1 - 6 Het gevaar van de tong
1 Laten niet velen leraars worden, mijn broeders, daar u weet dat wij een des te strenger oordeel zullen ontvangen. 2 Want wij struikelen allen dikwijls. Als iemand in [het] woord niet struikelt, die is een volmaakt man, in staat ook het hele lichaam in toom te houden. 3 Als wij nu de paarden tomen in de monden doen opdat zij ons gehoorzamen, dan besturen wij ook hun hele lichaam. 4 Zie, ook de schepen, hoewel zij zo groot zijn en door harde winden worden voortgedreven, worden door een zeer klein roer gestuurd waarheen de opzet van de stuurman wil. 5 Zo is ook de tong een klein lid en zij beroemt zich op grote dingen. Zie, hoe zo’n klein vuur zo’n groot bos aansteekt. 6 Ook de tong is een vuur, de wereld van de ongerechtigheid. De tong is onder onze leden gesteld als dat wat het hele lichaam bevlekt en de loop van de natuur in vlam zet en door de hel in vlam gezet wordt.
Je hebt in Jakobus 1-2 praktisch onderwijs gehad, een praktijk omstraald met hemels licht. Die praktijk kan, zo heb je in Jakobus 1 gezien, alleen werkelijkheid zijn als er nieuw leven is. Dat wil zeggen dat alleen nieuwe schepselen (Jk 1:18) het geloof in praktijk kunnen brengen. In Jakobus 2 is je aandacht gericht op een voorwerp voor het hart: de Heer der heerlijkheid (Jk 2:1), het centrum van de nieuwe schepping. Door Hem word je aangetrokken om een rechte koers door de wereld te gaan. Er is nog iets nodig en dat is wijsheid die evenals het geschenk van het nieuwe leven van boven neerdaalt (Jk 3:17; vgl. Jk 1:17-18).
V1. Voordat Jakobus over deze wijsheid van boven gaat spreken, stelt hij eerst op indringende wijze het gevaar van de tong aan je voor. De tong is de nauwkeurigste graadmeter van wat er in je hart aanwezig is. Niet voor niets zegt de Heer Jezus dat de mond spreekt uit de overvloed van het hart en dat we op grond van onze woorden gerechtvaardigd of veroordeeld zullen worden (Mt 12:34b,37).
Jakobus spreekt zijn broeders aan op een neiging die velen schijnen te hebben en wel om zich als leraar te presenteren. Hij bedoelt met leraar zijn het innemen van een plaats boven anderen om die anderen even te vertellen hoe het allemaal moet. Hij heeft het niet over de leraars in de gemeente die door de verheerlijkte Heer als gaven aan Zijn gemeente zijn gegeven (Ef 4:11). Het kan niet zo zijn dat Jakobus tegen die leraars spreekt.
Het gaat om hen die iets willen zijn wat God hun niet heeft gegeven. Het is hetzelfde als met rijk willen worden, wat iets anders is dan wanneer God iemand rijk maakt. Jakobus waarschuwt dat je eraan moet denken dat je een des te strenger oordeel zult ontvangen als je leraar wilt zijn. Als je leraar wilt zijn zonder zelf eerst onderwezen te zijn, zal uit je woorden blijken dat je niet weet waarover je het hebt. Je zult er echter wel naar beoordeeld worden.
Het is op zichzelf genomen niet verkeerd als je ernaar verlangt om anderen te onderwijzen en het is ook goed dat daar ruimte voor is in de samenkomst van de gemeente. Dat lijkt ook hier het geval te zijn, want deze vermaning zou overbodig zijn als de vrijheid tot spreken niet openstond voor alle broeders. Alleen lijkt het er ook op dat het dringen werd bij het spreekgestoelte. Het is als bij de Korinthiërs bij wie Paulus ook een rem moest zetten op hun drang om zich te uiten (1Ko 14:27-33).
