In Zacharia 4 wordt het volk getoond naar het ideaal van God. Zacharia 5 laat het volk zien zoals het werkelijk is. Daarom handelt het over het oordeel, evenals het laatste nachtgezicht in Zacharia 6 (Zc 6:1-81Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, vier wagens kwamen tevoorschijn tussen twee bergen, en die bergen waren bergen van koper.2De eerste wagen had rode paarden, de tweede wagen zwarte paarden,3de derde wagen witte paarden en de vierde wagen sterke, gevlekte paarden.4Ik nam het woord en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze [wagens], mijn Heere?5Daarop antwoordde de Engel en zei tegen mij: Dat zijn de vier winden van de hemel, die eropuit trekken van [de plaats] waar zij voor de Heere van heel de aarde hebben gestaan.6Die de zwarte paarden hebben, trekken uit naar het land van het noorden; de witte [paarden] trekken uit, hen achterna, en de gevlekte trekken uit naar het land van het zuiden.7En de sterke [paarden] trokken uit en wilden het land doorgaan, want Hij had gezegd: Ga, ga het land door. Toen gingen zij het land door.8Vervolgens riep Hij mij en sprak tot mij: Zie, zij die zijn uitgetrokken naar het land van het noorden, hebben Mijn geest doen rusten in het land van het noorden.). Tot nu toe heeft bemoediging geklonken, maar nu wordt het oordeel aangekondigd vanwege de werkelijke toestand van het volk.
In het zesde nachtgezicht met daarin de vliegende boekrol (verzen 1-41Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, een vliegende boekrol.2Hij zei tegen mij: Wat ziet u? En ik zei: Ik zie een vliegende boekrol. Zijn lengte is twintig el en zijn breedte tien el.3Toen zei Hij tegen mij: Dit is de vloek die zal uitgaan over heel het land. Volgens deze vloek zal namelijk ieder die steelt, vanhier weggevaagd worden, en volgens deze [vloek] zal ieder die een valse eed aflegt, vanhier weggevaagd worden.4Ik heb deze [vloek] doen uitgaan,
spreekt de HEERE van de legermachten.
Hij zal naar het huis van de dief gaan,
en naar het huis van hem die in Mijn Naam een valse eed aflegt.
Hij zal midden in zijn huis overnachten
en het vernietigen, met zijn hout en zijn stenen.) worden de overtreders van de wet geoordeeld en worden zo de zondaars weggedaan. In het zevende nachtgezicht met daarin de vrouw in de efa (verzen 5-115En de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en zei tegen mij: Sla toch uw ogen op en zie wat daar tevoorschijn komt.6Ik zei: Wat is dat? Hij zei: Dat is een efa die tevoorschijn komt. Hij zei: Dat is het oog [dat] over hen [waakt] in heel het land.7En zie, een loden deksel werd opgelicht, en er was een vrouw, [die] midden in de efa zat.8En Hij zei: Dit is [vrouwe] Goddeloosheid. Hij wierp haar [terug] midden in de efa en Hij wierp het loden gewicht op de opening ervan.9Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie, twee vrouwen kwamen tevoorschijn met de wind onder hun vleugels. Zij hadden vleugels als de vleugels van een ooievaar en zij tilden de efa op tussen de aarde en de hemel.10Toen zei ik tegen de Engel Die met mij sprak: Waar brengen zij deze efa heen?11Hij zei tegen mij: Naar het land Sinear om voor haar een huis te bouwen. Is het gereed, dan wordt zij daar op haar voetstuk geplaatst.) wordt het land gereinigd door de goddeloosheid, het beginsel van de zonde, eruit te verwijderen. Zo zal het land werkelijk het “heilige land” worden (Zc 2:1212De HEERE zal Juda in eigendom nemen
[als] Zijn deel in het heilige land.
Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.).