Ben je bekeerd?
Ik hoor nogal eens over mensen die zich willen laten dopen. Regelmatig heb ik zelf ook mensen mogen dopen. Ik vind dat een voorrecht. Het is fijn om te merken dat er nog steeds (jonge) mensen zijn, die willen getuigen dat zij de Heer Jezus willen volgen. Want dat is wat iemand met de doop zegt: Ik ben een discipel – dat is: leerling, volgeling – van de Heer Jezus. Uit de gesprekken die ik met ‘doopkandidaten’ heb, blijkt vaak dat er best nog een aantal vragen leven, dingen die nog niet zo duidelijk voor hen zijn. Dat is helemaal niet erg. Een gesprek vooraf heeft niet de betekenis van het afleggen van een soort toelatingsexamen. Het gaat niet om ‘de goede antwoorden’. Nee, het is juist goed om erover na te denken wat je doet. Vragen zijn vaak een bewijs dat iemand nadenkt over wat hij doet of wil doen. Zeker als je pas bekeerd bent, zul je nog een hoop vragen hebben. Een christen is iemand die weet wat hij / zij doet. Hoe beter je weet wat je doet, des te beter ook kun je verantwoording afleggen aan ieder die je er naar vraagt.
Maar voor ik op een aantal vragen inga die vaak in verband met de doop worden gesteld, is de eerste vraag waarop een ondubbelzinnig antwoord gegeven moet worden deze: Ben je bekeerd? Pas daarna kunnen we praten over de doop. Bekering en doop liggen in elkaars verlengde en zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Op de bekering móet de doop volgen. Vandaar eerst mijn vraag aan jou: Ben je bekeerd?
Bekering en spijt
Ik kan wel een paar antwoorden bedenken op mijn vraag naar jouw bekering. Je verleden en je achtergrond zullen een grote rol spelen. Het kan best zijn dat je op mijn vraag naar je bekering een helder antwoord kunt geven. Zo recht uit je hart. Je hebt de Heer Jezus echt als je Heiland leren kennen, omdat je enorm in de ellende zat. Je had van je leven een zooi gemaakt. Misschien ben je verslaafd geweest aan van alles en nog wat. Het kan zijn dat je heel wat op je geweten hebt door leugen en diefstal, mogelijk zelfs moord. Op een gegeven moment zag je het helemaal niet meer zitten. Je wilde er een eind aan maken. Toen kwam je ineens in aanraking met het evangelie van Jezus Christus.
Volgens mij herken je jezelf wel een beetje in koning Manasse die ooit over Israël regeerde. Die man had het zo vreselijk bont gemaakt. Ik kan me niet voorstellen dat jij je nog grover hebt misdragen. Maar die man kwam zó in het nauw dat hij de gunst van God zocht. Hij verootmoedigde zich diep voor God. En God bewees hem genade. Je vindt die indrukwekkende bekering in 2 Kronieken 33. Moet je eens lezen (2Kr 33:1-20).
Het kan ook best zijn, dat jij helemaal niet direct een helder antwoord op mijn vraag kunt geven. Dat kom ik ook tegen. Je herkent jezelf echt niet in lieden als Manasse uit 2 Kronieken 33. Je hebt een braaf leven geleid. Eigenlijk moet je toegeven dat, nu je eens bewust over die vraag nadenkt, je daar niet eens zo gemakkelijk een antwoord op kunt geven. Je gelooft in de Heer Jezus. Daarmee bedoel je, dat Hij hier geleefd heeft en gestorven is aan het kruis en is opgestaan enzo. Maar is wat is nou ‘bekering’? Misschien denk je van binnen wel dat je altijd een kind van God geweest bent… Je bent erbij opgevoed. Toch weet je ook wel dat je slecht bent, dat je van binnen niet deugt. Het kan zijn dat je al tijden bidt of dat het mag veranderen, maar het verandert niet. Soms heb je echt spijt van bepaalde daden en gedachten.
