In de Bijbel luisteren zo’n dertien verschillende personen naar de naam Benaja. In een serie van vijf afleveringen willen we met een van hen eens nader kennis maken. Dat is de Benaja wiens leven zich afspeelt in de directe nabijheid van David. David is zíjn koning. Dat is voor Benaja niet alleen het geval als David regerend vorst is. Dan is het gemakkelijk om bij hem te zijn. Nee, Benaja is ook bij David als deze wordt opgejaagd door Saul en het lijkt alsof David nooit koning zal worden. Hij ziet in David Gods uitverkoren koning, al is alle schijn tegen Benaja gelooft dat David eenmaal zal heersen.
1. Benaja verslaat twee helden uit Moab
“Verder Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dappere man, groot van daden, uit Kabzeël. Hij was het die de twee [zonen] van Ariël uit Moab versloeg” (2Sm 23:20a)
In de Bijbel luisteren zo’n dertien verschillende personen naar de naam Benaja. In een serie van vijf afleveringen willen we met een van hen eens nader kennis maken. Dat is de Benaja wiens leven zich afspeelt in de directe nabijheid van David. David is zíjn koning. Dat is voor Benaja niet alleen het geval als David regerend vorst is. Dan is het gemakkelijk om bij hem te zijn. Nee, Benaja is ook bij David als deze wordt opgejaagd door Saul en het lijkt alsof David nooit koning zal worden. Hij ziet in David Gods uitverkoren koning, al is alle schijn tegen Benaja gelooft dat David eenmaal zal heersen. Geloof dat zich op God en Zijn keus richt, trekt altijd aan het langste eind. Hij kiest voor David. Hij weet heel goed dat dat betekent dat hij ook met David moet lijden. Maar het maakt Benaja niet uit of David op de troon zit of dat David nog verworpen en op de vlucht is.
Zijn passie is David. Hem wil hij volgen en op hem wil hij lijken. Hoe is het met jouw passie voor de Heer Jezus? Wil jij Hem ook volgen en op Hem lijken nu Hij nog de Verworpene is?
Benaja komt in zijn liefde voor David tot geloofsdaden. In twee bijbelgedeelten (2Sm 23:20-22 en 1Kr 11:22-24) staan in bijna gelijkluidende bewoordingen drie acties van hem opgetekend. Ik zal het gedeelte uit 2 Samuël 23:20-22 citeren:
“Verder Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dappere man, groot van daden, uit Kabzeël. Hij was het die de twee [zonen] van Ariël uit Moab versloeg. Ook was hij het die [eens] in het midden van een kuil afdaalde en [daar] een leeuw doodsloeg, in de sneeuwtijd. Hij versloeg ook een Egyptische man, een man van aanzien. In de hand van de Egyptenaar was een speer, maar [Benaja] ging op hem af met een staf, rukte de speer uit de hand van de Egyptenaar en doodde hem met diens [eigen] speer. Deze [dingen] deed Benaja, de zoon van Jojada; daarom had hij een naam onder de drie helden.”
De drie acties die hij verricht, zijn:
1. het verslaan van twee zonen van Ariël uit Moab,
2. het doden van een leeuw in een kuil in een tijd dat er sneeuw ligt en
3. het verslaan van een Egyptenaar die hij met diens eigen wapen doodt.
Benaja was dus niet voor een kleintje vervaard. Het is ook niet zo, dat hij het na één overwinning wel welletjes vond. Benaja is een man met moed en met volharding.
Uit zijn wapenfeiten kun je belangrijke geestelijke lessen leren. Daarbij moet je het volgende bedenken: “Want onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef 6:12). De drie vijanden die Benaja verslaat en doodt, zijn een beeld van drie geestelijke vijandelijke machten waarmee jij in je leven te maken hebt. Je zult zien dat Moab een beeld is van het vlees in de gelovige, dat de leeuw hier een beeld is van de satan en dat de Egyptenaar een beeld is van de wereld.
De eerste vijand bestaat uit twee zonen van Ariël (in een andere vertaling: twee helden), afkomstig uit Moab. Moab betekent ‘van de vader’. Wie is de vader van Moab? Dat is Lot (Gn 19:36-37). Uit wat de Bijbel over Lot meedeelt, zien we wat voor soort man Lot was: Hij was een man die de wereld liefhad. Hij zag aan wat voor ogen was. Hij liet zich leiden door de begeerten van het vlees (Gn 13:10-11), dat is de oude natuur die elke gelovige nog steeds in zich heeft. In Moab zie je dan ook een beeld van het vlees en de werken daarvan (Gl 5:19-21).
