V77en als Hij [de] rechtvaardige Lot gered heeft die zwaar te lijden had door de wandel in losbandigheid van de zedelozen;. Dezelfde God Die oordeel over de goddelozen brengt, is de God Die de rechtvaardigen uitredt. Als je de geschiedenis van Lot kent, zoals die in Genesis wordt beschreven (Gn 13:5-135Lot, die met Abram meeging, had ook kleinvee en runderen en tenten.6En dat land liet het niet toe dat zij bij elkaar woonden, want zij hadden veel bezittingen, zodat zij niet bij elkaar konden wonen.7Er ontstond [dan ook] onenigheid tussen de herders van het vee van Abram en de herders van het vee van Lot. Bovendien woonden in die tijd de Kanaänieten en de Ferezieten in dat land.8En Abram zei tegen Lot: Laat er toch geen onenigheid zijn tussen mij en jou, en tussen mijn herders en jouw herders. Wij zijn immers mannen [die] broeders zijn!9Ligt heel het land niet voor je open? Scheid je toch van mij af: als jij naar links [gaat], dan zal ik naar rechts gaan, en als jij naar rechts [gaat], dan zal ik naar links gaan.10En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was; voordat de HEERE Sodom en Gomorra te gronde gericht had, was zij in de richting van Zoar als de hof van de HEERE, als het land Egypte.11Daarom koos Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte en Lot trok naar het oosten; en zij werden van elkaar gescheiden.12Abram woonde in het land Kanaän; en Lot woonde in de steden in de vlakte en zette zijn tenten op tot bij Sodom.13De mannen van Sodom waren echter slecht en grote zondaars tegenover de HEERE.; 14:8-168Toen trok de koning van Sodom [ten strijde] met de koning van Gomorra, de koning van Adama, de koning van Zeboïm en de koning van Bela – het [tegenwoordige] Zoar – en zij stelden zich op [voor de] strijd tegen hen in het Siddimdal,9tegen Kedor-Laomer, de koning van Elam, Tideal, de koning van de volken, Amrafel, de koning van Sinear, en Arioch, de koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.10Het Siddimdal nu was vol asfaltputten; de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten en vielen daar[in]; en de overgeblevenen vluchtten naar het bergland.11Zij namen al de bezittingen van Sodom en Gomorra en al hun voedsel mee en trokken weg.12Ook namen zij Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn bezittingen mee, en trokken weg; hij woonde namelijk in Sodom.13Toen kwam er iemand die ontkomen was en vertelde het aan Abram, de Hebreeër; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram.14Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende [mannen], die in zijn huis geboren waren, driehonderd achttien [man], en hij achtervolgde hen tot aan Dan.15Hij verdeelde zich 's nachts tegen hen [in groepen], hij en zijn manschappen, en versloeg hen; en hij achtervolgde hen tot aan Hoba, dat links van Damascus ligt.16En hij bracht alle bezittingen terug, en ook zijn broeder Lot en zijn bezittingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.; 19:1-381De twee engelen kwamen 's avonds in Sodom aan, terwijl Lot in de poort van Sodom zat. Toen Lot [hen] zag, stond hij op om hun tegemoet te gaan, en boog hij zich met [zijn] gezicht ter aarde.2Hij zei: Zie toch, mijne heren, wijk toch af [van uw weg en kom] naar het huis van uw dienaar en overnacht [daar] en was uw voeten; [morgen]vroeg kunt u opstaan en uw reis vervolgen. Maar zij zeiden: Nee, wij zullen wel op het plein overnachten.3Hij drong echter sterk bij hen aan, zodat zij [van hun weg] afweken, naar hem toe, en zijn huis binnengingen. Hij richtte een maaltijd voor hen aan. Hij bakte ongezuurde [broden] en zij aten.4Nog voor zij zich te slapen legden, omsingelden de mannen van die stad, de mannen van Sodom, van