‘De eerste mens’ en de doop
Er is niet het geringste schakeltje in ‘de eerste mens’ waardoor hij nog aan God verbonden zou zijn. Dat klopt ook met wat de Bijbel op andere plaatsen zegt, zoals: “Er is niemand die goed doet, er is er zelfs niet één” (Rm 3:12). Dit laat geen uitzondering toe. Jij valt ook onder dit getuigenis. Wie daarvan niet ten volle overtuigd is, kan niet worden gedoopt. Als jij je laat dopen, stem je namelijk in met dit radicale oordeel over jou. De doop betekent dat je dit oordeel van God over ‘de eerste mens’ van harte erkent. Dat wil zeggen dat jij zonder tegenwerpingen aanvaart en belijdt dat jij de dood verdiende.
Tegelijk weet je dat Christus, ‘de tweede mens’, in jouw plaats de dood van de zondaar is gestorven. In genade heeft Hij alles op Zich genomen wat jij verdiende. Door je te laten dopen ‘rechtvaardig je God’, dat wil zeggen dat je God gelijk geeft dat Hij jou als zondaar moest oordelen. Je legt daarvan door middel van de doop op een voor iedereen zichtbare manier getuigenis af.
Natuurlijk getuig je ook door je manier van leven van je geloof in de Heer Jezus. Je zult niet meer na schooltijd met je medestudenten de kroeg in duiken. Maar of je nu student, werknemer, huisvrouw, chef, directeur of wat dan ook bent, je veranderde ‘lifestyle’ zal vragen oproepen. Juist door de doop getuig je, zonder woorden, maar o zo indringend, dat het oude voorbij is en dat je een nieuw leven leidt. Je getuigenis begint met de doop.
Ik zei al dat de doop onlosmakelijk aan de bekering is verbonden. Dat verzin ik niet, dat wordt duidelijk uit de teksten die we nu samen gaan bekijken.
Wie gelooft, is behouden
We beginnen met een bekend en belangrijk vers in Markus 16 waar het verband tussen bekering en doop duidelijk blijkt: “Wie gelooft en gedoopt is, zal behouden worden” (Mk 16:16).
Voordat ik ga vertellen wat deze tekst betekent, is het nodig eerst te zeggen wat hij niet betekent. Er is namelijk gebleken dat dit vers aanleiding geeft tot misverstand. Op het eerste gezicht lijkt deze tekst te zeggen dat geloof niet voldoende is om behouden te worden. Er staat immers dat je, om behouden te zijn, niet alleen moet geloven, maar ook nog gedoopt moet zijn: ‘Wie gelooft én gedoopt is’. Om dit misverstand uit de weg te ruimen, is het goed te bedenken dat het woord ‘behouden’ in meerdere betekenissen voorkomt.
Als Paulus tegen de gevangenbewaarder in Handelingen 16 zegt: “Geloof in de Heer Jezus en u zult behouden worden” (Hd 16:31) wil dat zeggen dat geloof in de Heer Jezus genoeg is om gered te worden voor de eeuwigheid. Hij rept met geen woord over de doop. Het is zoals het in Johannes 3 staat: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven” (Jh 3:36). Een van de rovers die naast de Heer Jezus was gekruisigd, is een prachtig voorbeeld van iemand die voor eeuwig behouden is, zonder gedoopt te zijn. Hij beleed vlak voor zijn dood zijn geloof in de Heer Jezus, toen hij tot Hem zei: “Jezus, denk aan mij, wanneer U in Uw koninkrijk komt.” Het schitterende antwoord dat hij van de Heer Jezus te horen kreeg, maakt ondubbelzinnig duidelijk dat deze man behouden was: “Voorwaar, Ik zeg u: vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn” (Lk 23:42-43).
Wie bekeerd is, hoeft er daarom nooit aan te twijfelen waar hij of zij in de eeuwigheid zal zijn!
Behouden door de doop
De behoudenis die het gevolg is van de doop moet daarom met iets anders te maken hebben dan met het eeuwig in de hemel zijn. Dat is ook zo. De doop heeft uitsluitend te maken met ons verblijf op aarde. De doop heeft alleen betekenis voor deze aarde en heeft niets te maken met de hemel. De plaats waar we heengaan, de hemel, is een schitterende plaats, omdat daar de Heer Jezus is. Bij Hem zullen we eeuwig zijn. Maar als we op aarde bij Christus willen zijn, kunnen we alleen maar bij Hem zijn op de plaats van Zijn verwerping. Op aarde en voor het oog van deze wereld lig je eruit als je je bij Hem voegt. En je voegt je bij Hem als je wordt gedoopt.
In Markus 16 wordt de doop in één adem genoemd met geloof: “Wie gelooft en gedoopt is, zal behouden worden” (Mk 16:16). Behouden voor de eeuwigheid word je door geloof alleen. Maar wie echt gelooft in de Heer Jezus als Degene Die voor zijn zonden stierf, zal ook graag op aarde bij Hem willen horen. Deze twee dingen horen bij elkaar: in Hem geloven voor de eeuwigheid én in de praktijk van je leven laten zien dat je van Hem bent. Als ik zeg, dat ik wel in de eeuwigheid in de hemel bij Hem wil zijn, maar hier op aarde liever niet hoor bij Christus Die verworpen is, dan ben ik een huichelaar.
Wat in Markus 16:16 staat, komt uit de mond van de Heer Jezus Zelf. Hij Zelf doet hiermee een beroep op ieder die in Hem gelooft, om zich bij Hem te voegen en in Zijn verwerping te delen. Door je te laten dopen voeg jij je bij een verworpen Heiland. Denk je niet dat dit voor Hem een grote vreugde betekent? Denk je niet dat het Hem aan de andere kant veel verdriet zal doen als we ons schamen om Zijn verwerping met Hem te delen?