In de geschiedenis van Moab worden twee kenmerken zichtbaar die voortkomen uit de begeerten van het vlees. Het ene kenmerk is gemakzucht, het andere is hoogmoed. Dat Moab gemakzuchtig is, lees je in het boek van de profeet Jeremia: “Moab is vanaf zijn jeugd zonder zorgen geweest, en heeft [als wijn] op zijn droesem stilgelegen” (Jr 48:11). Over het andere kenmerk van Moab, hoogmoed, lees je in het boek van de profeet Jesaja: “Wij hebben gehoord van de trots van Moab, [dat] zeer hoogmoedig is, van zijn hoogmoed, zijn trots en zijn overmoed; zijn holle praat is niet gepast!” (Js 16:6). We kunnen dus deze twee zonen van Moab elk een naam geven. De naam van de ene zoon is Gemakzucht en de naam van de andere zoon is Hoogmoed. Met deze twee ‘helden’ zijn ook een gevaar voor jouw leven als christen. Ze willen ook in jouw leven hun invloed uitoefenen. Misschien is de ene ‘zoon’ een groter gevaar dan de anderen. Hoe het ook zij, je moet met hen afrekenen als je toegewijd aan de Heer wilt leven.
Hoe kijk jij aan tegen de grote Moabitische held ‘Gemakzucht’? Ben je van hem onder de indruk? Hij imponeert echt. Als jij denkt dat anderen het werk wel opknappen, is de kans groot dat je onder de invloed van ‘Gemakzucht’ bent gekomen. Is je rust je lief? Geef je ‘niet thuis’, als je gevraagd wordt, bijvoorbeeld om mee te doen met evangeliseren? Het kan ook zijn dat je je verschuilt achter: ‘Ik kan toch niets, mijn bijdrage telt niet mee.’ Het zijn allemaal tekenen van de invloed van ‘Gemakzucht’ in je leven. Om je aan die invloed te onttrekken, wil ik je vragen hoe het zit met je relatie met de Heer Jezus. Denk er nog eens aan hoeveel Hij voor jou heeft gedaan. Al dat lijden en die pijn, Hem door mensen aangedaan. Denk bovenal aan de striemen die Hem door God zijn toegebracht toen Hij de Heer Jezus sloeg toen Hij tijdens de drie uren van duisternis aan het kruis jouw zonden droeg. Lees maar hoe het in 1 Petrus 2 staat: “Want hiertoe bent u geroepen, omdat ook Christus voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten heeft, opdat u zijn voetstappen navolgt; Hij ‘die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in zijn mond gevonden’, die als Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed, niet dreigde, maar [Zich] overgaf aan Hem die rechtvaardig oordeelt; die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: ‘door zijn striemen bent u gezond geworden’. Want u dwaalde als schapen, maar bent nu teruggekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen” (1Pt 2:21-25).
Laat het nog eens op je inwerken. Zou je voor Hem niet van je gemak willen afzien en je gaan inzetten voor Hem? Met Hem voor ogen zal het niet moeilijk zijn met ‘Gemakzucht’ af te rekenen.
O, jij hebt al met ‘Gemakzucht’ afgerekend? Je hebt geen last van hem? Prachtig. Maar pas op! Daar komt zijn broer aan, ‘Hoogmoed’. Dat is ook geen kleine jongen Op slinkse wijze sluipt hij zomaar je hart binnen. Je herkent hem in de lage gedachte die bij je opkomt dat je toch heel wat meer presteert dan al die andere christenen die een prooi zijn geworden van broer ‘Gemakzucht’. Díe held heb jij toch mooi een kopje kleiner gemaakt. En jij bent heel goed en ijverig bezig. Je zet je in voor de gemeente. Al je vrije tijd geef je ervoor. Zonder jou zou de gemeente niet zijn wat ze nu is. En als jij zou vertrekken, kon de gemeente wel opdoeken. Trouwens, ze zouden ook wel eens wat meer waardering kunnen tonen voor je inzet, toch?
Ook jou wil ik vragen: hoe zit het met je relatie met de Heer Jezus? Ben je echt alleen voor Hem bezig en niet uit op complimenten van je medegelovigen? Kijk eens naar de Heer Jezus. Hij, Die de Meester is, is jouw Dienstknecht geworden. Om ‘Hoogmoed’ de baas te worden. Als de discipelen er strijd over krijgen wie van hen wel de grootste mocht zijn, geeft de Heer Jezus het volgende antwoord: “Hij echter zei tot hen: De koningen van de volken heersen over hen, en zij die gezag over hen voeren, worden weldoeners genoemd. U echter niet aldus, maar laat de grootste onder u als de jongste zijn, en de voorganger als een die dient. Want wie is groter, hij die aanligt of hij die dient? Niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Degene Die dient” (Lk 22:25-27; vgl. Jh 13:1-17). Laat het maar op je inwerken. Met Hem en Zijn voorbeeld voor ogen zal het niet moeilijk zijn met ‘Hoogmoed’ af te rekenen.