Het is ook goed denkbaar dat jij jezelf ergens tussen de twee voorgestelde personen in plaatst of dat jij in jouw leven beide ‘soorten’ gedragingen hebt gekend.
Zondaar door geboorte
Mocht jij menen, dat het mogelijk is vanaf de geboorte een kind van God te zijn, dan ben je niet de enige. Iemand met wie ik een keer een gesprek over de doop had, had dezelfde opmerking. Zijn bewijs: Johannes de doper, die al vanaf de moederschoot met de Heilige Geest vervuld was (Lk 1:15). Dat lijkt een sterk voorbeeld, temeer omdat de Heer Jezus van hem zegt: “Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is geen grotere opgestaan dan Johannes de doper” (Mt 11:11). Toch blijkt juist uit het feit dat Johannes uit zondige ouders is geboren, dat ook Johannes van zijn geboorte af een zondaar was. Ook voor hem geldt wat in Psalm 51 staat: “Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (Ps 51:7). Lees ook eens wat in Job 14 staat: “Wie zal een reine geven uit een onreine?” (Jb 14:4). Het lijkt me sterk dat deze verzen niet voor Johannes de doper en ook niet voor jou zouden gelden.
De Heer Jezus zegt: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees” (Jh 3:6). Dat betekent dat ieder mens een zondaar is, alleen al doordat hij geboren is uit zondige ouders. In Romeinen 5 wordt net zoiets gezegd: “Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo de dood tot alle mensen is doorgegaan, doordat allen gezondigd hebben” (Rm 5:12). Je ziet dat je als zondaar geboren wordt en niet als kind van God.
De enige mens die niet als zondaar is geboren, is de Heer Jezus. Hij is wel geboren uit een vrouw, maar niet verwekt door een zondige vader. Over Hem lees je dan ook bij de aankondiging van Zijn geboorte: “De Heilige Geest zal over u [Maria] komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook dat Heilige Dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd” (Lk 1:35).
Verandering
Als jij zegt dat je weet dat je slecht bent en van binnen niet deugt, lijkt dat alleen met je gevoel te maken te hebben. Je hebt ook echt wel eens spijt van bepaalde daden of woorden. Je wilt dat er verandering in komt en daar bid je voor. Je wilt graag van dat rotgevoel af. Het klinkt misschien vervelend, maar er is slechts één manier waarop dat kan: je moet toegeven dat er van jou helemaal niets deugt en dat jij vanuit jezelf alleen maar kunt zondigen. Sommige mensen klinkt dat nogal hard in de oren. Ze weten wel dat ze zondaars zijn, maar dan in de zin van: aan iedereen mankeert wel wat. En als je goed je best doet, valt het allemaal best mee.
Ik neem aan dat jij niet bij dat soort mensen hoort. Toch moet jij misschien nog meer doorkrijgen hoe hopeloos verkeerd jij van nature bent. Daarin zal geen verandering komen door het zelf te proberen, niet door veel te bidden en ook niet door goede voornemens. Ik herhaal het woord van de Heer Jezus: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees” (Jh 3:6). Het klinkt je misschien onbegrijpelijk in de oren. Dat was ook bij Nicodémus ook in Johannes 3. Lees dat hoofdstuk maar eens. De Heer Jezus vertelt Nicodémus over de noodzaak om opnieuw geboren te worden. Hij begreep er ook niets van. Maar de Heer Jezus legt dan uit dat je alleen opnieuw geboren kunt worden door een werk van de Heilige Geest en het woord van God.
Iemand moet inzien dat hij een zondaar is, dat ook erkennen tegenover God en vervolgens geloven in de Heer Jezus. Dan is hij een kind van God (Jh 1:12). Zo iemand wordt door God niet meer gezien als een nakomeling van Adam, de eerste mens en vader van alle zondaren. Zo iemand hoort bij de Heer Jezus, die ‘de laatste Adam’ en ‘de tweede Mens’ wordt genoemd (1Ko 15:45,47). Het is niet waar dat jij altijd een kind van God geweest bent. Je kunt alleen een kind van God worden door je te bekeren. Dat is echt wat anders dan ergens spijt van hebben.