jong tot oud, het huis; heel het volk, niemand uitgezonderd.5Zij riepen naar Lot en zeiden tegen hem: Waar zijn die mannen die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen naar buiten, naar ons toe, zodat wij gemeenschap met hen kunnen hebben.6Toen ging Lot naar buiten, naar hen toe, bij de deuropening, en sloot de deur achter zich,7en hij zei: Mijn broeders, doe toch geen kwaad!8Zie toch, ik heb twee dochters, die met geen man gemeenschap gehad hebben; laat mij die toch bij u brengen en doe met hen wat goed is in uw ogen. Alleen, deze mannen moet u niets aandoen, want om die reden zijn ze onder de bescherming van mijn dak gekomen.9Toen zeiden zij: Ga opzij! Ook zeiden ze: Deze ene is gekomen om [hier] als vreemdeling te verblijven en [nu] wil hij zeker rechter [over ons] zijn! Nu zullen we u meer kwaad aandoen dan hun. Zij drongen erg op de man, op Lot, aan en kwamen dichterbij om de deur open te breken.10Maar die mannen staken hun hand uit, trokken Lot naar zich toe het huis in en sloten de deur.11Zij sloegen de mannen die bij de deuropening van het huis waren, van klein tot groot, met blindheid, zodat zij tevergeefs moeite deden om de deuropening te vinden.12Toen zeiden die mannen tegen Lot: Wie hebt u hier verder nog? Een schoonzoon, uw zonen, of uw dochters: breng allen die u in de stad hebt uit deze plaats naar buiten.13Want wij gaan deze plaats te gronde richten, omdat de roep [van haar zonden] groot geworden is voor het aangezicht van de HEERE. Daarom heeft de HEERE ons gezonden om haar te gronde te richten.14Toen ging Lot naar buiten en sprak tot zijn schoonzoons, die zijn dochters [tot vrouw] zouden nemen en zei: Sta op! Ga naar buiten, uit deze plaats! Want de HEERE gaat deze stad te gronde richten. Maar hij was in de ogen van zijn schoonzoons als iemand die grappen maakte.15Toen de dageraad aangebroken was, drongen de engelen bij Lot aan. Zij zeiden: Sta op! Neem uw vrouw en uw twee dochters, die zich [hier] bevinden, anders wordt u om de ongerechtigheid van de stad weggevaagd.16[Lot] aarzelde echter; daarom grepen die mannen zijn hand, de hand van zijn vrouw en de hand van zijn twee dochters, omdat de HEERE hem wilde sparen. Zij brachten hem naar buiten en leidden hem buiten de stad.17En het gebeurde, toen zij hen buiten [de stad] gebracht hadden, dat Hij zei: Vlucht voor uw leven, kijk niet achter u en blijf nergens op heel deze vlakte staan; vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd.18Maar Lot zei tegen hen: Nee toch, Heere.19Zie toch, Uw dienaar heeft genade gevonden in Uw ogen, en U hebt Uw grote goedertierenheid aan mij bewezen door mijn ziel in leven te houden. Ik kan echter niet naar het bergland vluchten, anders haalt het onheil mij in en sterf ik.20Zie toch, deze stad is dichtbij [genoeg] om erheen te vluchten en zij is klein; laat me daar toch heen vluchten (zij is immers klein!), zodat mijn ziel in leven zal blijven.21Toen zei Hij tegen hem: Zie, Ik ben u ook in dit opzicht ter wille en zal deze stad, waarover u gesproken hebt, niet ondersteboven keren.22Haast u! Vlucht daarheen! Want Ik kan niets doen, totdat u daar bent aangekomen. Daarom gaf men deze stad de naam Zoar.23De zon kwam op boven de aarde, toen Lot in Zoar aankwam.24Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. [Het kwam] van de HEERE uit de hemel.25Hij keerde deze steden en heel de vlakte ondersteboven, met alle inwoners van de steden en het gewas op het land.26Zijn vrouw, [die] achter hem [liep], keek achter zich en werd een zoutpilaar.27En Abraham stond 's morgens vroeg op en [ging] naar de plaats waar hij voor het aangezicht van de HEERE had gestaan.28Hij keek uit over Sodom en Gomorra en over