Benaja, bedankt voor je moedige optreden tegen deze twee grote vijanden en het voorbeeld dat je me daarin geeft. Bedankt dat je hebt laten zien dat het mogelijk is ze te verslaan.
Gebed: Heer Jezus, wilt U mij helpen ‘Gemakzucht’ en ‘Hoogmoed’ te verslaan. Zonder U kan ik niets doen. Ik wil op U zien en U met een onverdeeld hart volgen en dienen.
Ger de Koning, juli 2010
2. Benaja doodt een leeuw in een kuil
“Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dappere man, groot van daden … Ook was hij het die [eens] in het midden van een kuil afdaalde en [daar] een leeuw doodsloeg, in de sneeuwtijd” (2Sm 23:20).
In de vorige aflevering hebben we nagedacht over de grote daad van Benaja door twee helden van Moab te verslaan, Gemakzucht en Hoogmoed. In deze aflevering nemen we een volgende daad van hem onder de loep. Nadat Benaja die twee mannen uit Moab heeft verslagen, gaat hij niet lekker op zijn lauweren rusten om na te genieten van zijn overwinning. Hij blijft oplettend speuren of ergens nieuw gevaar dreigt. Zodra zich dat aandient, treedt hij met onverschrokken moed en doortastend op.
Wat is het geval? Er is een leeuw in een kuil terecht gekomen. Als bijzonderheid wordt vermeld dat het in de sneeuwtijd is. Benaja had kunnen denken: ‘Die leeuw zit daar goed, die vormt voor niemand meer een bedreiging; mooi laten zitten, dan gaat hij vanzelf dood.’ Maar zo zit Benaja niet in elkaar. Ik stel me voor dat hij heeft gedacht: ‘Die leeuw is misschien wel door de sneeuw uitgegleden en zo in de kuil terecht gekomen. Wat met die leeuw is gebeurd, kan ook met een mens gebeuren. Kinderen vinden het bijvoorbeeld prachtig om in de sneeuw te spelen. Stel je voor dat een van die kinderen ook uitglijdt en per ongeluk in die kuil belandt. Daar moet je toch niet aan denken.’ Benaja bedenkt zich niet, laat zich in de kuil zakken en doodt de leeuw. Hij denkt niet aan zichzelf, maar aan het gevaar dat anderen lopen.
Benaja handelt naar de betekenis van zijn naam. Zijn naam betekent: ‘door de HEERE gebouwd´. In zijn omgang met de HEERE heeft de HEERE hem gevormd tot een man van karakter. De kracht om de strijd met die leeuw aan te gaan, heeft hij niet in zichzelf. Maar hij zegt als het ware: “Ik vermag alles in Hem Die mij kracht geeft” (Fp. 4:13). Dat is niet de taal van de branieschopper, maar de taal van het geloof in de Almachtige. Voor Hem is die leeuw een kleintje. Heeft zijn koning, David, ook niet die taal gesproken toen hij zei: “Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur” (Ps 18:30)?
De leeuw is hier een beeld van de duivel die eropuit is om te verslinden: “Uw tegenpartij, [de] duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden” (1Pt 5:8). Op de onmogelijkste plekken, waar je meent dat hij niet veel kan uitrichten, probeert hij slachtoffers te maken. Daarbij heeft hij een voorkeur voor kinderen. Misschien heb je geen kinderen, misschien ben je nog niet eens getrouwd. Toch kun je van Benaja leren. Heb jij oog voor de gevaren waaraan de kinderen, en zeker ook die van de gelovigen, bloot staan? Waarmee komen kinderen in aanraking op school, op straat? Het is koud in de wereld. Er ligt een dikke laag sneeuw. De sneeuw maakt de wereld aantrekkelijk en doet de kou vergeten.
Het is helaas geen uitzondering dat de kou de kinderen tegemoet slaat als ze thuis komen. Niemand die op hen wacht om iets met hen te drinken, niemand die vraagt hoe ze het hebben gehad, niemand bij wie ze hun verhaal spontaan kwijt kunnen. Ja, er is wel een ‘knuffelhoek’. De pc wordt aangezet om ‘het net’ op te gaan en het chatten kan beginnen. Met wie? Er zijn altijd ‘aardige’ mensen, aan wie ze wél hun verhaal kwijt kunnen, die wél aandacht hebben. De sneeuw ziet er zo aantrekkelijk uit, de kou wordt vergeten, ze komen steeds dichter bij de kuil … . Als je dit herkent, treed dan op als Benaja.