Doop alleen betekenis voor het leven op aarde
De doop heeft alleen betekenis voor ons leven op aarde. Deze betekenis is niet in één oogopslag duidelijk als je de verschillende teksten over de doop op een rij zet. Ik moet eerlijk zeggen dat het bij mij ook even heeft geduurd, voordat ik begreep waarom de doop alleen van betekenis is voor het leven op aarde. Ik kan me levendig voorstellen dat je echt wel even tijd nodig hebt om dit aspect van de doop helder te krijgen. Maar het feit dat je dit boekje leest, bewijst dat je die tijd er voor over hebt. Ik van mijn kant wil je graag op weg helpen, want het is echt van het grootste belang dat je goed ziet dat de doop alleen te maken heeft met jouw leven op aarde.
Dat de doop alleen te maken heeft met de aarde, is steeds de achtergrond waartegen je de teksten die over de doop gaan, moet lezen. Het feit dat de doop niet te maken heeft met de eeuwigheid en de hemel, maar alleen met de tijd dat je als kind van God op aarde leeft, betekent overigens niet dat de doop niet zo belangrijk is! Voor God is de doop belangrijk, zoals voor Hem alles belangrijk is wat met Zijn Zoon, Jezus Christus te maken heeft. Daarbij doet het er niet toe of het nu gaat om de hemel of dat het gaat om de aarde. Voor God is er in de hemel én op de aarde maar één Persoon om Wie het gaat, en dat is Zijn Zoon. Daarom geeft Hij in Zijn Woord aan dat wie met Zijn Zoon de plaats in de hemel wil delen, ook zal delen in de plaats die Zijn Zoon op aarde had en heeft.
Dat je in de hemel bij Hem hoort, dat wist je al. Dat je deelt in Zijn plaats op aarde laat je zien door je te laten dopen. Door het geloof in Zijn Naam ben je door Hem aangenomen en gered en zul je in de hemel komen. Maar je bent nog niet bij Hem in de hemel. Je bent nog op aarde, waar God nog steeds oneer wordt aangedaan en waar de zonde heerst. Hier werd Christus tot zonde gemaakt en hier is Hij gestorven. De enige mogelijkheid om te laten zien dat je op aarde bij Hem hoort, is door je te laten dopen.
Gedoopt tot de dood van Christus
Zoals ik al zei, voeg jij je door je te laten dopen bij een gestorven Christus. Je bent gedoopt tot de dood van Christus. Deze uitdrukking kom je tegen in Romeinen 6:3. Door je te laten dopen, laat je in beeld zien dat jij ook in de dood bent gegaan. Toen Christus stierf onder het oordeel van God, stierf jij daar ook. Als je wordt gedoopt, getuig je daarmee dat je tot Zijn dood wordt gedoopt. Je neemt door je te laten dopen dezelfde plaats in als Christus op aarde had. Weet je wat het laatste was dat de wereld van de Heer Jezus zag toen Hij op aarde was? Dit, dat Hij dood aan het kruis hing en daarna in een graf werd gelegd. De wereld had Hem verworpen en gedood. Daarom bestaat Hij voor de wereld niet meer en gelooft de wereld niet in Hem. Die plaats deel jij met Hem als jij je laat dopen.
Je wordt, zoals Romeinen 6 zegt, “tot Zijn dood gedoopt” (Rm 6:4). Het oordeel van God rust op de hele wereld met uitzondering van twee plaatsen. De eerste plaats is het kruis van Christus, want daar is Gods oordeel over Hem heengegaan en is dat oordeel volledig uitgeoefend over de zonden van ieder die gelooft. De tweede plaats is het graf van de Heer Jezus, want daar werd de gestorven Jezus neergelegd als bewijs van het voltrokken vonnis over de zonden. Door de doop voeg jij je bij de gestorven Jezus in Zijn graf.
Wat betekent het om in een graf te worden gelegd? Wie wordt begraven, wordt onder de grond gestopt. De begrafenis is voorbij en het leven gaat verder. Niemand bekommert zich meer om iemand die begraven is. Dat is sinds de begrafenis van Christus nog steeds de plaats die de wereld Hem geeft. Hij heeft afgedaan. Dat is de plaats die jij door je te laten dopen, vrijwillig inneemt. Je voegt je door je te laten dopen bij Hem op aarde.
Dopen en zonden afwassen
Dit aspect – dat de doop alleen te maken heeft met het leven van de christen op aarde – zul je steeds weer terug vinden in andere teksten die over de doop gaan. Laten we eens kijken naar de doop van Paulus. Toen hij tot bekering gekomen was, kreeg hij te horen: “Sta op, laat je dopen en je zonden afwassen” (Hd 22:16). Waren zijn zonden dan nog op hem? Was hij, zoals in 1 Korinthiërs 15 gezegd wordt, nog in zijn zonden (1Ko 15:17)? Nee, zijn zonden waren hem vergeven. Ananias noemt hem immers “broeder” (Hd 9:17)! Zijn zonden waren afgewassen “door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1Ko 6:11). Alleen, net als we hebben gezien bij de betekenis van het woord ‘behoudenis’ in Markus 16 (Mk 16:16), is het ook hier belangrijk te kijken naar het verband waarin een uitdrukking voorkomt. Als je dan kijkt naar 1 Korinthiërs 6 wordt duidelijk dat het daar gaat om het afwassen van de zonden voor de eeuwigheid (1Ko 6:11). In die betekenis was Paulus al van zijn zonden afgewassen bij zijn bekering. Zou hij gestorven zijn, voordat hij was gedoopt, dan ging hij als een van zijn zonden gereinigd mens naar de hemel om voor eeuwig bij de Heer Jezus te zijn.