Als je een ander wilt leren in de goede zin van het woord, zul je eerst zelf onderwijs moeten hebben ontvangen aan de voeten van de Heer Jezus (Lk 10:39). Hij geeft Zelf het goede voorbeeld. Hij heeft een tong van een geleerde gekregen, dat wil zeggen van iemand die onderwijs heeft ontvangen (Js 50:4). Hij heeft altijd geluisterd naar Zijn Vader. Hij gaf niets door, tenzij Hij het van Zijn Vader had gehoord. Daarom kon Hij met de vermoeide vrouw bij de bron van Jakob spreken en haar alles zeggen wat zij gedaan had (Jh 4:6,29). Hij kon spreken omdat Hij geopende oren had (Ps 40:7).
V2. Nog een aanwijzing om niet al te gretig te zijn om leraar te willen zijn, zijn de struikelingen die we in onze woorden hebben. Als je eerlijk naar jezelf kijkt, moet je dan niet toegeven, dat het regelmatig gebeurt dat je niet in de juiste woorden weergeeft wat je bedoelt? Achteraf moet je toch wel eens constateren dat er in wat je hebt gezegd, het een en ander niet juist was. Het tekent je zwakheid en dat moet je je goed bewust zijn.
Als je volmaakt bent in je woordgebruik, als je je tong volkomen onder controle hebt, zul je ook al je daden en de weg die je gaat onder controle hebben. De Heer Jezus is de Enige Die nooit in woorden is gestruikeld, waardoor ook alleen Hij volmaakt was in alles wat Zijn lichaam deed. Voor ons is het belangrijk op onze tong te letten, want die vormt ons grootste struikelblok.
V3. Jakobus wil de werking van de tong en de uitwerking van zowel een goed als een verkeerd gebruik ervan toelichten aan de hand van voorbeelden uit de natuur. Je houdt je lichaam in toom door je tong in toom te houden. Het is hetzelfde als met het in toom houden van paarden. Om een paard in toom te houden, doe je het een toom en bit in de mond (vgl. Ps 32:9). Zo kun je het hele paard naar je hand zetten en het laten gaan waarheen je wilt. Dat grote lichaam van het paard is helemaal in jouw macht door het kleine toom dat het in zijn mond heeft.
Paarden worden vooral ingezet in de strijd. We kunnen dit voorbeeld in die zin toepassen op een woordenstrijd. Juist dan is het belangrijk onze tong in bedwang te houden. Vaak zeggen we juist in een woordenstrijd dingen waarvan we later veel spijt hebben.
V4. Het tweede voorbeeld is dat van een groot schip dat zich laat voortdrijven door de harde wind in de zeilen. Toch is het geen speelbal van de wind en de golven. Dat grote schip heeft namelijk een, in verhouding tot het grote schip, klein roer. Dat kleine roer wordt gestuurd door een stuurman. Als de stuurman met vaste hand het roer stuurt, gehoorzaamt dat grote schip aan de stand van het roer. De stand van het roer bepaalt waar het schip heengaat en niet de wind.
Dit voorbeeld van de schepen op zee kunnen we toepassen op onze reis op de levenszee die we bevaren en waarbij we blootstaan aan allerlei winden. Gebeurtenissen in ons leven brengen ons in beroering. Als we weten dat de Heer Jezus aan het roer van ons levensschip staat, weten we dat die gebeurtenissen ons niet toevallig overkomen. Het zal verhinderen dat we met onze mond zondigen, zoals we dat zien bij Job (Jb 2:10). We blijven op de juiste koers als we gericht zijn op de Heer en de thuishaven bij Hem.
V5. Na de positieve voorbeelden van het gebruik of liever het onder controle houden van de tong, gaat Jakobus over op het verderf dat de tong vaak veroorzaakt. Hij heeft laten zien hoe de tong als een klein lid grote machten in bedwang kan houden. Nu laat hij zien hoe de tong als een klein lid een ontembare macht is die grote verwoestingen aanricht.
