Inleiding
De derde brief van Johannes laat de tederheid van de liefde zien die tot uitdrukking komt in de hulp aan hen die voor de waarheid zijn uitgegaan. Het is de andere kant van wat je in de tweede brief hebt gezien. Daar gaat het meer om de standvastigheid van de liefde door het weigeren van gastvrijheid aan dwaalleraren. Je zou de boodschap van de tweede brief kunnen samenvatten in de woorden: ‘Ontvang niet!’ (2Jh 1:10) en de derde brief in het woord: ‘Ontvang!’ (vers 8).
Als we alleen de tweede brief zouden hebben, bestond het gevaar dat we streng, gevoelloos en achterdochtig zouden worden. De derde brief is dan ook een noodzakelijke en tegelijk prachtige aanvulling op de tweede brief. Hij brengt het gewenste evenwicht in de beoordeling van wat zich als christelijk aandient.
Behalve de opdracht om de ware dienaar van God te ontvangen geeft deze brief ook een levendig beeld van het gemeenteleven in de tweede helft van de eerste eeuw, met tijdloze aanwijzingen voor het volk van God.
Opmerkelijk is nog dat in deze brief de Naam van de Heer Jezus niet wordt genoemd. Je treft in vers 7 wel een algemene verwijzing naar ‘de Naam’ aan.
Indeling van de brief
Met enkele karaktertrekken schildert Johannes enkele mensen: de gastvrije en geestelijke Gajus, de prijzenswaardige Demétrius en de zelfzuchtige, liefdeloze Diótrefes. Dat geeft ook een mooie indeling van de brief:
1. Begroeting (verzen 1-4).
2. De Godvrezende Gajus (verzen 5-8).
3. De dictator Diótrefes (verzen 9-11).
4. De vrome Demétrius (vers 12).
5. De plannen van de apostel en zegenwens (verzen 13-14).