Maar, ik herhaal het en zal dat vaker zeggen omdat hierover geen misverstand mag bestaan, er is ook nog zoiets als bij de Heer Jezus zijn op aarde. Ook met het oog op zijn leven op aarde was het noodzakelijk dat Paulus’ zonden werden afgewassen. Zolang hij niet gedoopt was, zag God hem nog als iemand die hoorde bij de wereld waarin hij leefde. God wist wat er in het hart van Paulus was, maar Hij wilde ook dat Paulus tegenover de wereld om hem heen duidelijk maakte dat hij niet meer een van hen was. Door gehoorzaam te zijn aan de opdracht om zich te laten dopen, kon iedereen die deze christenvervolger kende, het zien: zijn zonden zijn weggewassen! Vanaf het moment dat hij was gedoopt, kon de wereld geen beslag meer op hem leggen alsof hij er nog bij hoorde. Vanaf zijn doop rekende God hem niet meer als in verbinding met deze wereld.
Ik hoop dat je nu een beetje beter begrijpt, waarom de doop juist voor de aarde belangrijk is.
Doop en oordeel
Voor ik met je naar een volgende tekst ga, wil ik je een verhaaltje doorgeven dat ik een tijdje geleden las en dat je misschien helpt de betekenis van de doop nog iets beter te begrijpen. Het verhaaltje zegt iets over het oordeel van God en hoe iemand die zich laat dopen dit oordeel ondergaat. Het oordeel van God rust op deze wereld.
Ik heb er al op gewezen dat er twee plaatsen zijn waarop het oordeel niet rust, omdat het daar al geweest is: het kruis en het graf. Het oordeel komt echter wel over de wereld omdat die in het boze ligt (1Jh 5:19; Jh 12:31). De gelovige is al geoordeeld in het oordeel dat God over Christus bracht op het kruis. Hij erkent dat door zich symbolisch te laten begraven in het water van de doop.
Het volgende verhaaltje kan duidelijk maken hoe God de wereld en het watergraf ziet. Voor de afwisseling gaat het deze keer niet over water, maar over vuur (dat trouwens in de Bijbel steeds naar oordeel verwijst). Op een enorme prairie staat een boerderij. Tot zijn grote schrik ziet de boer in de verte een grote prairiebrand die door de wind zijn kant wordt opgeblazen. Hoe kan die boer nu aan het alles verterende vuur ontkomen? Hij begint het stuk prairie in de directe omgeving van zijn boerderij te verbranden. Als het vuur van de grote brand bij zijn boerderij komt, zie je dat de brand links en rechts om de boerderij heen verder trekt. De boerderij blijft gespaard, omdat alles om de boerderij heen al verbrand was. Daar was, om zo te zeggen, het oordeel al geweest. Het grote vuur had daar niets meer te verteren.
Zo kun je ook kijken naar de wereld waarin je leeft en waarvoor het grote oordeel van God dreigend naderbij komt, terwijl jij door de doop laat zien dat het oordeel over jou al voltrokken is.
Doop en vergeving van zonden
Het zal duidelijk zijn dat het doopwater geen zonden voor God kan wegnemen. Dat kan alleen door het bloed van de Heer Jezus. Het doopwater is gewoon water en dit water heeft geen enkele mystieke werking op iemands innerlijk. Het afwassen van de zonden door de doop heeft dan ook alleen te maken met het innemen van de plaats die God de christen op aarde geeft. Zolang je niet gedoopt bent, maak jij nog steeds deel uit van deze wereld. Dan heb je nog niet op aarde je plaats ingenomen met de Heer Jezus in Zijn dood. God ziet dan jouw leven op aarde nog steeds in verbinding met ‘de eerste mens’. Daarin komt een radicale verandering, zodra jij gedoopt wordt, want dan word jij door de doop gevoegd bij Christus in Zijn dood.
De volgende tekst waar ik met jou naar wil kijken, is in Handelingen 2. Daar lezen we: “Bekeert u, en laat ieder van u gedoopt worden in de naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden” (Hd 2:38). Wat geldt voor het ‘afwassen van zonden’ door de doop (Hd 22:16), geldt ook voor de ‘vergeving van zonden’ door de doop. Ook hier is geen sprake van enige mystieke, verborgen werking van het doopwater. Zoals we naar Handelingen 22:16 hebben gekeken, moeten we ook kijken naar Handelingen 2:38.
Staat er nu dat je zonden pas worden vergeven als je bent gedoopt? Ja, dat staat er. Maar ik zeg er direct bij dat deze vergeving te maken heeft met de plaats die jij voor God hier op aarde inneemt. Als jij je hebt bekeerd, mag je er zeker van zijn dat God jou je zonden heeft vergeven. Lees maar wat staat in Kolossenzen 1 (Ko 1:14). Door het werk van de Heer Jezus kon God jou de vergeving van je zonden schenken en daardoor ben je volmaakt geschikt om voor eeuwig in de hemel te zijn (Hb 10:10,14-18). Nog eens: verlossing door het bloed heeft te maken met de hemel en de eeuwigheid.
Maar jouw bekering heeft ook te maken met je leven op aarde. Zolang jij niet gedoopt bent, ziet God jou op aarde nog steeds als een van die talloze mensen die nog geen vergeving van zonden hebben. Een verandering in jouw positie op aarde kan alleen gebeuren door de doop. Ik denk dat je juist door Handelingen 22:16 en Handelingen 2:38 al een beetje gaat begrijpen, hoe belangrijk God het vindt dat jij je laat dopen.
Zo denkt God erover en ieder die Zijn Woord serieus neemt, zal graag net zo gaan denken over de doop als Hij. Als jij het met Hem eens bent, zul je graag voldoen aan Zijn opdracht om je te laten dopen. Voor God komt jouw leven op aarde door jouw doop in een totaal ander licht te staan. Je kunt zeggen dat God jou naar buiten toe ziet als bevrijd van je zonden, wanneer jij in het water van de dood (waarvan de doop een beeld is) bent gegaan.