Spijt
Als je spijt hebt van bepaalde daden of gedachten, wil dat nog niet zeggen dat je je hebt bekeerd. Het kan zijn dat je baalt van de gevolgen van wat je hebt gedaan en dat je daarom spijt hebt. Maar in je hart heb je eigenlijk geen hekel aan dat wát je gedaan hebt. Als je op een leugen wordt betrapt, dan kun je zeggen dat je spijt hebt van die leugen. Maar die spijt kan gemakkelijk te maken hebben met het feit dat je betrapt bent. Daardoor ben je bang dat anderen je niet meer vertrouwen. Je vindt de schade die jouw eigen persoon heeft opgelopen erger dan de daad die je hebt gedaan. Bij spijt denk je meer aan jezelf dan aan dat wat je God ermee hebt aangedaan.
Bekering
Maar wat is nou ‘bekering’? Van bekering is pas sprake als je eerlijk zegt bijvoorbeeld dat je gelogen hebt. Dit heet: je zonden belijden. Je stemt er dan ook uit overtuiging mee in dat je inderdaad niet te vertrouwen bent. Je erkent ook dat het bij jou van binnen, in je hart, niet deugt. Je zult je zonde bij de naam moeten noemen en om vergeving vragen aan God en ook aan hem of haar tegen wie je hebt gelogen. Je ziet in dat je door die zonde de straf van God verdient. Je ziet in dat het rechtvaardig is, als God jou voor je zonden in de hel zou werpen.
Bekering is geen oppervlakkige zaak, maar een diepgaand werk. Het gaat niet om je gevoel, maar om je geweten. Dat moet in het licht van God komen. Je zou kunnen zeggen, dat bekering is: naar God toe gaan, om bij Hem jezelf te veroordelen. Het houdt ook in, dat je voor Hem belijdt dat jij tot nu toe Hem niet gehoorzaam was en dat jouw leven als gevolg daarvan door en door fout was. Ook zal er berouw in je hart zijn dat je tot nu toe zo hebt geleefd.
Wat bekering niet is
Let wel op. Bekering is niet dat je bepaalde dingen die je altijd deed, nu opeens niet meer doet. Het is niet dat je loskomt van de een of andere onhebbelijkheid of schadelijke gewoonte. Je kunt bijvoorbeeld voor jezelf tot de nuchtere constatering komen dat het je niet veel oplevert, als je steeds je ouders tegenspreekt, of dat het bekijken van porno je nou ook niet echt gelukkig maakt. Het is zeker noodzakelijk dat je van beide zaken los komt. Het is dan ook prachtig als het je lukt. Je houdt er zelfs een lekker gevoel aan over, je geeft jezelf een schouderklopje. Misschien dat ook anderen jou ervoor prijzen. Toch is dit niet wat de Bijbel ‘bekering’ noemt. Bekering heeft niet in de eerste plaats met uiterlijke dingen te maken, maar met je innerlijk, met het veroordelen van jezelf.
Innerlijke verandering
Bekering wil zeggen dat er een innerlijke verandering plaatsvindt. Je raakt ervan overtuigd dat een leven zonder God een leven voor de zonde is. Die overtuiging krijg je alleen als je in het licht van God komt. Dat betekent dat je jezelf ziet tegenover Hem Die heilig en rechtvaardig is. In het licht van God kom je tot een berouwvol oordelen van het kwaad, de zonde en van jezelf. Je leest bijvoorbeeld de woorden “hebt dan berouw en bekeert u” (Hd 3:19; 26:20) en je merkt dat het verlangen in je hart opkomt om daaraan te gehoorzamen.