Er staat niet bij dat er bij zijn optreden toeschouwers waren. Er staat ook niet dat hij de dode leeuw uit de kuil heeft meegenomen om die triomfantelijk als een trofee aan anderen te laten zien. Misschien heeft hij er nooit iets van aan anderen verteld. Maar God heeft het opgemerkt en laten optekenen in Zijn Woord. Dit gevecht met de leeuw in de kuil, waarbij niemand aanwezig was of toekeek dan alleen de HEERE, doet denken aan het strijden in de gebeden, zoals je dat leest van Epafras: “U groet Epafras, die [een] van u is, een slaaf van Christus Jezus, die altijd voor u strijdt in de gebeden dat gij mag vaststaan, volmaakt en ten volle verzekerd in [de] hele wil van God” (Ko 4:12). Een dergelijke strijd wordt gestreden in het verborgene van de binnenkamer (vgl. Mt 6:6). Onopvallend voor mensen, maar waargenomen door God mag je voor anderen strijden in de gebeden.
Misschien voel je je nutteloos. Dan ligt hier een enorme mogelijkheid om je medegelovigen op een geweldige manier te dienen. Ga strijden in de gebeden voor de gezinnen van de gelovigen en hun kinderen. Meer dan ooit is het nodig dat er voor de gezinnen wordt gebeden. Daarop concentreren zich de aanvallen van de duivel. Deze oproep tot gebed geldt niet alleen voor oudere gelovigen. Het is te wensen dat ook jongeren de noodzaak ervan inzien. Neem meer tijd om te bidden voor het geestelijk behoud van de kinderen van de gelovigen en voor al de kinderen die je in je kennissenkring hebt. Zo kun jij een held van de ware David worden.
In de overwinning die Benaja in het verborgene behaalde, lijkt hij op David. Ook David heeft in het verborgene de leeuw (en ook de beer) verslagen: “Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een leeuw of een beer die een schaap van de kudde wegnam, dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem. Uw dienaar heeft zowel leeuw als beer verslagen” (1Sm 17:34-37).
Als jij gaat bidden, lijk je op de Heer Jezus. De Heer Jezus is nu ook verborgen voor de wereld. Hij is in de hemel, waar Hij bidt voor elk van de Zijnen: “Christus is het, die gestorven is, ja nog meer, die ook opgewekt is, die ook aan Gods rechterhand is, die ook voor ons bidt” (Rm 8:34). Er is toch niets mooiers dan op Hem te lijken?
Benaja, bedankt voor je moedige optreden, waardoor je hebt voorkomen dat kinderen in de klauwen van de verslinder terecht zijn gekomen.
Gebed: Heer Jezus, geeft U me een open oog voor de gevaren die onze kinderen lopen in deze koude wereld. Geef me de moed om die gevaren uit te schakelen. Doe me het enorme belang van het gebed voortdurend beseffen. Ik wil graag een strijder in de gebeden worden.
Ger de Koning, augustus 2010
3. Benaja verslaat een Egyptenaar
“Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dappere man, groot van daden, uit Kabzeël. … Hij versloeg ook een Egyptische man, een man van aanzien. In de hand van de Egyptenaar was een speer, maar [Benaja] ging op hem af met een staf, rukte de speer uit de hand van de Egyptenaar en doodde hem met diens [eigen] speer” (2Sm 23:22).
Ook na zijn tweede overwinning is Benaja de man er niet naar om zijn gemak ervan te nemen. De vijand is er trouwens ook de vijand niet naar om na een nederlaag de strijd op te geven. Hij verschijnt telkens in een andere gedaante. Ditmaal krijgt Benaja met een Egyptenaar te maken. Evenals de vorige vijanden is ook dit er eentje van formaat. Er doemt een reusachtige gestalte van maar liefst tweeënhalve meter voor hem op. In 1 Kronieken 11 staat dat deze Egyptenaar vijf el lang was (1Kr 11:23). Zo’n verschijning zal op veel mensen in Israël indruk hebben gemaakt, maar niet op Benaja.
Egypte is een beeld van de wereld. Dat kun je leren uit het boek Exodus. Het is het land dat het volk van God lange tijd in slavernij heeft gehouden. Toen God Zijn volk daaruit wilde bevrijden, bood de koning van Egypte heftig tegenstand. Zelfs toen het volk van God weggetrokken was, wilde de farao het volk terughalen en weer onder zijn heerschappij brengen. Dit is een illustratie van wat er gebeurt als iemand tot bekering komt. Dan wordt hij door God gered uit de tegenwoordige boze wereld (Gl 1:4).