De tong is een lid waardoor de hoogmoed van de mens en zijn onafhankelijkheid van God zich op de arrogantste wijze uiten (Ps 12:5). De tong is het instrument waardoor de mens zich beroemt op grote daden. Je beluistert het dagelijks in de taal die politici bezigen. Zonder de geringste bescheidenheid sommen ze alles op wat ze naar hun eigen overtuiging tot stand hebben gebracht. Hun beloften doen ze in dezelfde, zichzelf reusachtig overschattende, bewoordingen. Het zou een schande zijn als gelovigen zich van zulk verwaten taalgebruik zouden bedienen.
Door brallende, overdreven taal is al vaak de vlam in de pan geslagen. Jakobus zegt niet voor niets dat de tong een vuur is. Het is weliswaar een klein vuurtje, maar het is ermee als met een luciferhoutje dat in staat is een groot bos of een grote houtmassa aan te steken. Kijk maar naar de zondeval en alle gevolgen daarvan. De zonde van de tong is de eerste zonde die in de schepping is binnengekomen. Het vuur dat in het paradijs is ontstoken, verwoest tot op vandaag de levens van alle mensen. Allen die zich niet bekeren, zullen tot in eeuwigheid aan dit vuur zijn overgeleverd.
V6. Het is het vuur dat in de hel brandt en dat door de tong naar buiten komt. In de tong is “de wereld van de ongerechtigheid” samengevat.
Onder alle lichaamsdelen neemt de tong de plaats in van ‘vlekkenveroorzaker’. Je kunt nog zoveel goede daden verrichten en daardoor veel goodwill kweken, maar als je een keer iets zegt waarover anderen struikelen, ben je voor altijd een getekende. De mensen zullen zich blijven herinneren wat je hebt gezegd en je dat blijven nadragen. Er is een niet te verwijderen vlek op je kleed van goede daden gekomen.
Je hebt trouwens niet alleen in je persoonlijke leven met de gevolgen van een verkeerd gebruik van de tong te maken. De hele natuur, de manier waarop het natuurlijke leven zich ontwikkelt en verloopt, wordt door de tong in vlam gezet. Uitspraken die op allerlei gebied worden gedaan zonder God erin te betrekken, lokken een reactie uit die de zaak alleen maar erger maken en tot grotere verwoesting leiden. Het vuur vreet om zich heen. Dit vuur is uiteindelijk uit de hel afkomstig, waarmee de mens zonder God in verbinding staat. Geen mens wil dat toegeven. Mensen zonder God loochenen het bestaan van de hel, maar Jakobus laat de werkelijkheid zien.
Lees nog eens Jakobus 3:1-6.
Verwerking: Welke positieve en welke negatieve elementen zijn er in de tong aanwezig?
7 - 18 Twee bronnen
7 Want elke natuur, zowel van wilde dieren als van vogels, van kruipende dieren als van zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur, 8 maar de tong kan geen enkel mens temmen; zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. 9 Met haar zegenen wij de Heer en Vader, en met haar vervloeken wij de mensen die naar Gods gelijkenis gemaakt zijn. 10 Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Dit moet niet zo zijn, mijn broeders. 11 De bron laat toch niet uit dezelfde opening het zoete en het bittere opwellen? 12 Kan een vijgenboom soms olijven voortbrengen, mijn broeders, of een wijnstok vijgen? Evenmin kan een zoute [bron] zoet water geven. 13 Wie is wijs en verstandig onder u? Laat hij zijn werken tonen uit zijn goede wandel in wijze zachtmoedigheid. 14 Maar als u bittere jaloersheid en twistzucht in uw hart hebt, roemt en liegt dan niet tegen de waarheid. 15 Dat is niet de wijsheid die van boven neerkomt, maar zij is aards, ongeestelijk, demonisch. 16 Want waar jaloersheid en twistzucht is, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk. 17 Maar de wijsheid die van boven is, is in de eerste plaats rein, vervolgens vreedzaam, inschikkelijk, gezeglijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd. 18 [De] vrucht van [de] gerechtigheid nu wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede maken.