‘Berouw hebben’ heeft niets te maken met wat ik hierboven noemde een oppervlakkige spijt. Bij echt berouw is er van binnen iets gebeurd, er is een innerlijke omkeer geweest. Je bent compleet van gedachten veranderd over jezelf en over God. Vroeger had je het goed getroffen met jezelf. Bij berouw is daar een eind aan gekomen: bij berouw veroordeel je jezelf. Vroeger had je zo je eigen gedachten over God en zette je Hem bij wijze van spreken naar je hand. Bij berouw is ook daar een eind aangekomen: bij berouw erken je Hem in Zijn volle rechtvaardigheid. Wie zich bekeert, leeft niet meer zijn of haar eigen leven met de rug naar God toegekeerd, maar die heeft zich juist naar God omgekeerd.
Uiterlijke gevolgen
Daarom zal die bekering ook in de praktijk van elke dag te zien zijn. Bekering zal een radicale verandering van je dagelijkse levensstijl tot gevolg hebben. Als iemand een liederlijk leven heeft geleid en die persoon bekeert zich, dan valt het iedereen op die hem of haar kende, dat zo iemand radicaal anders gaat leven. Met zo iemand gaat het net zoals met koning Manasse waarover ik het in het begin had. Maar ook als een ‘nette’ zondaar zich bekeert, zal dat te zien zijn.
Wat dat betreft kunnen we veel leren van de gelovigen in Thessalonika. In de hele omgeving werd over de bekering van die mensen gesproken. Er ging een geweldig getuigenis van hen uit, zodat Paulus hun kon schrijven dat hij overal hoorde: “hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, Die ons redt van de komende toorn” (1Th 1:9). Als jij zegt dat je je hebt bekeerd, moet dat te zien zijn. Een bekering, zonder daden die laten zien dat de bekering echt is, is geen bekering. Dat is alleen gepraat. Lees in dit verband maar eens wat Johannes de doper daarvan in Lukas 3 zegt (Lk 3:8-14).
Wil je een paar bewijzen van echte bekering? Als je echt bekeerd bent, zul je de Heer Jezus liefhebben, ernaar verlangen Hem beter te leren kennen, behoefte hebben om te bidden en de Bijbel te lezen, over Hem willen praten met anderen die Hem nog niet kennen. De liefde voor de Heer Jezus wordt gezien in gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Een duidelijke uiting van die gehoorzaamheid is bijvoorbeeld dat je je laat dopen.
Bekering, waarom?
Ik zal je vertellen waarom bekering nodig is. Bekering is nodig omdat God het gebiedt. Luister maar: “God beveelt nu aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren” (Hd 17:30). Maar God is geen God, Die zómaar iets doet of zegt, omdat het toevallig bij Hem opkomt. Zinloze bevelen kunnen wel door grillige, wispelturige heersers op aarde worden gegeven, maar niet door God. Als God iets gebiedt, heeft dat altijd een bedoeling. Hij roept op tot bekering “omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen, door een Man Die Hij daartoe heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken” (Hd 17:31). Hier staat dat God de Heer Jezus, “een Man”, op een bepaalde dag naar de aarde zal sturen om te oordelen. Ieder mens die zich niet heeft bekeerd, zal door de Heer Jezus worden geoordeeld (Jh 5:22,27).
God is lankmoedig én heilig
Je moet niet denken dat God het fijn vindt om mensen te oordelen. Integendeel! Hij heeft de Heer Jezus nog steeds niet naar de aarde gestuurd om te oordelen, omdat Hij geduldig is “daar Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen” (2Pt 3:9). Zijn oproep, die nog steeds aan mensen wordt gedaan om zich te bekeren, bewijst Zijn lankmoedigheid, Zijn geduld met de mensen. Gehoorzaamheid aan dit bevel tot bekering is absoluut noodzakelijk, omdat God heilig is, terwijl de mens door de zonde totaal verdorven is. Als God die mens in Zijn prachtige hemel wil kunnen ontvangen – en dat wil Hij maar wát graag! – dan is er bij die mens een totale verandering nodig. Van zijn innerlijk en van zijn praktijk. Als een mens zich bekeert, ontvangt hij een nieuw leven dat helemaal beantwoordt aan de heilige natuur van God. Maar er is nog meer te zeggen over bekering, zoals
Waarvan en tot wie moet een mens zich bekeren?