Maar denk niet dat je daarmee voorgoed van deze vijand verlost bent. Zeker, hij heeft geen gezag meer over je. Maar toch zal hij telkens weer proberen een bepaalde gebied van je leven in bezit te krijgen. Het gevaar blijft aanwezig dat bepaalde patronen van je oude leven weer ingang bij je krijgen. Het had toch ook zo z’n aantrekkelijke kanten, niet alles was toch even verkeerd, er zijn toch een heleboel dingen waarvan je kunt genieten, je hoeft toch niet wereldvreemd te zijn?
Het zijn op zich geen verwerpelijke redeneringen. Maar pas op: ben je er zeker van dat zulk soort redeneringen niet bedoeld zijn om je breuk met de wereld ongedaan te maken en ben je ervan overtuigd dat ze je toewijding aan de Heer Jezus niet zullen verminderen? Vroeger ging je op in muziek of sport of kon je alleen maar denken aan mooie kleren of mooie auto’s. Daarmee heb je gebroken. Is het daarom verkeerd om naar muziek te luisteren, aan sport te doen of er verzorgd uit te zien of een auto te gebruiken? Nee, maar bedenk wel dat waar je vroeger in leefde, opnieuw het patroon van je leven kan worden als je er niet mee handelt zoals Benaja met de Egyptenaar.
Hoe haalt Benaja de overwinning? In de eerste plaats gaat hij er met een staf op af. Iemand gebruikt een staf als hij onderweg is. De staf zegt iets over pelgrim zijn, een vreemdeling op aarde, iemand die onderweg is naar zijn bestemming. Als je Christus kent als je Verlosser en Heer, is je bestemming niet deze wereld. Daaruit ben je immers verlost. Je bestemming is de hemel, daarnaar ben je onderweg. Als jij je dat goed bewust bent, heb je een wapen tegen de vijand. Als de wereld je wil verleiden om deel te nemen aan haar vertier en mee te doen met haar inspanningen, houd je de staf omhoog. Je zegt daarmee: ik hoor niet bij jou, ik hoor bij de hemel.
Met zijn staf in zijn hand rukt Benaja de speer uit de hand van de Egyptenaar. Daar spreekt een krachtig optreden uit. Hij vraagt niet of de Egyptenaar zo vriendelijk wil zijn om even zijn speer in te leveren, maar hij neemt de speer met geweld uit zijn handen. Dan geeft hij de Egyptenaar met zijn eigen wapen de doodsteek. Ook hierin volgt hij het voorbeeld van zijn koning, David. Die heeft immers vroeger de reus Goliath met diens eigen wapen gedood: “Daarom snelde David [naar voren] en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af” (1Sm 17:51). Dat wijst weer op een prachtige manier naar de Heer Jezus, die de duivel met diens eigen wapen, de dood, heeft verslagen: “Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel” (Hb 2:14).
In Kolossenzen 3 staat hoe je dit doden van de Egyptenaar kunt toepassen (Ko 3:5-6). Je wordt daar opgeroepen om je leden die op aarde zijn te doden. Een van de leden die daar worden genoemd is “de hebzucht, dat is afgodendienst”. En, zo staat in het volgende vers, “ook u hebt vroeger onder hen gewandeld, toen u daarin leefde”. Dat betekent dat het gaat om dingen waarin je vroeger leefde. De opdracht is nu om, zodra je merkt dat iets van vroeger weer beslag op je gaat leggen, als je gevoelens die je vroeger koesterde weer in je voelt opkomen, daarmee radicaal af te rekenen. Je mag ze niet de kans geven dat ze weer bezit van je nemen. Dat kan alleen door eraan te denken wat de Heer Jezus voor je deed aan het kruis om je ervan te verlossen. Daar behaalde Hij de grote overwinning. In die overwinning mag je gaan staan. Je mag zeggen dat je meer dan overwinnaar bent door Hem Die jou heeft liefgehad (Rm 8:31-39). Daarmee geef je de Egyptenaar de doodsteek.
Benaja, bedankt voor deze derde overwinning. Ik heb van je mogen leren hoe je (dat heb ik er tenminste in mogen zien) hebt afgerekend met drie grote vijanden: het vlees (in het beeld van Moab), de duivel (in het beeld van de leeuw) en de wereld (in het beeld van de Egyptenaar).