heel het gebied van de vlakte. En zie, hij zag dat er rook van dat land opsteeg, zoals de rook van een oven.29En het gebeurde, toen God de steden van deze vlakte te gronde richtte, dat God aan Abraham dacht. Daarom leidde Hij Lot uit het midden van de verwoesting, toen Hij de steden waarin Lot gewoond had, ondersteboven keerde.30En Lot vertrok uit Zoar en ging met zijn twee dochters in het bergland wonen, want hij was bevreesd om in Zoar te [blijven] wonen. Hij woonde in een grot, samen met zijn twee dochters.31Toen zei de eerstgeborene tegen de jongste: Onze vader is oud en er is geen man in dit land om bij ons te komen op de manier die op de hele aarde gebruikelijk is.32Kom, laten we onze vader wijn te drinken geven en met hem slapen, zodat wij door onze vader het leven geven aan nageslacht.33Zij gaven die nacht hun vader wijn te drinken. De eerstgeborene kwam en sliep met haar vader. Hij merkte niet dat zij kwam liggen en evenmin dat zij [weer] opstond.34En het gebeurde de volgende dag dat de eerstgeborene tegen de jongste zei: Zie, ik heb de afgelopen nacht met mijn vader geslapen; laten we hem ook vannacht wijn te drinken geven. Kom, slaap met hem, zodat wij door onze vader het leven geven aan nageslacht.35Zij gaven hun vader ook die nacht wijn te drinken en de jongste stond op en sliep met hem. Hij merkte niet dat zij kwam liggen en evenmin dat zij [weer] opstond.36Zo werden de twee dochters van Lot zwanger van hun vader.37De eerstgeborene baarde een zoon en gaf hem de naam Moab. Hij is de vader van de Moabieten, tot op deze dag.38De jongste, ook zij, baarde een zoon en gaf hem de naam Ben-Ammi. Hij is de vader van de Ammonieten, tot op deze dag.), dan wrijf je toch je ogen nog eens uit om er zeker van te zijn dat je goed leest wat hier van Lot staat: hij was een “rechtvaardige”. Het staat er zelfs tot drie keer toe.
Hij was allesbehalve een Noach, die gerechtigheid predikte. De rechtvaardigheid van Lot werd niet zichtbaar, ze kwam niet tot uiting, niet in zijn woorden en ook niet in zijn daden. Toch was hij een rechtvaardige en wel innerlijk. Daarom moest het ons ook door de Schrift zelf worden meegedeeld, anders hadden we het nooit geweten. Het strekt Lot uiteraard niet tot eer. Zo strekt het jou ook niet tot eer als niemand van jou zou weten dat je een gelovige bent of als andere gelovigen een vraagteken bij jouw geloof moeten zetten omdat ze er niets van zien.
V88(want deze rechtvaardige heeft, toen hij in hun midden woonde, dag aan dag [zijn] rechtvaardige ziel door [het] zien en horen gekweld met [hun] wetteloze werken). Dat Lot toch een gelovige was, blijkt uit het feit dat hij zwaar leed door wat hij om zich heen zag. Hij zag zedeloze mensen in losbandigheid leven. Hij woonde in hun midden en kwam er dag aan dag mee in aanraking. Hij hoorde hun smerige praat en hij zag hun vuile gedrag. Dat sneed hem allemaal door zijn ziel. Wat hij zag en hoorde, vervulde hem met walging. Wat dat betreft, is hij een voorbeeld voor christenen die zeggen dat het hun niets doet als ze bijvoorbeeld seksueel getinte scènes in een film zien. Snijdt het jou ook door je ziel als je de zedeloze billboards langs de weg ziet of de vuile taal om je heen hoort?
V99dan weet [de] Heer Godvrezenden uit [de] verzoeking te redden, maar onrechtvaardigen te bewaren tot [de] dag van [het] oordeel om gestraft te worden;. De voorbeelden die Petrus heeft genoemd, maken duidelijk dat de Heer onderscheid weet te maken tussen “Godvrezenden” en “onrechtvaardigen”. Dat blijkt uit Zijn handelen met hen. Zijn handelen met de Godvrezenden blijkt uit hun uitredding; Zijn handelen met de onrechtvaardigen blijkt uit het oordeel dat Hij over hen brengt.