Doop en zondvloed
Om het doopwater ‘water van de dood’ te noemen is niet zo vreemd als het misschien lijkt. In de Bijbel staat namelijk een vers over de doop waaruit blijkt dat het water van de doop water van de dood is. Luister maar naar het volgende vers waar we naar gaan kijken: “de lankmoedigheid van God bleef afwachten in de dagen van Noach, terwijl de ark gereedgemaakt werd waarin weinigen, dat is acht zielen, gered werden door water. Dit behoudt nu ook u: het tegenbeeld de doop” (1Pt 3: 20-21). Hier staat dat Noach door water werd gered. Dit water was het water van de zondvloed. Deze zondvloed betekende de dood voor alle leven op aarde.
Toen Noach in de ark ging en God de deur achter hem toesloot, zat hij daar zo veilig als wat voor de wateren van de zondvloed. Toch kon hij niet zeggen dat hij al gered was, want zodra hij in de ark was, barstte de zondvloed los. Maar terwijl de wateren van het oordeel van God de aarde overspoelden, werd Noach in de ark gered. De ark werd door het water opgetild van de verdorven aarde en toen het water was gezakt, kwam de ark terecht op een nieuwe aarde. Noach stapte uit de ark en zette zijn voeten op een nieuwe, gereinigde aarde.
Dat is nu, zegt Petrus, precies wat er gebeurt als jij wordt gedoopt. Door je te laten onderdompelen in het doopwater, onderga je in beeld het oordeel van God. Maar net zoals Noach veilig was in de ark, ben jij veilig in Christus. In het geval van Noach trof het oordeel de ark, in jouw geval weet je dat het oordeel Christus trof. Alleen door de zondvloed kon Noach een nieuwe wereld binnenstappen. Alleen door de dood van Christus kun jij bij Hem zijn op aarde.
Als je niet gedoopt bent, ben je nog niet gered. Bij het behouden zijn (Mk 16:16), het afwassen (Hd 22:16) en de vergeving van de zonden (Hd 2:38) door de doop ging het om bij Christus horen op aarde. Zo gaat het ook bij het gered worden door de doop niet om in de hemel bij Christus te zijn, maar om op aarde bij Christus te zijn. Zolang je niet gedoopt bent, heb je nog niet openlijk laten zien dat je op aarde bij Hem hoort. En dat wil je juist graag laten zien.
Doop en een goed geweten
De vraag om gedoopt te worden, komt voort uit een goed geweten (1Pt 3:21). Je ziet dat bijvoorbeeld bij de man uit Ethiopië in Handelingen 8 (Hd 8:36). Hij had het evangelie gehoord en aangenomen en vroeg vervolgens om gedoopt te worden. Een goed geweten verlangt ernaar gedoopt te worden, om daarmee een bewijs van trouw tegenover de Heer af te leggen. Wie zich laat dopen, laat daardoor in beeld zien dat hij voorgoed van het oude leven afscheid heeft genomen, zoals ook Christus door de dood “is afgesneden uit het land van de levenden” (Js 53:8). Je weet immers dat Hij vanwege het oordeel over de zonde in de dood gegaan is.
Noach werd gered omdat hij het getuigenis van God had geloofd. Maar hij kon de nieuwe aarde alleen betreden, nadat hij door de zondvloed was heengegaan. De christen is ook door het geloof gered. En ook hij kan in deze wereld die onder het oordeel ligt, alleen in verbinding met Christus zijn als hij door de dood heen gaat. Daarvan is de doop het beeld. Meerdere keren blijkt dat je bij de doop moet denken aan de dood. Vandaar dat het niet vreemd is het water van de doop ook wel water van de dood te noemen.
Israël in Egypte
Nu we toch even een uitstapje hebben gemaakt naar het Oude Testament, kunnen we ook uit de geschiedenis van Israël nog iets leren over de doop. De doortocht door de Rode Zee wordt namelijk door Paulus in 1 Korinthiërs 10 ook met de doop in verband gebracht: “Want ik wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee” (1Ko 10:1-3). Aan het “ik wil niet” kun je zien dat Paulus het belangrijk vindt dat de Korinthiërs – en ook jij en ik – dit zullen weten.
Paulus verwijst hier naar de uittocht van het volk Israël (“onze vaderen”) uit Egypte. Deze gebeurtenis vind je in Exodus 12-14. Zolang Israël zich in Egypte bevond, waren ze in slavernij. Maar God ging hen daaruit bevrijden. Hij liet Zijn plagen over het land Egypte gaan, maar Farao bleef hardnekkig weigeren het volk te laten gaan. Toen kwam de laatste plaag: de dood van alle eerstgeborenen. God “trof alle eerstgeborenen in hun land, de eerste [vruchten] van al hun mannelijke kracht” (Ps 105:36).
Dit oordeel ging aan Israël voorbij, omdat ze beschermd werden door het bloed aan de deurposten. Het bloed was een bewijs dat het oordeel “een ander” had getroffen die de dood was ingegaan. Dat was het lam. Dit is een prachtig beeld van het bloed van Christus. Achter Zijn bloed is ieder veilig die zijn zonden heeft beleden. “Zonder bloedstorting is er geen vergeving” (Hb 9:22). “Het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1Jh 1:7). Het bloed van Christus beschermt ieder die gelooft tegen het oordeel van God. Toch was Israël nog steeds in Egypte.