Gebed: Heer Jezus, wilt U mij helpen me niet door de wereld te laten overwinnen, maar het waar te maken dat ik met U gekruisigd ben en te leven door het geloof in U, de Zoon van God die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. In U ben ik meer dan overwinnaar. Dat zegt Uw Woord en daarop wil ik gaan staan.
Ger de Koning, september 2010
4. De trouw van Benaja wordt beloond
“David stelde hem aan over zijn lijfwacht” (1Kr 11:25)
Het moment breekt aan dat de omzwervingen van David voorbij zijn. Dat is het moment waarop hij koning over Israël wordt. Het is tijd om de mannen te belonen die hem hebben geholpen om koning te worden. “Dit waren de hoofden van de helden die David had, die hun positie mét hem verstevigd hadden voor zijn koningschap over heel Israël, om hem overeenkomstig het woord van de HEERE over Israël koning te maken” (1Kr 11:10). Onder die mannen is ook Benaja. Tijdens de verwerping van David is hij hem trouw gebleven. Zonder te bibberen is hij de strijd aangegaan met vijanden die een bedreiging voor de samenleving vormden. Het maakte hem niet uit of ze nu op hem afkwamen of dat hij er zelf op af moest gaan. Waar hij gevaar zag, handelde hij onverschrokken. We hebben dat in de vorige afleveringen gezien.
David erkent de indrukwekkende staat van dienst van Benaja en maakt hem tot hoofd van zijn lijfwacht (1Kr 11:25). Deze ‘promotie’ moet voor Benaja een geweldige vreugde zijn geweest. Hij was al zo verknocht aan zijn koning en nu zal hij nog nauwer betrokken worden bij het leven van David. Als hoofd van de lijfwacht zal hij veel overleg met David moeten voeren. David zal hem inlichten over zijn verblijfplaats en zijn dagelijkse bezigheden. David zal hem zeggen waar hij van plan is heen te gaan. Op grond daarvan zal Benaja moeten nagaan waar gevaren dreigen en hoe die omzeild of onschadelijk gemaakt kunnen worden.
Je kunt hierin de volgende les zien. Elke overwinning op het vlees, de duivel of de wereld, wordt door de Heer Jezus beloond met iets van Hemzelf. De kracht om ‘nee’ zeggen tegen iets dat de duivel of de wereld aanbiedt, vind je alleen in je liefde voor de Heer Jezus. Voor de Heer Jezus is dit bewijs van jouw liefde voor Hem zo belangrijk dat Hij je meer gaat vertellen over Zichzelf. Je gaat steeds meer in de Bijbel ontdekken over de manier waarop Hij denkt en hoe Hij handelt, nu en in de toekomst.
Tegelijk geeft Hij je daarmee de verantwoordelijkheid om wat Hij je toevertrouwt, te bewaren en het je niet afhandig te laten maken. Zo zegt Paulus tegen Timotheüs: “Timotheüs, bewaar het [jou] toevertrouwde pand” (1Tm 6:20a). Vervolgens is de opdracht dat je je niet inlaat met ongoddelijk gezwets en mensen die de mond vol hebben over hun zogenaamde kennis (1Tm 6:20b). Dit tref je aan bij vrijzinnige theologen die met een beroep op de Bijbel de grofste zonden goedpraten en zo talloze mensen misleiden. Een voorbeeld las ik over een predikant die met een beroep op ‘alles is geoorloofd’ (1Ko 10:23) een homoseksuele relatie goedpraat! Alsof dat een relatie is waarin Gods gedachten van liefde tussen man en vrouw ook tot uitdrukking komt. Dit zijn vijanden van de ergste soort! De Heer Jezus wil dat je vasthoudt aan wat je hebt (in dit voorbeeld: het huwelijk zoals Hij het heeft ingesteld), totdat Hij komt (Op 3:11).
Als David oud geworden is, krijgt Benaja te maken met een groot gevaar dat zijn koning bedreigt. Het gevaar komt van binnenuit. Een zoon van David, Adonia, wil koning worden, terwijl duidelijk is dat Salomo de rechtmatige opvolger van David is. Deze geschiedenis staat in 1 Koningen 1. Adonia is een knappe jongen en een gewiekste prater. Hij weet ook wie hij in zijn samenzwering kan betrekken en wie hij erbuiten moet houden. Benaja hoeft hij niet te benaderen. Het is hem duidelijk dat hij hem niet onder zijn invloed kan krijgen. Kent jouw omgeving je ook als iemand met karakter? Of ga je nogal snel mee met iemand die ‘uitstraling’ heeft, die over een zeker ‘charisma’ beschikt? Ga je af op de manier waarop iemand overkomt, terwijl je niet let op de inhoud? Dan heeft ’Adonia’ vat op je gekregen. Je let dan niet meer op de Heer Jezus, die door jou voor ‘oud’ in de zin van ouderwets wordt versleten. Je zoekt naar nieuwe impulsen om je geloof te beleven. Hoe God het wil hebben, is niet meer zo van belang. ‘Beleving’, daar gaat het om. Nu zeg ik niet dat beleving niet belangrijk is. Maar het ‘kick’geloof is niet uit God. Daarin staat niet de Heer Jezus centraal, maar de mens en zijn gevoel.