Het antwoord op deze vraag staat in 1 Thessalonicenzen 1 (1Th 1:9). Iedereen in de omgeving van de gemeente van Thessalonika wist dat ze bekeerd waren. Paulus schreef hun: “hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd”. Een mens moet zich bekeren van de afgoden en tot God. Iemand die niet bekeerd is, heeft een ander doel in zijn leven dan iemand die wel bekeerd is. Een ongelovige leeft voor zichzelf. Heel zijn streven is erop gericht in dit leven goed aan zijn trekken te komen. Zo kan iemand keihard studeren. Hij doet dit alleen maar om later een goede baan te krijgen met een hoog salaris. Daarmee kan hij allemaal leuke dingen doen. Een ander vindt daar geen bal aan, maar presteert goed in de sport of in muziek. Daar valt eer te behalen. Hij kickt erop als mensen zeggen: wat ben jij daar goed in. Weer een ander maakt zich alleen maar druk om haar lichaam. Hoe zie ik eruit? Hoe zwaar ben ik? Zij kickt er op als mensen tegen haar zeggen: wat zie je er goed uit! Ik zou nog een heleboel andere dingen kunnen noemen. Hele nette, maar ook hele zondige.
De dingen die ik heb genoemd, zijn in zichzelf niet eens zondige dingen. Het is niet verkeerd om goed je best te doen op school, zodat je een goede baan zult krijgen; het is ook niet verkeerd om lekker te sporten en te musiceren, of je lichaam netjes te verzorgen. Maar waar draait het bij dit alles om? Ze doen het allemaal voor zichzelf en niet voor God. Aan de eer van God wordt niet gedacht. De eigen persoon en het bevredigen van eigen genot staan in het middelpunt en niet de Heer Jezus. En van deze levensinstelling, het gericht zijn op zichzelf en het alleen denken aan eigen plezier, moet de mens zich bekeren. Iedereen die niet Christus als het middelpunt van zijn leven heeft, staat zelf in het middelpunt. Zijn afgoden zijn de dingen waar hij of zij voor leeft. Zich daarvan bekeren wil zeggen dat ze geoordeeld worden in het licht van God. In plaats daarvan krijgt God nu alle aandacht. Hij wordt het middelpunt van het bestaan en niet meer de afgoden. Vanaf de bekering gaat alles draaien om Hem en Zijn wil.
Bekeerd om God te dienen
Bekering “tot God” betekent tussen twee haakjes ook dat je je hebt bekeerd tot een Persoon en niet tot een godsdienst of een filosofie. Door je bekering hoor je niet meer op het gebied van de duisternis, maar ben je op het terrein van het licht terecht gekomen. Je bent door je bekering niet meer onder de macht van de satan, maar onder de macht van God (Hd 26:18). Dan kun je gaan beantwoorden aan het doel dat God met jouw bekering heeft en dat is “om de levende en waarachtige God te dienen en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, Die ons redt van de komende toorn” (1Th 1:9,10).
Jouw bekering heeft als doel dat je God gaat dienen. Dat wil zeggen dat je jezelf bij alles afvraagt wat de Heer wil dat je zult doen en dat je niet doet wat je zelf wilt. Je kunt alleen bewijzen dat je bekering echt is, als dat blijkt uit je manier van leven. Daarbij is de verwachting van de terugkeer van de Heer Jezus belangrijk. Zonder dat je naar Hem uitziet, komt er van God dienen niet veel terecht. Bekering is een praktische zaak: wie bekeerd is, dient God en verwacht de Heer Jezus.