Israël en de Rode Zee
Pas toen ze door de Rode Zee waren heengegaan, waren ze ook bevrijd uit Egypte. In de Rode Zee kwamen alle vijanden van Israël om. De Rode Zee is een beeld van de doop. Als ik dat op mijzelf toepas (en jij op jezelf) betekent het dit: ik ben pas van de wereld bevrijd, als ik me heb laten dopen. In de dood van Christus is alles wat mij gevangen hield, omgekomen. Zonde, wereld en dood hebben voor mij hun macht verloren. Immers, toen Christus stierf, stierf ik ook. Door mij te laten dopen erken ik dat alle vroegere machten geen gezag meer over mij kunnen uitoefenen omdat ik bij Christus in Zijn dood hoor.
Wat voor gezag kan iemand over een dode hebben? Je kunt er tegen praten, roepen, schreeuwen, er komt geen enkele reactie. Een dode kun je niet verleiden. Elke opdracht die je hem zou geven, zou met doods stilzwijgen worden beantwoord. Dat is mijn positie als ik mij door de doop bij Christus voeg. Egypte is een beeld van de wereld. Nu ik op aarde bij een dode Christus hoor, ben ik vrij van de wereld. De doop is een beeld van de dood die een totale scheiding aanbrengt tussen mij en alles wat in de dood van Christus is weggedaan. Op dezelfde manier bracht de Rode Zee een totale scheiding tussen de Israëlieten en de Egyptenaren.
Met het beeld van de Rode Zee in je achterhoofd begrijp je nu ook de vermaning van Paulus aan de gelovigen in Rome: “Hoe zouden wij, die ten opzichte van de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?” (Rm 6:2). Als de gelovige van de zonde is bevrijd, is het toch te gek dat hij daar weer in gaat leven? Dat zou het zelfde zijn als wanneer Israël weer terugkeerde naar Egypte om daar weer slavendienst te gaan doen. In de doop heeft de gelovige erkend dat Gods oordeel over de zonde terecht was en op grond daarvan is hij gedoopt.
Wat vervolgens moet gebeuren is een wandelen “in nieuwheid van leven” (Rm 6:4). De dood van Christus, waartoe iemand wordt gedoopt, maakt een scheiding tussen de gelovige aan de ene kant en de macht van de zonde, het vlees en de wereld aan de andere kant. Door weer de wereld en de zonde te gaan dienen, zou gedaan worden alsof die scheiding er niet was.
Wandelen in nieuwheid van leven
Er is een radicaal verschil tussen je ‘oude levenswandel’ en het ‘in nieuwheid van leven wandelen’ waarover het gaat in de eerste verzen van Romeinen 6. Daar wordt over de doop gesproken tot christenen die zich al hadden laten dopen (Rm 6:1-4). Sommigen waren vergeten wat de doop betekende. Ze hielden er gedachten op na die in strijd waren met wat ze in de doop hadden laten zien. Daarom herinnert Paulus hen aan hun doop. Zulke herinneringen heb ik nodig en zul jij ook nodig hebben. Je zult je vast en zeker steeds meer gaan verbazen over de geweldige overvloed aan genade die God door Christus aan jou heeft bewezen. Hoe groter jouw besef van de zonde wordt, des te overvloediger zul je gaan beseffen hoe groot Zijn genade is.
Maar dat zal toch niet betekenen dat je dan maar in de zonde blijft voortleven? Als je zo zou denken, zou je niets begrijpen van het werk van Christus en wat God met de zonde heeft gedaan. Weet je nog wat God met de zonde heeft gedaan? Hij heeft de zonde, dat is de bron, de wortel waaruit de boze daden voortkomen, in Christus geoordeeld. En jij bent in Christus onder het oordeel van God gestorven. Net zo zeker als Christus in de dood is gegaan, ben jij in Zijn dood voor de zonde gestorven. Dan is het toch eigenlijk onmogelijk om nog in zonde te blijven voortleven?
Om deze eenvoudige gedachtegang kracht bij te zetten, wijst Paulus hier op de doop. Wie zich laat dopen, erkent en verklaart openlijk dat de dood de enige oplossing was die God voor de zonde had. God kan met een mens die in de zonde leeft, niets anders doen dan over hem het oordeel van de dood vellen. Door je te laten dopen erken je dat en laat je je symbolisch met Christus begraven. Het is net als in het leven van elke dag: wie gestorven is moet begraven worden. Voor zo iemand is het leven op aarde afgelopen en na de begrafenis is er ook niets meer van zo iemand te zien. Dat geldt ook voor jou als jij je hebt laten dopen. Het is met je oude leven-in-de-zonde afgelopen.
De doop is de toegang tot een ‘wandelen in nieuwheid van leven’. Dat je met Christus gestorven bent, heb je door je doop beleden. Maar de Heer Jezus is niet in de dood gebleven en jij niet in het watergraf. De Heer Jezus is opgestaan en van jou mag worden verwacht dat je na je doop leeft in verbinding met Hem. Dan zullen de mensen zien dat je Christus hebt aangedaan (Gl 3:27). Het klinkt misschien wat oneerbiedig, maar het is te vergelijken met het aantrekken van een nieuwe jas. De mensen zien dat je iets nieuws aan hebt. Voor het vertonen van Christus is je nationaliteit, je sociale of maatschappelijke status of je geslacht van geen belang. Iedereen die gedoopt is, heeft Christus aangedaan en behoort nu Hem en niet zichzelf te laten zien. Er is er maar Eén Die gezien wordt.
Het koninkrijk der hemelen
Door de doop doe je Christus aan. Dat heeft te maken met wat de mensen van jou zien. Maar er is nog iets van belang in verbinding met de doop en dat is het terrein waarop jij je bevindt. Door de doop kom je, zoals je al weet, op een nieuw terrein. Voordat je bent gedoopt, hoor je nog bij de wereld. Zo ziet God dat althans en daar houden we ons maar aan. Nadat je bent gedoopt, hoor je op een nieuw terrein. Dat nieuwe terrein wordt in de Bijbel het ‘koninkrijk der hemelen’ genoemd. Op dat terrein heeft de Heer Jezus alles te zeggen. Hij is daar de Gezaghebber, de Koning. Bij een koning hoort een koninkrijk. De mensen in dat koninkrijk zijn de onderdanen van de koning. Door je te laten dopen kom je in het koninkrijk van de Heer Jezus.