V7. “De menselijke natuur” heeft het in zich om alle dieren met hun natuurlijke drang naar ongebondenheid te temmen, dat wil zeggen aan zich te onderwerpen. De mens is in staat de wildste, de snelste en de ongrijpbaarste dieren, de hoogste vliegers en de diepste zeemonsters te vangen en te bedwingen.
V8. De mens is superieur aan alle geschapen wezens, maar de tong is de baas van de mens. Misschien kun jij wel je tong in bedwang houden. Dat is alleen mogelijk door de kracht van de Heilige Geest. Als je Hem de heerschappij geeft in je leven, kan Hij het nieuwe leven in jou door je tong tot uiting brengen.
Over de tong van een ander heb je echter geen enkele zeggenschap. Geen mens is in staat de tong van een ander te bedwingen. De tong “is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn”. Tegen giftige dieren kun je je wapenen of hen opsluiten, zodat ze je geen kwaad doen, maar het is onmogelijk het dodelijke venijn van de tong te voorkomen. De tong van de natuurlijke mens wordt vergeleken met een slang en zijn woorden met dodelijk addergif (Ps 140:4; Rm 3:13-14).
V9. Ik denk dat je volmondig met deze scherpe karakterisering van de tong instemt. Maar pas op. Ineens richt Jakobus de punt van de pijl op jou, terwijl hij ook zichzelf erbij insluit. Hij spreekt over belijdende gelovigen en daar hoor jij ook bij. Wat doe je met je tong? Je prijst er “de Heer en Vader” mee en je vervloekt er “de mensen” mee “die naar Gods gelijkenis gemaakt zijn” (Gn 1:26-27; 1Ko 11:7).
V10. Hoe is het mogelijk dat er “uit dezelfde mond … zegen en vloek” voortkomt? Of herken je dit niet? Heb jij nooit iemand iets akeligs toegewenst omdat die ander je slecht behandelde, terwijl je toch ook God hebt geprezen voor de goedheid en genade die Hij jou heeft bewezen? Nou, dat is wat Jakobus bedoelt en wat niet mogelijk zou moeten zijn. Je kunt in een samenkomst de Heer Jezus en de Vader prijzen en vlak daarna, als je bij iemand op bezoek bent, je medegelovigen of ook ongelovigen met je tong zwart maken.
V11. Jakobus wijst een dergelijk dubbelhartig gebruik van de tong radicaal van de hand. Hij verduidelijkt het oneigenlijke van een dergelijk gebruik door enkele voorbeelden uit de natuur. In de natuur is het onmogelijk dat tegenovergestelde dingen uit een en dezelfde bron komen. De tong vormt een uitzondering op die algemene, vanzelfsprekende regel. De tong kan helaas wel tegenovergestelde woorden uiten. De tong, gezien als een bron, kan wel het zoete én het bittere laten opwellen. De tong kan wel op het ene moment geestelijke uitspraken doen en op een volgend moment vleselijke uitspraken doen.
Jij bent in staat om op het ene moment een zoet woord te spreken, een woord dat aangenaam is, en op een ander moment een bitter woord, een woord waarin verbittering tot uiting komt. Bedenk echter dat beide niet uit dezelfde, dieper gelegen, bron voortkomen. Het goede, “zoete” woord komt uit het nieuwe leven voort, het “bittere” komt uit de oude natuur voort.
Daarom is het belangrijk erop te letten welke natuur gezag over je tong heeft. Door het nieuwe leven kun je met een nieuwe tong spreken, dat wil zeggen dat je sinds je bekering op een andere manier kunt praten dan in de tijd dat je de Heer Jezus niet kende. Als daar nog weinig van te merken is, kan de oorzaak daarvan zijn dat je hart vaak weinig vervuld is van de Heer Jezus.