Hij weet met welke verzoekingen mensen te maken hebben die eerbied voor Hem hebben. Deze verzoekingen zijn geloofsbeproevingen, het zijn uiterlijke omstandigheden waarin gelovigen zich kunnen bevinden waardoor hun geloof op de proef wordt gesteld. Daaruit weet de Heer de Zijnen te redden. Hij is in staat de omstandigheden te veranderen of er doorheen te helpen of zelfs ook, zoals in het geval van Lot, de gelovige uit die omstandigheden weg te halen.
De onrechtvaardigen worden bewaard voor het oordeel. Geen enkele onrechtvaardige ontkomt aan het oordeel. Niemand kan weglopen voor God. Voor hen die zich niet buigen voor God, wordt de donkerheid van de duisternis bewaard (vers 1717Dezen zijn waterloze bronnen en nevelen door [de] storm voortgedreven, voor wie de donkerheid van de duisternis bewaard wordt.). Dit vormt een grote tegenstelling met de gelovigen die worden bewaard voor de erfenis, terwijl de erfenis bewaard wordt voor hen (1Pt 1:4-54tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, in [de] hemelen weggelegd voor u,5die in [de] kracht van God door [het] geloof bewaard wordt tot [de] behoudenis, die gereed is om in [de] laatste tijd geopenbaard te worden.).
V1010en vooral hen die in onreine begeerte [het] vlees achterna gaan en [de] heerschappij verachten. Vermetel, aanmatigend, schromen zij niet [de] heerlijkheden te lasteren,. Na de voorbeelden die de onontkoombaarheid aan Gods oordeel hebben aangetoond, gaat Petrus verder met het aan de kaak stellen van de valse leraren. Onder hen bevindt zich een categorie die nog dieper verdorven handelt dan valse leraren al in het algemeen doen. Het is een categorie lieden die zich overgeeft aan de onreine begeerten van hun vlees en in mateloze arrogantie alle door God gegeven gezag met verachting behandelen. Vooral zij zullen door Gods oordeel worden getroffen.
Het gaat vandaag om ‘christelijke’ leraren die, om te voldoen aan hun eigen onreine begeerten, leren dat je seks kunt hebben met wie je wilt. Daarvoor weten zij de waarheid van Gods Woord zo te manipuleren, dat ze anderen van hun vrijheid overtuigen en op die manier hun lusten kunnen botvieren.
Ze hebben de euvele moed om elk gezag te tarten waardoor zij zich een beperking opgelegd voelen. Ze zijn zo arrogant en hoogmoedig, dat ze geen enkele verhindering voelen om Gods gezag te belasteren en te verwerpen. Lasteren is het vals beschuldigen en met opzet kwaadspreken van iets of iemand, om de ander verachtelijk te maken. Een voorbeeld daarvan heb je in de feministische theologie die de orde die God in de schepping heeft gelegd, afwijst en ontkracht en weigert over God als Vader te spreken.
V1111terwijl engelen, die in sterkte en macht groter zijn, geen lasterend oordeel tegen hen <vanwege [de] Heer> uitbrengen.. In hun vermetelheid en aanmatiging gaat dit soort lieden zover, dat ze zich zelfs boven de machtigste engelen verheffen. Engelen die deze nietige en door en door verdorven mensen in kracht en heiligheid ver te boven gaan (Ps 103:2020Loof de HEERE, [u,] Zijn engelen,
sterke helden, die Zijn woord uitvoeren,
gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt.