Je zou kunnen zeggen dat de doop de deur is die toegang geeft tot het gebied waar de Heer Jezus regeert. Dat is namelijk de gedachte die verbonden is met ‘het koninkrijk der hemelen’. Je ziet de verbinding tussen het koninkrijk der hemelen en de doop in Mattheüs 3 (Mt 3:2-6). Later krijgt Petrus van de Heer Jezus de sleutels van het koninkrijk der hemelen toevertrouwd (Mt 16:19). Waar gebruikt hij die? In Handelingen 2 voor de Joden (Hd 2:38-41) en in Handelingen 10 voor de heidenen (Hd 10:47-48). In beide gevallen roept hij op tot de doop in de naam van Jezus Christus, om zich onder Zijn gezag te stellen.
Ik zal je uitleggen wat ‘het koninkrijk der hemelen’ is. Deze uitdrukking kom je tegen in het evangelie naar Mattheüs. Deze evangelist beschrijft de Heer Jezus als de Koning van Israël. In dat evangelie zie je hoe Hij tot Zijn volk komt om door hen te worden aangenomen. Maar wat gebeurt er? Zij willen Zijn onderdanen niet zijn. Ze willen niet dat Hij over hen regeert (Lk 19:14). Hij wordt verworpen!
Is het nu voorbij? Komt Zijn koninkrijk niet? Nee, het ís niet voorbij. Zijn koninkrijk zál komen. Daarvoor zal Hij nog een keer naar de aarde terugkomen. Daar ga ik nu niet verder op in. Waar het me nu om gaat, is dat er ook nu, in de tijd waarin jij en ik leven, sprake is van een koninkrijk der hemelen. Want de Heer Jezus regeert ook nu. Hem is immers gegeven alle macht in hemel en op aarde (Mt 28:18). Er is sinds de hemelvaart van de Heer Jezus een Koning in de hemel die regeert over onderdanen op aarde die zich in Zijn koninkrijk bevinden. Maar, en dat is belangrijk om goed te zien, Hij regeert nu op een verborgen manier en wel over allen die Zijn gezag erkennen. Over de verborgen vorm die het koninkrijk nu heeft, spreekt de Heer Jezus uitvoerig in Mattheüs 13 aan de hand van een aantal gelijkenissen. Het voert te ver om daar op in te gaan.
Waar Zijn koninkrijk nog niet openlijk zichtbaar is, is Zijn heerschappij echter wel een realiteit. Hij regeert over de harten van Zijn onderdanen. Petrus zegt dat mooi zo: “heiligt Christus als Heer in uw harten” (1Pt 3:14). Uiteraard zal het in het leven van een echte onderdaan van dat koninkrijk zichtbaar worden dat Christus inderdaad zijn Heer is.
En hoe wordt iemand een burger van dát koninkrijk? Door zich te laten dopen. Door de doop steek je de grens over die ligt tussen de wereld en het koninkrijk der hemelen. Dat koninkrijk heet koninkrijk der hemelen omdat daarin wordt geregeerd naar hemelse regels. In dat koninkrijk regeert de hemelse Mens, de Heer Jezus Christus. Voor de wereld is Hij nog verborgen, maar zij die gedoopt zijn, belijden dat ze Hem kennen en gehoorzamen. Over hen oefent Hij Zijn regering uit.
Verschil tussen ‘koninkrijk’ en ‘gemeente’
Nu we aangekomen zijn bij de uitdrukking ‘koninkrijk der hemelen’ lijkt het me goed om kort iets te zeggen over het verschil met de ‘gemeente’. Gods Woord laat er geen twijfel over bestaan dat iedereen die zich met oprecht berouw tot God heeft bekeerd en in het geloof de Heer Jezus als Verlosser heeft aangenomen een lid van de gemeente van Christus geworden. Zo iemand heeft nieuw leven, dat is leven uit God ontvangen. Daar draagt de doop niets aan bij. Hoe kan een uiterlijke handeling als de doop in iemands innerlijk nieuw leven bewerken? Dat is onmogelijk. Daarom zijn het koninkrijk der hemelen en de gemeente twee zaken die goed onderscheiden moeten worden. Bij de gemeente word je gevoegd door nieuw leven en verzegeling met de Heilige Geest. Het koninkrijk der hemelen ga je binnen door je te laten dopen.
Dopen: een opdracht
Over het binnengaan in het koninkrijk der hemelen gaat het ook in Mattheüs 28 (Mt 28:19). Daar vinden we de opdracht van de Heer Jezus om discipelen te maken. In het slothoofdstuk van dit evangelie dat de Heer Jezus als Koning voorstelt, zie je Hem als de opgestane Koning. Voordat Hij naar de hemel teruggaat, geeft Hij Zijn discipelen een opdracht. Die opdracht krijgen ze, nadat Hij Zich in Zijn koninklijke majesteit heeft voorgesteld: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18). Dan klinken Zijn woorden: “Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest” (Mt 28:19). Uit deze woorden blijkt dat de opdracht om uit te gaan en discipelen te maken, niet beperkt is tot Israël. “Alle volken” kunnen onderdanen, volgelingen van deze Koning worden.