V12. Elke uiting geeft aan uit welke bron die uiting voortkomt. Kwaadspreken van een medemens komt voort uit de oude mens. Een lofprijzing aan God komt voort uit de nieuwe mens. Aan de vruchten ken je de boom (Mt 12:33). In de natuur is het logisch dat elke boom de vrucht voortbrengt die bij die boom hoort en geen vrucht die bij een andere boom hoort. Het is dwaas om te veronderstellen dat je van een vijgenboom olijven zou kunnen plukken of vijgen van een wijnstok. Zo is het even onmogelijk dat je zoet water kunt drinken uit een zoute bron. Wat in de natuur onmogelijk is, kan helaas bij de gelovige wel zo zijn.
V13. Er is echter een middel dat ons helpt onze tong goed te gebruiken. We kunnen onze tong goed gebruiken als we wijs zijn en als we ons bewust zijn in welke tijd wij leven. We leven in de eindtijd. In zo’n tijd kunnen we het ons eenvoudig niet veroorloven om verkeerd om te gaan met onze tong, bijvoorbeeld om anderen onderuit te halen. In de eindtijd worden we aangesproken om “wijs en verstandig” te zijn. Daarom klinkt de vraag wie ‘wijs en verstandig’ is.
De profeet Hosea spreekt daar ook over (Hs 14:10). Hosea beschrijft de wegen van God met Israël. Gods wegen monden uit in een wereld vol vrede onder de heerschappij van de Heer Jezus. ‘Wijs en verstandig’ is hij die de les uit de wegen van God trekt en die toepast in zijn leven. Je kunt uit het verleden van Gods volk leren hoe je moet leven. Ook in Psalm 107 klinkt aan het einde van die psalm die vraag naar aanleiding van de wegen van God (Ps 107:43).
Het lijkt erop dat Jakobus aan die beide verzen heeft gedacht. Dat hij die vraag stelt, betekent dat niet iedereen wijs en verstandig is, maar dat hij de enkeling, jou, wil aanspreken. In Israël was sprake van slechts één stam waarvan gezegd kon worden dat die verstandig was in het verstaan van de tijden (1Kr 12:32).
Als je begrijpt dat je in de eindtijd leeft, weet je dat het niet aankomt op woorden, maar op daden. Het gaat om “een goede wandel in wijze zachtmoedigheid”. Zo’n wandel heeft niets met slapheid, maar juist met kracht te maken. Alleen is het geen natuurlijke kracht, maar geestelijke kracht. Je ziet dat volmaakt in het leven van de Heer Jezus op aarde. Je kunt het van Hem leren (Mt 11:29). Als je van Hem leert en het in je leven in praktijk brengt, ben je een bemoedigend voorbeeld voor anderen (Dn 11:33).
V14. Maar, zegt Jakobus, van zo’n wandel komt niets terecht als je “bittere jaloersheid en twistzucht” in je hart hebt. Je bent jaloers als je een ander misgunt wat hij heeft omdat jij het niet hebt en het zelf ook wilt hebben. Dat geldt zowel voor stoffelijke als voor geestelijke zaken. Een dergelijke jaloersheid uit zich in twistzucht. Er ontstaat ruzie over wat je de ander misgunt. Grote woorden vliegen uit je mond. Jij hebt toch minstens zoveel recht op wat die ander heeft!
Zo kom je tot een liegen “tegen de waarheid”. Je gaat in tegen de waarheid van Gods Woord waarin we zien dat we allemaal verschillend zijn en dat we ook allemaal verschillend in het leven en ook in de gemeente staan.