; 2Kn 19:3535Het gebeurde in diezelfde nacht dat de engel van de HEERE [ten strijde] trok en in het leger van Assyrië honderdvijfentachtigduizend [man] neersloeg. Toen men de [volgende] morgen vroeg opstond, zie, het waren allemaal dode lichamen.), durven niet te doen wat deze lieden wagen te doen (Jd 1:99De aartsengel Michaël echter durfde, toen hij met de duivel redeneerde en redetwistte over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uitbrengen, maar zei: Moge [de] Heer u bestraffen!; Zc 3:22De HEERE zei echter tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. Is deze [Jozua] niet een stuk brandhout [dat] aan het vuur ontrukt [is]?). Hun grootspraak en lastering wordt door de houding van deze vele malen grotere machten als volkomen verwerpelijk aangetoond.
V1212Dezen echter, als redeloze dieren, die van nature voortgebracht zijn om gevangen en omgebracht te worden, zullen ook, daar zij lasteren in dingen die zij niet begrijpen, in hun eigen verderf omkomen,. De lieden die zich daaraan schuldig maken, zijn ongelovigen die zich aanmatigend christenen noemen. Ze gedragen zich als “redeloze dieren” en worden daarom daarmee op één lijn gesteld. Bileam wordt zelfs nog onder de dieren gesteld, want hij wordt door een dier terechtgewezen (vers 1616maar een berisping voor zijn eigen wetteloosheid kreeg: [het] stomme lastdier dat met mensenstem sprak, verhinderde de dwaasheid van de profeet.).
Net zomin als redeloze dieren kunnen valse leraren met inzicht over dingen nadenken. Ze begrijpen domweg niet waarover ze het hebben, al gebruiken ze nog zulke geleerde woorden. Net zoals de redeloze dieren naar hun natuur ertoe bestemd zijn om gevangen en omgebracht te worden, worden de valse leraren gevangengenomen en omgebracht. Zij handelen naar hun boze natuur en ontvangen het resultaat van hun handelen.
Ze zijn niet geschapen tot het verderf, alsof ze ertoe bestemd zijn, maar ze komen “in hun eigen verderf” om. Ze brengen zichzelf onder het verderf. Zo zal iemand die er een vrije seksuele leefwijze op na houdt, zich AIDS op de hals kunnen halen en op deze wijze het loon ontvangen dat hoort bij zijn leven in ongerechtigheid.
V1313en [het] loon van [de] ongerechtigheid ontvangen. Zij achten de zwelgpartij overdag een genot; zij zijn vlekken en smetten en zwelgen in hun bedriegerijen, als zij bij u brassen.. Ze oefenen hun activiteiten uit voor loon en dit is de manier waarop God hun dat zal betalen. Ik bedoel hiermee niet dat alle mensen die bijvoorbeeld AIDS hebben, deze ziekte hebben als loon voor hun leven in de ongerechtigheid. Iemand kan deze ziekte ook krijgen door onnauwkeurig handelen van anderen. Ik hoorde van iemand die besmet bloed toegediend kreeg. Iemand kan die ziekte ook oplopen bij het verplegen van deze zieken.
Een “zwelgpartij overdag”, als normale mensen aan het werk zijn, is voor hen het toppunt van genot. In plaats van vrijgevig zijn ze inhalig en schrokkerig. En bedenk daarbij dat Petrus het niet heeft over hun gedrag in de wereld. Hij spreekt over mensen die zich te midden van het christelijke gezelschap bevinden. Ze brassen “bij u”. Ze hebben hun plaats weten in te nemen te midden van de christenen om zich met hen te vermengen. Daar doen ze mee met eten en drinken op een manier die duidelijk maakt waaruit hun leven bestaat.
Juist vanwege dit soort mensen is afzondering noodzaak. Als we hen hun gang laten gaan, ‘bevlekken en besmetten’ ze de christelijke gemeenschap. “Vlekken en smetten” zijn geen sieraad, maar bederven wat mooi en schoon is. Daarom moeten ze verwijderd worden zodra ze zichtbaar worden.
V1414Zij hebben overspelige ogen, die niet ophouden te zondigen; zij verlokken onstandvastige zielen en hebben een hart geoefend in hebzucht, kinderen van [de] vervloeking.. Terwijl ze hun buik tegoeddoen, zwerven hun ogen rusteloos heen en weer om zoveel mogelijk van het vrouwelijk schoon in zich op te slokken (vgl. Jb 31:11Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen;
hoe kan ik dan [begerig] naar een jonge vrouw kijken?