Hoe kan dat gebeuren? Door gedoopt te worden. Door de doop worden volken discipelen. Door de doop komen zij in het koninkrijk der hemelen. De doop is de toegangspoort om in dat koninkrijk binnen te komen. Wie niet gedoopt is, staat er buiten. Ook hier zie je weer dat de doop te maken heeft met je positie op aarde. Letterlijk staat er: discipelt alle volken door hen te dopen. Dat benadrukt nog meer dat je alleen door je te laten dopen een discipel, een leerling en volgeling van de Heer Jezus kunt worden. Dan ben je in Zijn koninkrijk gekomen, sta je onder Zijn gezag en kun je verder onderwijs ontvangen over Zijn geboden. Je ziet dat christen worden, dat wil zeggen je bekering en dopen en de geboden van de Heer bewaren niet te scheiden zijn.
De ‘doopformule’
Nu we het toch over Mattheüs 28:19 hebben, kan ik nog iets zeggen over de doopformule die hier staat. Je wordt gedoopt tot “de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”. Wanneer je je laat dopen wordt de Naam van de drie-enige God over je uitgesproken. Je wordt tot de Vader, de Zoon en de Heilige Geest gevoegd. Wat hierin tot uiting komt, is dat je de christelijke doop ondergaat.
Aan Israël had God Zich doen kennen als “De HEERE, onze God, de HEERE is één!” (Dt 6:4). In het christendom heeft God Zich geopenbaard als de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Degene die jou doopt, voegt jou door het uitspreken van die Naam toe aan het christelijk getuigenis op aarde. Hoewel er drie namen worden genoemd, spreekt de Heer Jezus toch van “de Naam”, enkelvoud, “van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”. Dit onderstreept dat er één God is, maar Die Zich sinds de tijd van het Nieuwe Testament als drie Personen doet kennen.
Onder het gezag van de Heer Jezus
In het koninkrijk der hemelen is de Heer Jezus de Koning, de Gezaghebber. Hij oefent Zijn gezag niet uit door met Zijn vuist op tafel te slaan. Hij dwingt ons tot niets. Dat is het bijzondere van Hem. Hij werkt van binnenuit. Maar wij willen ons vrijwillig onder Zijn gezag plaatsen. Als je van iemand houdt, wil je graag doen wat die ander van je verlangt, wat het je ook zou mogen kosten. Als je er dan ook nog van overtuigd bent dat die ander nooit dingen van je vraagt die schadelijk voor jou zouden zijn, maar die je integendeel alleen maar voordeel opleveren, doe je het extra graag.
In Johannes 14 zegt de Heer Jezus: “Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart die is het die Mij liefheeft” (Jh 14:21). En twee verzen verder zegt Hij: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren” (Jh 14:23). Het nieuwe leven dat je hebt gekregen bij je bekering, wil niets liever dan Hem gehoorzaam zijn. Dat is geen zware last, maar een vreugde. “Zijn geboden zijn niet zwaar” schrijft de apostel Johannes (1Jh 5:3). De problemen die wij ondervinden bij het doen van de wil van God liggen in onszelf. Wij moeten leren onze wil volkomen te onderwerpen aan Gods wil. Soms staan onze belangen en de belangen die God op het oog heeft tegenover elkaar. Hoe meer wij ons in de praktijk afstemmen op de wil van God, des te meer zullen wij Zijn bevelen begrijpen en uitvoeren.
Wie zich laat dopen geeft daarmee te kennen dat zijn eigen wil niet meer telt, maar alleen de wil van de Heer Jezus. Je komt, zoals gezegd, door je te laten dopen in een rijk waarover een Koning regeert en wie zich heeft laten dopen is een onderdaan van Hem. Hij heeft gezag over Zijn onderdanen.
Niet: ‘Koning’, maar: ‘Heer’
Het is opmerkelijk dat je in het Nieuwe Testament nergens vindt dat de gelovigen van de gemeente Hem ‘Koning’ noemen. Consequent wordt in de brieven over de Heer Jezus als ‘Heer’ gesproken. Dat is de relatie die Hij heeft als de Gezaghebber tegenover hen die op Zijn gebied, het koninkrijk der hemelen, gekomen zijn. Het onderscheid is niet onbelangrijk. Als ‘Koning’ staat Hij in verbinding met Zijn aardse volk Israël. Zo kom je Hem telkens tegen in het Oude Testament. Het is de titel die verband houdt met Zijn regering straks in het openbaar. In die titel zelf ligt een zekere afstand tussen Hem en Zijn onderdanen.
De gelovigen van het Nieuwe Testament, dus ook wij, zullen Hem bij voorkeur aanspreken als ‘Heer’ Jezus. Hij is de ‘Heer’ van iedere individuele gelovige. Hem als Heer te erkennen zit hem natuurlijk niet in de uitdrukking op zich. Als je over Hem of tot Hem spreekt als ‘Heer’ Jezus, betekent dat nog niet automatisch dat jouw leven daarvan ook een getuigenis is. En dat is nu juist wel de bedoeling. Het is zelfs onlosmakelijk verbonden aan het geloven met het hart: “Dit is het woord van het geloof dat wij prediken: dat, als u met uw mond Jezus als Heer zult belijden en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, u behouden zult worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis” (Rm 10:9-10). De belijdenis van je mond heeft te maken met de hele praktijk van je leven, wat de mensen van je horen en zien. En dat begint met de doop. In je doop getuig je ervan dat het met je oude leven is gedaan en dat je voortaan alleen de Heer Jezus wilt gehoorzamen.
Besnijdenis en doop
Ik kan dit boekje over ‘bekering en doop’ niet afsluiten zonder in te gaan op een uitdrukking die je mogelijk wel eens bent tegengekomen of die je zelfs vertrouwd in de oren klinkt. Het gaat om de uitdrukking dat ‘de doop in de plaats van de besnijdenis’ is gekomen. Je vraagt je af waar men het vandaan haalt? Dat staat in de Heidelbergse Catechismus, bij zondag 27, vraag 74. Nu is dat niet de Bijbel en daarom is het terecht dat we nagaan of wat bij zondag 27, vraag 74 hierover wordt gezegd wel in overeenstemming met de Bijbel is.