Denk er eens over na of je je wel in het juiste gezelschap bevindt. Dat is bij Benaja wel het geval. Hij heeft in de priester Zadok en de profeet Nathan goede kameraden. Ook zij worden niet uitgenodigd. Wie zijn jouw kameraden, aan wie heb jij steun als het erop aankomt? Zijn jouw vrienden geestelijk gezinde mensen die met de Heer Jezus willen leven?
Dit driemanschap van priester, profeet en soldaat zorgt ervoor dat het plan van Adonia niet slaagt. Een kind van God is zowel een priester, als een profeet en ook een soldaat. Een andere vraag is of je dat ook in de praktijk bent. Ben jij een priester? Een priester brengt offers. Ieder kind van God is een priester en heeft het voorrecht God te vertellen hoe groot de Heer Jezus is en hoe geweldig Zijn offer. God verlangt ernaar dat je dit doet. En ben je ook een profeet? Dat heeft niet in de eerste plaats te maken met iets over de toekomst zeggen, maar of jij iets over God tegen anderen kunt zeggen. Sta je open voor wat God tot jou te zeggen heeft? Dan zul je Gods gedachten kennen over Zijn Zoon en kun je over Hem tot anderen spreken. Die anderen zullen zich dan in Gods tegenwoordigheid voelen en er mogelijk toe komen Hem te erkennen. Je zult ook als een ware Benaja een soldaat zijn die opkomt voor de rechten van de ware Koning.
Benaja, bedankt voor je onwrikbare trouw aan David, ook als hij oud is geworden. Bedankt dat je hebt laten zien hoe je samen met anderen het grote gevaar van een greep naar de troon kunt afwenden.
Gebed: Heer Jezus, geef dat ik er oog voor heb, als het gevaar dreigt dat een ander uw gezag over mijn leven overneemt.
Ger de Koning, oktober 2010
5. Benaja handhaaft de vrede
In de vorige aflevering heb je gezien dat door de wijsheid van de profeet Nathan – met ondersteuning van de priester Zadok en de soldaat Benaja – is voorkomen dat de macht over Gods volk in verkeerde handen kwam (1 Koningen 1). Zodra de ernst van de situatie tot David is doorgedrongen, geeft hij opdracht Salomo tot koning te laten uitroepen en zalven. Benaja stemt daarmee in met een prachtige belijdenis: “Toen antwoordde Benaja, de zoon van Jojada, de koning en zei: Amen! Moge de HEERE, de God van mijn heer de koning, het zó zeggen! Zoals de HEERE met mijn heer de koning is geweest, moge Hij zo met Salomo zijn, en moge Hij zijn troon groter maken dan de troon van mijn heer de koning David!” (1Kn 1:36-37). Hij spreekt de wens uit dat de troon van Salomo groter zal zijn dan die van David.
David is een beeld van de Heer Jezus als de verworpen Koning. Salomo is een beeld van de Heer Jezus als de Vredevorst. Onder de regering van de Heer Jezus zal het koninkrijk van God op aarde gevestigd worden en zal er duizend jaar lang vrede op aarde zijn. Met zijn wens ziet Benaja vooruit naar een tijd van vrede. Die komt ook als Salomo eenmaal de regering in handen heeft (1Kn 4:24-25). Maar Benaja bespiegelt niet alleen, het is niet alleen het uitspreken van een wens. In de vestiging van dat rijk van vrede heeft hij ook een aandeel, net zoals hij het had in de vestiging van het koningschap van David (1Kr 11:10). Van zijn aandeel is weer veel te leren.
In de tijd waarin wij leven, is het koninkrijk van God nog niet zichtbaar op aarde gevestigd. Toch is het al aanwezig en wel in levens van mensen die zich vrijwillig aan de Heer Jezus onderwerpen. Daar kan de Heilige Geest dat koninkrijk vestigen. Paulus spreekt over dat koninkrijk als volgt: “Want het koninkrijk van God is niet eten en drinken, maar rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest” (Rm 14:17). Alle elementen die dat in de weg staan, moeten worden uitgeschakeld. Hoe we dat moeten doen, daarvan levert Benaja in 1 Koningen 2 weer een indrukwekkend voorbeeld door de drie vijanden die hij uitschakelt: Adonia, Joab en Simeï.