). In hun gedachten plegen ze overspel (Mt 5:2828Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart.). Er is geen rem op hun schransen en er is geen rem op hun seksuele begeerten. Mensen die zich niet kunnen beheersen als het gaat om eten en drinken, kunnen zich vaak ook niet beheersen op andere terreinen. Zij zondigen constant, zonder ook maar een moment pauze.
Ze zoeken hoe ze “onstandvastige zielen”, dat zijn mensen die hun vastheid niet in de Schrift hebben (vgl. Ko 2:77terwijl u geworteld bent en opgebouwd wordt in Hem en bevestigd wordt in het geloof, zoals u is geleerd, <daarin> overvloeiend met dankzegging.), aan zich kunnen binden om er voordeel van te hebben. Dit gedrag komt voort uit “een hart” dat getraind is “in hebzucht”. Ze hebben een gevoel ontwikkeld waardoor ze precies weten wie ze tot prooi van hun hebzuchtige verlangens kunnen maken.
Petrus noemt hen kort en krachtig ”kinderen van [de] vervloeking”. Ze komen voort uit een vloek en zijn een vloek voor allen die zich met hen inlaten. Hun einde is ermee in overeenstemming, want de Heer Jezus zal hen als vervloekten naar het eeuwige vuur verwijzen (Mt 25:4141Dan zal Hij ook zeggen tot hen die aan Zijn linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid;).
V1515Door [de] rechte weg te verlaten zijn zij afgedwaald en volgen de weg van Bileam, [de zoon] van Bosor, die [het] loon van [de] ongerechtigheid liefhad,. Dwaalleraren hebben de rechte weg gekend (vgl. 1Sm 12:20-2420Toen zei Samuel tegen het volk: Wees niet bevreesd, u hebt al dit kwaad [wel] gedaan, maar wijk niet [langer] van achter de HEERE af, en dien de HEERE met uw hele hart.21Wijk niet af door de nietige [afgoden] na [te volgen], die niet van nut zijn en niet kunnen redden, want zij zijn nietigheden.22Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, omwille van Zijn grote Naam, omdat het de HEERE behaagd heeft u voor Hem tot een volk te maken.23En wat mij betreft, er is bij mij geen sprake van dat ik tegen de HEERE zou zondigen door op te houden voor u te bidden; maar ik zal u de goede en juiste weg leren.24Vrees alleen de HEERE, en dien Hem trouw met uw hele hart, want zie welke grote dingen Hij bij u gedaan heeft.; Hs 14:1010Wie is [zo] wijs, dat hij deze dingen begrijpt,
en [zo] verstandig dat hij ze kent?
De wegen van de HEERE zijn immers recht.
De rechtvaardigen zullen daarop wandelen,
maar de overtreders zullen erop struikelen.), dat is de weg van gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord, maar die verlaten. Vervolgens verdraaien ze ook nog de rechte wegen van de Heer (Hd 13:1010O jij, vol van alle bedrog en alle schurkerij, zoon van [de] duivel, vijand van alle gerechtigheid, zul je niet ophouden de rechte wegen van <de> Heer te verdraaien?). Na de dwaling van Bileam (Jd 1:1111Wee hun, omdat zij de weg van Kaïn gegaan zijn en voor loon zich aan de dwaling van Bileam overgegeven hebben en in de tegenspreking van Korach omgekomen zijn.) en de leer van Bileam (Op 2:1414Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israël een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren.) komen ze terecht op de weg van Bileam en volgen die.
Door te spreken over “de weg van Bileam” stelt Petrus Bileam als hét voorbeeld van het gaan van een weg die van godsdienst handelswaar maakt. Je vindt zijn geschiedenis in Numeri 22-24. Daar blijkt dat hij zich uitgaf voor een profeet van God, terwijl hij Gods volk wilde vervloeken omdat hem daarvoor veel geld werd aangeboden. Dit geld wordt door God aangemerkt als “[het] loon van [de] ongerechtigheid”. Het is loon dat verdiend wordt met het doen van boze werken.
