bij het ingaan van de stad die door hen met vuur wordt verbrand. Dit alles overkomt de eens zo sterke stad. Het is een stad zonder kracht en zonder toekomst geworden.
14 Ironische oproep tot verdediging
14 Put voor uzelf water voor de belegering,
versterk uw vestingen.
Stap in de klei en treed het leem,
grijp de steenvorm.
Ten slotte ontneemt de profeet de met schuldbeladen stad de laatste steun voor haar hoop: het vertrouwen op haar vestingen en haar talrijke bevolking. De volgende beschrijving is weer ironisch bedoeld. De profeet adviseert hun met het oog op de lange belegering alle voorzorgsmaatregelen te nemen om de vijand buiten de poort te houden. De eerste behoefte is water. Verder moet ze de stad versterken waar dat maar mogelijk is. Daartoe moet ze klei bewerken en daarvan stenen maken. Er moet een voorraad worden aangelegd om de bressen die de vijand slaat weer te dichten.
15 Ninevé totaal verwoest
15 Vuur zal u daar verteren,
het zwaard u uitroeien,
het zal u verteren als de treksprinkhanen.
Vermeerder u als de treksprinkhanen,
vermeerder u als de veldsprinkhanen.
Ondanks alle maatregelen zal de vijand de stad met vuur verbranden. Ook het zwaard van de vijand zal zijn verwoestende werk doen. Het resultaat zal zijn dat het zal lijken alsof een sprinkhanenplaag de stad heeft getroffen. Waar treksprinkhanen hebben huisgehouden, is alles kaalgevreten en is er niets groens meer over.
De oproep om zich te vermeerderen als de sprinkhanen is weer ironisch bedoeld. De Assyriërs hebben zich voortdurend uitgebreid. Nu aan die uitbreiding een definitief einde is gekomen, klinkt die oproep als een bespotting.
16 Alle handel is verdwenen
16 U hebt uw handelaars talrijker gemaakt
dan de sterren aan de hemel.
De treksprinkhaan zal vervellen en wegvliegen.
De toename van het aantal handelaars is als de vermeerdering van de sprinkhanen van het vorige vers. Ninevé heeft zich op haar economische groei beroemd. Ze heeft die zelfs vergeleken met de sterren aan de hemel. Door de Tigris heeft Ninevé verbinding met de zee en daardoor een grote handelsmogelijkheid. Ook hierdoor is de stad tot grote welvaart gekomen. Maar alles wat de kooplieden hebben verzameld, zal worden geroofd. Diezelfde sprinkhanen die als symbool van hun vermeerdering dienen, zullen verdwijnen zodra het met hun welvaart is gedaan. Het zullen ‘mooi-weer vrienden’ blijken te zijn.
17 Ninevé is van de aardbodem verdwenen
17 Uw hovelingen zijn als de veldsprinkhanen,
uw ambtenaren als een sprinkhanenzwerm
die zich op de omheiningen legert op koude dagen.
Gaat de zon op, dan vliegen zij weg,
zonder dat hun [verblijf]plaats bekend wordt.
Waar zijn zij [gebleven]?
Vorsten en het hele ambtelijke apparaat, die even talrijk zijn als de handelaars (vers 16), zullen verdwijnen zonder een spoor achter te laten.
De manier waarop Nahum het oordeel over Ninevé in de verzen 15-17 beschrijft, laat zien dat hij een woordkunstenaar is. De Assyriërs hebben hun rijk opgebouwd door vermenigvuldiging van macht, rijkdom en mensen in menigte als sprinkhanen, alles alleen voor hun eigen bevrediging. Nu gaat hun rijk ten onder als slachtoffer van het eigen belang dat ze hebben nagestreefd. Er blijft niets van over, er is zelfs niets van terug te vinden. Het is definitief verloren gegaan.
Rijkdom is betrekkelijk. Het kan zomaar vleugels krijgen en wegvliegen (Sp 23:4-5). Daarom moeten we er op de goede manier naar kijken en mee omgaan. Onze aardse bezittingen gebruiken we op de goede manier als we ze gebruiken met het oog op de toekomst. Wat we weggeven voor Gods koninkrijk, zijn we niet kwijt, maar is een investering die zijn rendement zal opleveren als Christus komt om Zijn rijk op te richten.
18 De leiders gedood, het volk verstrooid
18 Uw herders sluimeren, koning van Assyrië,
uw machtigen liggen terneer.
Uw volk is verstrooid over de bergen
en niemand zal het bijeenbrengen.
De verzen 18-19 zijn direct gericht tot de “koning van Assyrië”. Hij is de ziel van het kwaad van Ninevé. In hem is alle kwaad samengebald en hij is de uitvoerder ervan. Tegen hem wordt gezegd dat ook de samenhang van de adellijke klasse – de “herders” of heersers en de “machtigen” – instort. Hun lot wordt met ironische dubbelzinnigheid door Nahum beschreven. “Sluimeren” heeft de betekenis van doodsslaap (vgl. Ps 76:6; Js 56:10; Jr 51:39) en niet van zorgeloosheid of onoplettendheid.
De herders van de koning van Assyrië hebben alleen zichzelf geweid. Zij hebben de kudde, het Assyrische volk, in het kwaad geleid en verstrooid. De bergen in het noorden van Assyrië zullen vervuld zijn van verstrooide bewoners (vgl. Nm 27:17; 1Kn 22:17; Zc 13:7). “Dan zal hij tot zijn einde komen, en geen helper hebben” (Dn 11:45).
19 Ninevé is onherstelbaar verwoest
19 Er is geen heling voor uw breuk,
uw wond is pijnlijk.
Allen die het gerucht over u horen,
klappen om u in de handen,
want over wie is uw kwaad niet voortdurend heen gekomen?
Het boek eindigt (vgl. Na 1:15) met de reactie van hen die van deze gebeurtenissen horen. Ongeveer een halve eeuw na de profetie van Nahum is zijn profetie in vervulling gegaan. De stad is in 612 v.Chr. gevallen en verwoest door het bondgenootschap van Meden en Babyloniërs. Er zal vreugde over de verwoesting van Ninevé zijn bij allen die van haar te lijden hebben gehad. En wie heeft er niet van haar te lijden gehad? Maar dat zal nooit meer gebeuren, want het “kwaad” dat “voortdurend” over iedereen heen is gekomen, is beëindigd.