Het kan zijn dat door zo over bekering na te denken, je tot de conclusie komt dat je je nog niet hebt bekeerd. Dan is nu het moment gekomen om op je knieën te gaan en je zonden aan God te belijden. Erken dat het werk van de Heer Jezus op het kruis ook voor jou nodig was. Vertrouw erop dat Hij daar de straf voor jou droeg. Als je dat in kinderlijk geloof aanneemt, mag je weten een kind van God te zijn (Jh 1:12).
Verloren en gevonden
Bekering is een daad van gehoorzaamheid, zegt God. Als je je hebt bekeerd, zojuist of al langer geleden, mag je doorlezen. Dat mag natuurlijk altijd, maar zonder bekering heeft het geen zin. Dan kun je beter van de zonde genieten. Dat klinkt je vreemd in de oren? Luister dan maar eens naar wat Paulus zegt in 1 Korinthiërs 15. Het gaat daar over het geloof in de opstanding van doden. Wie dat niet gelooft, wordt door Paulus als volgt aangespoord: “Als er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij” (1Ko 15:32). Wie zich niet bekeert, houdt geen rekening met de dood en het hiernamaals en moet het van het leven hier en nu hebben. Maak van je leven dan een groot feest! Maar Paulus zegt er direct achteraan: “Dwaalt niet!” Het is een gruwelijke dwaling te menen dat het met de dood allemaal voorbij is.
Je hebt doorgelezen. Ik richt me nu tot jou als iemand die bekeerd is. Je schaamt je als je eraan denkt, dat de Heer Jezus de straf kreeg, die jij had verdiend. Je bent je bewust geworden dat je echt een verloren schaap was dat van geen kant deugde en dat de goede Herder je nu gevonden heeft!
Drie gelijkenissen
Je zult wel merken dat anderen die ook kinderen van God zijn, er blij om zijn dat jij je hebt bekeerd. Ik vind het schitterend dat ik de dingen die ik schrijf met jou mag delen! Maar niet alleen wíj zijn blij. In Lukas 15 staat, dat er blijdschap is bij God in de hemel over één zondaar die zich bekeert (Lk 15:7,10). Lees dat hoofdstuk eerst (Lk 15:1-32). Dat hoofdstuk wil je laten zien welk belang God heeft bij jouw bekering. Daarover heb ik het nog niet met je gehad en ik vind het belangrijk je daarover nu iets te schrijven.
Als je Lukas 15 leest, luister je naar de Heer Jezus Die daar drie gelijkenissen uitspreekt:
1. over een verloren schaap (Lk 15:4-7);
2. over een verloren drachme, dat is een zilveren munt (Lk 15:8-10);
3. over een verloren zoon (Lk 15:11-32).
De Heer Jezus vertelt deze gelijkenissen om de genade van God te laten zien. Hij laat twee aspecten van de liefde van God zien:
1. in gelijkenis 1 en 2 zie je de liefde die zoekt;
2. in gelijkenis 3 zie je de liefde waarmee iemand wordt ontvangen.
De gelijkenissen 1 en 2, die van het schaap en van de munt, geven de bedoeling van de bekering aan: het schaap en de munt zijn terug bij hun oorspronkelijke eigenaar.
Gelijkenis 3, die van de verloren zoon, laat zien hoe God dit bewerkt.
Gods werk voor en in de zondaar
Van alle drie lees je dat ze verloren waren. En elk van de drie laat van dit verloren zijn een bepaalde kant zien. Het weggelopen schaap stelt de schuldige zondaar voor. De zondaar is van God weggelopen. De profeet Jesaja zegt dat treffend: “Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg” (Js 53:6). Het schaap stelt de zondaar voor die leeft in zijn zonden. Bij de munt zie je iets anders. In een munt is geen leven, die is dood. Ook dat geldt voor de zondaar. In Efeziërs 2 staat van de zondaar: “Toen u dood was in uw overtredingen en zonden” (Ef 2:1).