V1616maar een berisping voor zijn eigen wetteloosheid kreeg: [het] stomme lastdier dat met mensenstem sprak, verhinderde de dwaasheid van de profeet.. God verhinderde op bijzondere wijze de dwaasheid van de profeet om Zijn volk te vervloeken. Hij gaf het “stomme lastdier” waarop Bileam reed, het vermogen om “met mensenstem” te spreken. De ezelin berispte Bileam “voor zijn eigen wetteloosheid”. Hij had de ezelin tot drie keer toe geslagen, terwijl de ezelin hem alleen maar had gedragen en hem had beschermd tegen onheil (Nm 22:22-3322De toorn van God ontbrandde echter, omdat hij op weg ging, en een Engel van de HEERE ging hem in de weg staan als [zijn] tegenstander. [Bileam] reed op zijn ezelin, en twee van zijn knechten waren bij hem.23Toen de ezelin de Engel van de HEERE op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in Zijn hand, week de ezelin van de weg af en ging het veld in. Toen sloeg Bileam de ezelin om haar [weer] naar de weg terug te drijven.24Maar de Engel van de HEERE ging [nu] op een nauw pad tussen de wijngaarden staan, [met] een muur aan de ene en een muur aan de andere [kant].25Toen de ezelin de Engel van de HEERE zag, drukte ze zich tegen de muur aan en drukte Bileams voet tegen de muur; daarom ging hij door met haar te slaan.26De Engel van de HEERE ging nog verder en ging op een nauwe plaats staan, waar geen weg was om naar rechts of links af te wijken.27Toen de ezelin de Engel van de HEERE zag, ging ze liggen, onder Bileam. Toen ontstak Bileam in woede en hij sloeg de ezelin met een stok.28Toen opende de HEERE de mond van de ezelin en ze zei tegen Bileam: Wat heb ik u misdaan, dat u mij nu driemaal geslagen hebt?29Toen zei Bileam tegen de ezelin: Omdat jij de spot met me drijft. Had ik maar een zwaard in mijn hand, dan zou ik je nu doden!30De ezelin zei tegen Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop u gereden hebt sinds u [mijn heer] werd, tot op deze dag? Was ik ooit gewend u zo te behandelen? Hij zei: Nee!31Toen ontsloot de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij de Engel van de HEERE zag staan op de weg, met zijn uitgetrokken zwaard in Zijn hand. En hij knielde en boog zich neer met zijn gezicht [ter aarde].32De Engel van de HEERE zei tegen hem: Waarom hebt u uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, Ik ben zelf uitgegaan als [uw] tegenstander, want deze weg wijkt van Mij af.33Maar de ezelin heeft Mij gezien en driemaal is ze voor Mij uitgeweken. Als ze niet voor Mij was uitgeweken, zou Ik u nu zeker hebben gedood, maar haar zou Ik hebben laten leven.). Hij bewees hiermee dat hij blind was voor waarschuwingen en volhardend doorging op zijn zelfgekozen weg. Door de ezelin tot hem te laten spreken maakte God duidelijk hoe dwaas de profeet was. In aansluiting daarop liet God Bileam toe zijn weg te vervolgen, terwijl Hij hem dwong om Zijn volk te zegenen.
Ook vandaag heeft God Zijn methoden om tot dwaalleraren te spreken en vaak doet Hij dat ook op een wijze die hardnekkige, geldbeluste dwaalleraren verachtelijk maakt. Het zou goed zijn als zij daarnaar zouden luisteren tot hun behoudenis, anders zullen ze delen in het lot van Bileam (Nm 31:88Behalve hen die door hen verslagen werden, doodden zij ook de koningen van Midian: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba, de vijf koningen van Midian; ook doodden zij Bileam, de zoon van Beor, met het zwaard.).
Lees nog eens 2 Petrus 2:7-16.
Verwerking: Welke kenmerken worden in deze verzen van valse leraren gegeven?