Dit thema kwam in juni enkele keren voorbij: in twee artikelen in CVandaag en in een e-mail. In het ene artikel noemt een evangelische voorganger tongentaal ‘een vergeten cadeau’. In het andere artikel beweert een andere voorganger dat het spreken in tongen ‘een van de kenmerken van het christenleven’ is. In diezelfde tijd kreeg ik een e-mail van iemand uit Duitsland over dit onderwerp.
Inleiding
Dit thema kwam in juni enkele keren voorbij: in twee artikelen in CVandaag en in een e-mail. In het ene artikel noemt een evangelische voorganger tongentaal ‘een vergeten cadeau’. Hij beschrijft zijn ervaring: ‘Er begon een taal over mijn lippen te stromen en ik had geen idee wat het betekende. Ik weet het nog niet.’ In het andere artikel beweert een andere voorganger dat het spreken in tongen ‘een van de kenmerken van het christenleven’ is. In diezelfde tijd kreeg ik een e-mail van iemand uit Duitsland over dit onderwerp. Hij schreef: ‘Ik lees in uw commentaar over Jesaja dat u waarschuwt tegen het spreken in tongen. Ik ben wedergeboren en praktiseer het spreken in tongen volgens 1 Korinthiërs 14:4. Het sterkt me echt, geeft me nieuwe kracht en wijsheid.’
Bestaande talen
Het bracht me op de gedachte om dit verschijnsel met enkele ‘piketpaaltjes’ uit Gods Woord af te bakenen. Er zijn wel meer ‘paaltjes’, maar deze zijn zonder meer duidelijk voor wie de Bijbel en niet zijn gevoelens als richtsnoer neemt. De Bijbel zegt niets over het spreken in tongen, wel over het spreken in talen. Daarover lezen we in 1 Korinthiërs 14. Als er in een taal wordt gesproken, gebeurt dat in een bestaande taal, een taal die ergens op aarde door een bepaalde bevolkingsgroep wordt gesproken (Hd 2:5-11).
In de gemeente
Het gebeurt in de samenkomst van de gemeente door iemand die die taal niet heeft geleerd, met het oog op een ongelovige die in de gemeente aanwezig is en deze taal spreekt (1Ko 14:22a). Van oncontroleerbaar gebrabbel is dus geen sprake. Nog een helder punt is dat er alleen in een taal mag worden gesproken als erna wordt uitgelegd wat er in die taal is gezegd. Het gaat er namelijk om dat de gemeente wordt opgebouwd. Daarom moet worden uitgelegd wat er in die taal is gezegd (1Ko 14:12-13).
Niet voor ‘privégebruik’
Het privégebruik van een gave, onder het voorwendsel zichzelf op te bouwen, is vreemd aan de bedoeling van de gaven. Het aangehaalde vers in 1 Korinthiërs 14 (1Ko 14:4) is geen stimulans voor het privégebruik van het spreken in talen (gesteld dat iemand die gave zou hebben), maar een vermaning om het niet te doen. In gesprekken die ik hierover met medegelovigen heb gehad, heeft mijn gesprekspartner me er steeds van verzekerd hoe geweldig gezegend hij of zij is door het spreken in tongen. Zo iemand ‘voelt’ zich door deze ‘activiteit’ op een hoger geestelijk niveau komen. Het bleek in bijna alle gevallen dat zo iemand niet openstaat voor wat de Schrift erover zegt. Dan laat ik het erbij. Ik ga er geen woordenstrijd over voeren.
Misleiding
Elke gave die de Heer aan Zijn gemeente heeft gegeven, is gegeven om daarmee de gemeente, dus de ander, op te bouwen. Het spreken in talen is een van Zijn vele gaven (1Ko 12:30). Het is niet een gave die boven andere gaven uitsteekt. Integendeel. Als Paulus een aantal gaven opsomt, noemt hij het spreken in talen het laatst (1Ko 12:28-30). Het is geen gave die iedere christen zou moeten nastreven, omdat het ‘een van de kenmerken van het christenleven’ zou zijn. De suggestie die daarin zit, is dat er iets aan je christenleven ontbreekt als je niet in talen spreekt. Die suggestie is ronduit misleidend. Ook de suggestie dat je ‘een cadeau’ zou vergeten dat de Heer heeft gegeven, zet je op het verkeerde been.
De Heer bepaalt wat Hij geeft
De Heer bepaalt welke gave Hij aan jou geeft. Soms moet jij er nog duidelijkheid over krijgen, maar als je het aan Hem vraagt, zal Hij het duidelijk maken. Je moet vervolgens wel aan de slag gaan met de gave die je hebt gekregen (Ko 4:17). Je moet soms aangespoord worden om de genadegave die je is gegeven, aan te wakkeren (2Tm 1:6), omdat je om wat voor reden dan ook nalaat die te gebruiken.
Onwetend en willoos
Dat volgens de geciteerde voorganger woorden gaan ‘stromen’ waarvan hij geen idee heeft wat ze betekenen, en waarover hij naar eigen zeggen ook onwetend blijft, gaat in tegen wat Gods Woord zegt. Er was blijkbaar geen uitlegger, dus had hij moeten zwijgen (1Ko 14:28). Ook is het tegen de Schrift dat een christen iets doet of zegt waarover hij geen controle heeft (vgl. 1Ko 14:32). Een dergelijk gedrag hoort bij ongelovigen. Dat zijn willoze mensen, die zich laten leiden door hun eigen ingevingen (1Ko 12:2).
Rekenschap afleggen
Woorden die op een dergelijke manier gaan ‘stromen’, zijn zinloze woorden, als je al van woorden zou kunnen spreken. Een christen is iemand die weet wat hij doet en zegt en daarop ook kan worden beoordeeld en aangesproken. Zulke mensen doen er goed aan na te denken over dit woord van de Heer Jezus: “Ik zeg u echter, dat van elk zinloos woord dat de mensen zullen spreken, zij rekenschap zullen geven in de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u gerechtvaardigd en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Mt 12:36-37).
Middelburg, juni 2024
Noot: Zie voor een uitvoerige bespreking van het spreken in talen de brochure van Gerard Kramer e.a. op https://www.oudesporen.nl/Download/OS2597.pdf