Noch het schaap, noch de munt heeft iets gedaan om terug te komen bij hun eigenaar. Geen van beiden heeft gevraagd om gevonden te worden. Het initiatief gaat in beide gevallen van de eigenaar uit, er gebeurt iets voor hen. Zo heeft God met de zondaar gedaan. De zondaar vroeg niet naar Hem, maar Hij zocht de zondaar op.
In de verloren zoon zie je wat er in het hart van de zondaar plaatsvindt. Er gebeurt iets in hem. De gelijkenis van de verloren zoon is de uitwerking van de gelijkenis van het verloren schaap en de verloren munt. De vader zegt in Lukas 15: “Deze zoon van mij was dood [als de munt] en is weer levend geworden, hij was verloren [als het schaap] en is gevonden” (Lk 15:24,32)
Bekering, het werk van de drie-enige God
De drie gelijkenissen laten nog iets moois zien: in de bekering van een zondaar is de drie-enige God aan het werk. In gelijkenis 1 zie je de Heer Jezus als de goede Herder, Die Zijn schaap opzoekt. En als Hij het heeft gevonden is Hij blij. Ook er is blijdschap in de hemel. Deze blijdschap ontstaat “over één zondaar die zich bekeert” (Lk 15:7). Gelijkenis 2 toont de moeite die de Heilige Geest doet om het verlorene te zoeken en te vinden, hoe Hij bezig is een dode zondaar terug te brengen op de plek waar deze hoort. Ook hier is het gevolg dat er blijdschap is “over één zondaar die zich bekeert” (Lk 15:10).
De vreugde in de hemel is niet over jouw behoudenis, niet over het feit dat jij in de hemel zult komen, maar over jouw bekering. Natuurlijk betekent jouw bekering dat jij behouden bent en in de hemel zult komen, maar dat is niet wat hier als oorzaak van de blijdschap in de hemel wordt gegeven. De bekering staat centraal. Wat bekering inhoudt, weet je: het houdt in dat jij je zonde hebt beleden, dat jij jezelf veroordeelt en dat jij God rechtvaardigt, dat je Hem ‘gelijk geeft’. Dat is nu precies wat in de derde gelijkenis zo prachtig tot uiting komt.
De verloren zoon
De jongste zoon keert zijn vader de rug toe. Dat is wat de zondaar heeft gedaan. Ver van zijn vader leeft hij een zondig, losbandig leven. Zolang hij geld heeft, heeft hij vrienden. Als het op is, zijn ze weg. Niemand die nog iets om hem geeft. Tenslotte hebben zelfs de varkens het beter dan hij. In zo’n situatie komt een mens terecht als hij zich van God afkeert.
Misschien heb jij niet op die manier geleefd en ben je ook niet jaloers geworden op wat varkens te eten krijgen. Toch moet je beseffen dat jij, toen je nog niet bekeerd was, in precies dezelfde situatie was. Ga maar na: hoe kwam die jongen tot inkeer? De omkeer begint met “toen kwam hij tot zichzelf” (Lk 15:17). Dat is zijn bekering. Hij wordt stilgezet op zijn verkeerde weg, denkt na, herinnert zich hoe goed hij het thuis had, ziet in dat hij gezondigd heeft, erkent dat en staat op en gaat naar zijn vader.
Dat is wat bij ieder mens moet gebeuren en wat ook bij jou is gebeurd. Tot aan het moment van je bekering draaide alles in jouw leven om jezelf. Je deed waar je zelf zin in had. Je leefde met je rug naar God toe. Maar op een bepaald moment ben je tot jezelf gekomen, heb je over jezelf en je leven nagedacht en zag je in, dat een dergelijk leven leeg en doelloos is. Je bent tot God gegaan en hebt dat voor Hem beleden. Dat is het werk van de Geest van God.