Van de serie verwijsteksten die bij zondag 27, vraag 74 worden aangehaald, is alleen in Kolossenzen 2 iets te ontdekken over een verband tussen ‘besnijdenis’ en ‘doop’ (Ko 2:11). Alleen is het van belang die tekst goed te lezen en niet met een ‘verbondsbril’ op. Want dan ga je ‘erin lezen’ wat er niet staat! Met ‘verbondsbril’ bedoel ik dat men de Bijbel leest vanuit de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Als gevolg daarvan zegt men dat God in plaats van met Israël nu met de kerk Zijn verbond heeft gesloten. Daardoor geeft men de besnijdenis een betekenis die vreemd is aan wat God ermee bedoelde, toen Hij de besnijdenis instelde. De besnijdenis is namelijk een instelling van God. In Genesis 17 vind je die instelling (Gn 17:9-14). Daar wordt duidelijk dat de besnijdenis het teken is van het verbond van God met Abraham en zijn nageslacht. Het nageslacht van Abraham is het volk Israël. Ieder Israëlitisch jongetje moest op de achtste dag na zijn geboorte worden besneden.
Zij die geloven dat God in deze tijd een verbond heeft met de kerk, zeggen dat het teken daarvan niet meer de besnijdenis is, maar de doop. Dus, zo zegt men, moeten ook kinderen van ouders die naar de kerk gaan, gedoopt worden. Die kinderen moeten immers opgenomen worden in Gods verbond met de kerk. Om deze redenering te bewijzen, beroept men zich onder andere op Kolossenzen 2:11.
Wat zegt deze tekst?
Nu moeten we maar eens naar die tekst kijken: “In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus” (Ko 2:11)
In de eerste plaats valt op dat er gesproken wordt over “een besnijdenis, niet met handen verricht”. Het gaat duidelijk niet om een zelfde handeling als bij Israël. Dat zou ruimte geven aan de doop, want dat is echt wat anders dan de besnijdenis. Maar we lezen verder: “in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus”. Hier vinden we de verklaring van de besnijdenis. Het gaat om “het uittrekken van het lichaam van het vlees”. Hiermee wordt bedoeld dat het zondige vlees geoordeeld is. Dat gebeurde toen Christus op kruis het oordeel erover onderging (Rm 8:3). De gelovige is ontdaan van wat hem vroeger kenmerkte: het vlees. Het is ‘uitgetrokken’, het mag geen rol meer spelen. En hoe is dat gebeurd? “In de besnijdenis van Christus.” Dat kan natuurlijk nooit slaan op wat op de achtste dag letterlijk met Hem gebeurde (Lk 2:21). Waarop moet dat dan slaan? Zoals gezegd: op het oordeel dat Hij op het kruis ontving. Hier wordt duidelijk dat de besnijdenis niet alleen een letterlijke, maar ook een geestelijke betekenis heeft (vgl. Rm 2:28-29).
Als je nu verder leest in Kolossenzen 2 dan zie je dat op “de besnijdenis van Christus” volgt: “met Hem begraven in de doop” (Ko 2:12a). Eigenlijk logisch. Na het oordeel van de dood over het vlees, volgt de begrafenis in de doop. Als je goed leest, is de conclusie eenvoudig: de besnijdenis is niet de begrafenis, de besnijdenis wordt niet vervangen door de doop, maar de begrafenis vólgt op de besnijdenis.
Ik denk dat je hieruit ook deze les kunt leren: lees nauwkeurig wat er staat. Vaak wordt dan al een hoop duidelijk. Verkeerd lezen van een bepaalde tekst, zet je ook op het verkeerde been bij andere teksten, als je niet voortdurend aan de Heer vraagt om Zelf door de Heilige Geest Zijn Woord te verklaren. Deze houding zal je tevens bewaren om vanuit de hoogte met anderen te praten die overtuigd zijn van een andere uitleg.
Ten slotte
Het is belangrijk dat je na je doop gaat wandelen, leren en groeien. Dan geef je inhoud aan het laatste deel van de ‘zendingsopdracht’ van de Heer Jezus: “Hen lerend te bewaren alles wat Ik u geboden heb” (Mt 28:19). Ik zou je willen aanraden elke dag een stukje uit de evangeliën te lezen. Je begint in het evangelie naar Mattheüs en gaat vervolgens de andere drie evangeliën door. Je leert dan veel over het leven van de Heer Jezus, wat Hij gedaan heeft en hoe Hij het gedaan heeft. Hij is in alles het grote Voorbeeld.
Naast dit regelmatig lezen, is het ook van belang de Bijbel te gaan bestuderen. Daarvoor neem je wat meer tijd, daar ga je voor zitten. Begin met de brief aan de Romeinen. In die brief wordt uitvoerig geschreven over het werk dat de Heer Jezus aan het kruis heeft volbracht. Op grond daarvan kon God jou rechtvaardig verklaren. In die brief gaat het vooral om je persoonlijke verhouding tot God en de Heer Jezus. Daarom is het belangrijk die brief als eerste te bestuderen. Je kunt daarvoor het commentaar gebruiken dat ik over die brief speciaal voor jou heb geschreven. Het staat op deze website onder Bijbelstudies –> Nieuwe Testament. Het is ook belangrijk dat je dit lezen en bestuderen van de Bijbel biddend doet. Gebed is spreken met God. Je mag met Hem spreken als met je Vader, want dat is Hij door je geloof in de Heer Jezus.
Ik wens je van harte Gods zegen toe.
Vragen?
Mocht jij na het lezen van dit boekje nog meer vragen hebben over dit onderwerp, of mocht jij toch niet helemaal overtuigd zijn door de antwoorden die gegeven zijn, dan mag je jouw vragen mailen naar [email protected].