Aan het begin van de regering van Salomo probeert Adonia op slinkse wijze alsnog de macht naar zich toe te trekken. Salomo doorziet zijn bedoelingen. Ditmaal heeft Adonia tegen zijn leven gezondigd. Salomo geeft Benaja de opdracht Adonia te doden (1Kn 2:25). Niemand anders is beter geschikt om deze zelfzuchtige opstandeling te doden dan Benaja. Hij handelt niet als gevoelloze beul, maar als iemand die Salomo’s afschuw over het kwaad deelt en zo een rechtvaardig oordeel voltrekt.
Ook Joab, de man die Adonia in zijn opstand is gevolgd, ondergaat dit lot. Daarmee wordt tevens recht gedaan aan zijn gemene optreden in een tijd van vrede. David heeft zijn zoon daarop gewezen (1Kn 2:5). De voltrekker van dit vonnis is weer Benaja (1Kn 2:34).
In het derde geval zie je dat niet alleen verkeerde daden worden geoordeeld, maar dat ook verkeerde woorden hun vergelding ontvangen (Mt 12:37). Daarvan heb je een voorbeeld in het oordeel over Simeï. Ook op hem wijst David zijn zoon Salomo (1Kn 2:8-9). Simeï had David vervloekt. Hoewel hij de dood verdiende, was hem genade bewezen. Maar door een daad van ongehoorzaamheid te begaan bewijst Simeï dat hij die genade niet waardeert. Salomo beveelt Benaja ook hem te doden (1Kn 2:46a). Als resultaat van het optreden van Benaja staat er: “Zo werd het koningschap in de hand van Salomo bevestigd” (1Kn 2:46b).
Ook hierin kun je op Benaja lijken. Zoals gezegd is voor ons de Heer Jezus de Vredevorst. Echte vrede in ons leven of in de plaatselijke gemeente kan er alleen zijn als we op Zijn bevel het kwaad in onszelf en in de gemeente oordelen. Daarvoor is jou het zwaard van Gods Woord gegeven (Hb 4:12-13; Ef 6:17). Weet je het te hanteren tegen machtsbelustheid (zoals Benaja tegen Adonia)? Weet je het te hanteren tegen het zoeken van eigen voordeel ten koste van anderen (zoals Benaja tegen Joab)? Weet je het te hanteren tegen uitspraken die een vervloeking van de Heer Jezus betekenen (zoals Benaja tegen Simeï)?
De laatste keer lees je over Benaja in 1 Koningen 4 (1Kn 4:4). Hij wordt daar genoemd als een van de vorsten. Hij is dan inmiddels bevelhebber van het hele leger. Dat heeft Salomo hem gemaakt, nadat hij Joab heeft gedood (1Kn 2:35). Weer een promotie voor Benaja. Wat een carrière heeft deze man gemaakt! Daar heeft hij zelf niet naar gestreefd, hij heeft er ook niet om gevraagd. Het is hem steeds gegeven door de koning die hij trouw diende. Daardoor hoort hij nu bij een gezelschap dat een uitstraling is van de majesteit en heerlijkheid van Salomo.
Hierin ligt een prachtige toepassing. De Heer Jezus komt binnenkort om de gelovigen op te halen. Daarna zal Hij in heerlijkheid op aarde verschijnen om als Vredevorst te regeren. Op die dag komt Hij om “verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die hebben geloofd” (2Th 1:10). De heerlijkheid die in elk van de gelovigen zichtbaar zal zijn, is Zijn heerlijkheid. Maar de hoeveelheid heerlijkheid hangt af van de trouw, waarmee elk van de gelovigen Hem heeft gediend tijdens het leven op aarde. De basis voor jou ligt in de overwinningen die jij als een Benaja tijdens het volgen van een verworpen Koning hebt behaald. Hoeveel heerlijkheid wil jij straks van Hem uitstralen? Zoveel mogelijk toch? Ga de strijd dan aan!
Heer Jezus, dank U wel voor wat U in het leven van Benaja hebt gewerkt. Dank U voor de lessen die U mij daardoor hebt willen leren. Dank U dat U binnenkort verheerlijkt zult worden in allen die U toebehoren.
Gebed: Heer Jezus, ik bid dat God het werk van het geloof in kracht in mij vervult, opdat Uw Naam in mij verheerlijkt wordt, naar Uw Woord in 2 Thessalonicenzen 1:11-12 (2Th 1:11-12).
Ger de Koning, november 2010