V15. Een dergelijke opstelling geeft geen blijk van een wijsheid die je van boven hebt ontvangen, maar integendeel van een wijsheid die van beneden is. Het is geen Goddelijke, hemelse wijsheid, maar een “aardse” wijsheid. Het is geen wijsheid die van de Geest van God komt, maar van je natuurlijke gevoelens, je ‘onderbuikgevoelens’. Het is een “ongeestelijke” wijsheid, want het gaat om de bevrediging van je vleselijke behoeften. Deze wijsheid is ingegeven door de overste van de demonen, de duivel, de vader van de leugen (Jh 8:44) en is dan ook “demonisch” van karakter.
V16. Je ziet het in de gevolgen van “jaloersheid en twistzucht”. Jaloersheid en twist veroorzaken niets anders dan “wanorde” en een praktijk die allerlei vormen van kwaad vertoont.
V17. Het is mogelijk om die wijsheid in te leveren en te veroordelen en daarvoor in de plaats je te laten leiden door de wijsheid die van boven is. Dat houdt in dat je naar Christus kijkt Die de wijsheid van God is (1Ko 1:24,30). Zo wordt Hij ook aan de gemeente in Kolosse voorgesteld en daarom was daar geen wanorde, maar orde en vastheid in het geloof (Ko 2:3,5).
1. Het eerste kenmerk van de wijsheid van boven is dat zij “rein” is. Jakobus benadrukt dit kenmerk door te zeggen dat reinheid in de wijsheid “de eerste plaats” inneemt. De volgende kenmerken vloeien daaruit voort. Reinheid is een eerste vereiste omdat het gaat om God Zelf Die rein is. Hij kan nooit in verbinding worden gebracht met zonden (Jk 1:13). Als er zonde in je leven is, kun je niet geleid worden door de wijsheid van boven en kan er ook van de volgende kenmerken van de wijsheid geen sprake zijn.
2. Als je de zonde belijdt, ben je weer rein (1Jh 1:9) en kun je “vervolgens vreedzaam” zijn en vredestichtend je weg gaan. Zo spreekt de Heer Jezus erover in de bergrede, waar op reinheid ook vrede volgt (Mt 5:8-9).
3. Je zult ook “inschikkelijk” kunnen zijn, dat wil zeggen dat je niet op je rechten gaat staan en dingen voor jezelf opeist.
4. Je bent ook “gezeglijk”, dat is aanspreekbaar en corrigeerbaar.
5. Verder raak je, als je je laat onderwijzen door de wijsheid die van boven is, “vol barmhartigheid en goede vruchten”, wat in je leven zichtbaar zal worden, zoals dat ook bij de Heer Jezus het geval was.
6. Je staat als “onpartijdig” boven partijvorming en laat je niet in een bepaald kamp trekken.
7. Tenslotte ben je “ongeveinsd”, wat betekent dat je geen huichelaar bent. Je doet je niet anders voor dan je bent.
V18. Dat alles mag je in de wereld laten zien en tegenover anderen in praktijk brengen. Deze zeven kenmerken van de wijsheid die van boven is, zijn “[de] vrucht van [de] gerechtigheid”. Ze komen voort uit gerechtigheid. Als ze in praktijk worden gebracht, worden ze als het ware gezaaid. Deze vruchten kunnen alleen “in vrede gezaaid” worden. Vrede is het motief om deze vrucht te zaaien.
En wat levert deze vrucht op? Vrede (Ps 85:11). Als je vrede maakt, als je een vredestichter bent (Mt 5:9), oogst je vrede. Je oogst wat je zaait (Gl 6:7b). Je bent voortdurend aan het zaaien. Alle woorden die je uitspreekt en alle daden die je doet, zijn zaad dat door jou wordt uitgestrooid.
Als je woorden en daden ingegeven zijn door de wijsheid van boven, zul je een prachtige vrucht, de vrede, oogsten. Je geniet dan nu al van wat in het komende vrederijk overal op aarde aanwezig zal zijn.
Lees nog eens Jakobus 3:7-18.
Verwerking: Hoe kun je de wijsheid van boven in je leven laten werken?