De ontvangst
Waar Gods Geest werkt, zie je altijd twee dingen. In de eerste plaats wordt het geweten overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel (Jh 16:8). Je beseft dat je gezondigd hebt en dat God rechtvaardig is als Hij jou daarvoor oordeelt. Dat zou je bang moeten maken om God te ontmoeten. Maar het tweede wat de Geest van God bewerkt, is dat je niet bij God wegloopt, maar juist met je zonden naar Hem toegaat. De Geest van God bewerkt vertrouwen, dat je met je zonden bij God kunt komen en dat Hij je niet afwijst, maar je juist met open armen ontvangt.
Dat is wat je ook zo prachtig in deze gelijkenis vindt. Moet je maar eens zien hoe zijn vader hem ontvangt. Toen de jongen “nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen, en hij liep snel op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem innig” (Lk 15:20). Kun jij je een schitterender ontvangst indenken? Hier zie je het resultaat van bekering: de zondaar die van God is weggelopen, die Hem de rug toekeerde, is teruggegaan naar God. En Die sluit hem als zijn Vader in de armen.
Die ervaring zul jij ook hebben. Geen vrees meer voor God. Hij wil immers nu je Vader zijn. Dat is een prachtige en een vertrouwelijke relatie! Door Zijn Woord wil Hij tot je spreken en je laten zien wat Hij kan doen in het leven van een christen. Lees daarom elke dag Zijn Woord.
De eerste mens
De uitdrukkingen ‘eerste mens’ en ‘tweede mens’ komen voor in 1 Korinthiërs 15 (1Ko 15:45,47). Het lijkt misschien alsof ze zomaar uit de lucht komen vallen in deze verhandeling over de bekering. Toch hebben ze veel te maken met ons onderwerp! Ik zal proberen uit te leggen waaruit dat blijkt.
Om het mogelijk te maken dat een mens zich bekeert, laat God in Zijn genade nog steeds de indringende en tegelijk ook schitterende boodschap van bekering prediken. Hij laat aan zondaars weten dat de Heer Jezus voor hen in de dood is gegaan. Hij heeft het volle oordeel gedragen, dat over de zonde móet komen. Hij nam alle verantwoordelijkheid die de mens had, maar waaraan de mens niet kon voldoen, op Zich. Daarvoor kwam de volle toorn – de rechtvaardige boosheid – van God over de zonde op Hém. Door wat Hij deed op het kruis is “de eerste mens” volkomen geoordeeld.
Wat is nu die “eerste mens”? Met “de eerste mens” wordt in de eerste plaats Adam bedoeld (1Ko 15:45). Hij is een zondaar geworden en daardoor onder het oordeel van God is komen te vallen. In de tweede plaats worden daarmee ook al zijn nakomelingen bedoeld (Rm 5:12). Ieder mens die zich niet heeft bekeerd, hoort bij ‘de eerste mens’.
God kan op geen enkele manier iets met ‘de eerste mens’ te maken hebben, want God en de zonde hebben geen enkel raakvlak. ‘De eerste mens’ is de mens die leeft in de zonde. Je kunt ook zeggen, de mens die los van God voor zijn eigen vleselijke begeerten leeft. Maar in de dood van Christus is ‘de eerste mens’ (de zonde en het vlees) volledig geoordeeld. De ‘eerste mens’ bestaat voor God niet meer, die ziet Hij niet meer.
Dat zal je allemaal radicaal in de oren klinken. Dat is ook de bedoeling, want het is ook radicaal. Het kan ook niet anders. Als God ook nog maar een ietsje in de mens zou zien dat goed was, zou Hij dat nog weer hebben kunnen uitbouwen tot iets dat helemaal goed was. Maar er valt aan de oude, ‘de eerste mens’ niets op te knappen. Het enige wat God kon doen en ook gedaan heeft, is deze eerste mens oordelen. Dat is nou precies wat jij hebt ingezien en wat jou tot bekering bracht. Zie je dat het alles met ons onderwerp te maken heeft?