De stammen die door de Jordaan van elkaar gescheiden zijn, kunnen elkaar alleen bereiken via de doorwaadbare plaatsen. En juist daar vindt de slachting plaats. De Jordaan spreekt van de dood en opstanding van Christus en dat wij met Hem gestorven en opgestaan zijn. Het is in feite een plaats waar de eenheid van het volk van God en zijn verbinding met Hem het meest zichtbaar moeten worden.
We kunnen dit toepassen op de plaats waar de eenheid van de gemeente het meest zichtbaar moet worden, namelijk aan de tafel van de Heer. Daar wordt Zijn dood verkondigd: “Want zo dikwijls u dit brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt” (1Ko 11:2626Want zo dikwijls u dit brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt.). De drinkbeker spreekt van het bloed van Christus en het brood spreekt van het lichaam van Christus. De gemeente heeft daaraan al haar zegeningen te danken, ook de zegen van het één gemeente zijn. In de viering van het avondmaal aan de tafel van de Heer mag zij die eenheid laten zien: “Want wij, de velen, zijn één brood, één lichaam, want wij allen nemen deel aan het ene brood” (1Ko 10:1717Want wij, de velen, zijn één brood, één lichaam; want wij allen nemen deel aan het ene brood.).
Maar wat is daar in de praktijk van gemaakt? Van die eenheid is niet veel meer te zien omdat elke groep zo zijn eigen gedachten en ideeën heeft over dat ‘één zijn’. Dat kunnen te ruime gedachten zijn, waardoor iedereen die maar zegt een gelovige te zijn, zonder enig onderzoek en alleen op grond van de eigen belijdenis, aan het avondmaal kan deelnemen. Deze onbijbelse eenheid is te vinden in het oecumenische streven, zowel in de gevestigde kerken als in de brede stroom van de evangelische beweging. Omdat dit aspect in deze geschiedenis niet naar voren komt, laten we dit verder rusten.
Bij de houding die Jefta hier aanneemt, kunnen we denken aan het andere gevaar, het tegenovergestelde van te ruim zijn, namelijk te eng zijn. Dat gebeurt als gelovigen van het avondmaal worden geweerd die daar op grond van de Schrift wel aan deel kunnen nemen. De Schrift geeft aan, dat iemand die een gelovige is, aan het avondmaal kan deelnemen als hij
1. niet in de zonde leeft (1Ko 5:1313Maar hen die buiten zijn, zal God oordelen. Doet de boze uit uw midden weg.);
2. geen verkeerde leer heeft over de Heer Jezus en de Schrift (Gl 5:1-101Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden.2Zie, ik, Paulus, zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten.3En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden.4U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door [de] wet gerechtvaardigd [wilt] worden; u bent van de genade vervallen.5Want wij verwachten door [de] Geest op grond van geloof [de] hoop van [de] gerechtigheid.6Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt.7U liep goed; wie heeft u tegengehouden, dat u <de> waarheid niet zou gehoorzamen?8Die overreding is niet uit Hem die u roept.9Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg.10Ik vertrouw van u in [de] Heer, dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is.);
3. geen belijdend lid is van een kerk of groep waarvan hij weet dat deze dingen daar aanwezig zijn, maar niet worden geoordeeld en weggedaan (2Tm 2:16-2116Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets;17want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid en hun woord zal als kanker voortwoekeren. Onder hen zijn Hymenéüs en Filétus,18die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat <de> opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen.19Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: [De] Heer kent hen die de Zijnen zijn; en: Laat ieder die de Naam van [de] Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid.20In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommige wel tot eer, maar andere tot oneer.21Als dan iemand zich van deze [vaten] reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid.; 2Jh 1:9-119Ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon.10Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en begroet hem niet.11Want wie hem begroet, heeft gemeenschap met zijn boze werken.; 1Ko 10:1818Kijkt u naar Israël naar [het] vlees. Hebben niet zij die de offers eten, gemeenschap met het altaar?; Op 18:1-51Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen, die grote macht had; en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid.2En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden.3Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde.4En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt;5want haar zonden zijn opgestapeld tot aan de hemel en God heeft Zich haar ongerechtigheden herinnerd.; 2Ko 6:14-1714Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis?15En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? En welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?16En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn [de] tempel van [de] levende God, zoals God gezegd heeft: ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn’.17Daarom, ‘gaat weg uit hun midden en scheidt u af, zegt [de] Heer, en raakt niet aan wat onrein is,; Hb 13:9-139Laat u niet meeslepen door allerlei en vreemde leringen; want het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen, waarvan zij die daarin wandelden, geen nut hadden.10Wij hebben een altaar waarvan zij die de tabernakel dienen, geen recht hebben te eten;11want van de dieren waarvan het bloed voor [de] zonde door de hogepriester in het heiligdom gedragen wordt, daarvan worden de lichamen buiten de legerplaats verbrand.12Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden.13Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij Zijn smaad dragen.).
Uit al deze Schriftplaatsen blijkt, wat we ook goed kunnen begrijpen, dat God en de zonde niet kunnen samengaan. Kort gezegd komt het hierop neer dat iemand persoonlijk rein moet zijn in leer en leven en geen gemeenschap moet hebben met gelovigen die dat niet zijn.
Andere voorwaarden voor deelname aan het avondmaal geeft de Schrift niet en mogen wij daarom ook niet stellen. Als wij bijvoorbeeld van iemand eisen dat hij precies hetzelfde denkt over de toekomst van Israël als wij voordat hij toegelaten wordt aan het avondmaal, maken wij van ‘de toekomst van Israël’ een ‘sjibboleth’ (zie bij vers 66zeiden zij tegen hem: Zeg eens: Sjibboleth. Wanneer hij dan zei: Sibboleth, en [het woord dus] niet goed uit kon spreken, grepen zij hem en doodden hem bij de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan. In die tijd vielen er van Efraïm tweeënveertigduizend [man].). Wij maken dan inzicht in de profetie tot een voorwaarde voor toelating. Het kan best zijn dat iemand daarin, onzes inziens, niet het juiste inzicht heeft. Hij kan erin onderwezen worden. Maar zoiets maken tot een voorwaarde tot toelating aan het avondmaal is een onbijbelse inperking of verenging van de gemeenschap.
Het is belangrijk naar de doorwaadbare plaatsen te zoeken, dat wil zeggen, te kijken naar wat er aan gemeenschappelijk geloofsgoed aanwezig is, om dat met elkaar te delen. Van daaruit kan dan een opbouw van het “allerheiligst geloof” (Jd 1:2020Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in [de] Heilige Geest,) plaatsvinden. Het gaat niet om wat scheiding maakt, maar om wat verenigt, wat bindt.
Sjibboleth of sibboleth (vers 66zeiden zij tegen hem: Zeg eens: Sjibboleth. Wanneer hij dan zei: Sibboleth, en [het woord dus] niet goed uit kon spreken, grepen zij hem en doodden hem bij de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan. In die tijd vielen er van Efraïm tweeënveertigduizend [man].)
Het woord ‘sjibboleth’ betekent ‘korenaar’ of ‘vloed’. Wie dit woord niet uitsprak op de manier die de Gileadieten voor juist hielden, ging eraan. Dit woord diende om een duidelijke schifting aan te brengen tussen de mannen van Gilead en de Efraïmieten. Dit woord herinnert aan scheiding maken.
Het is een gevaar dat we ook vandaag kunnen herkennen, misschien in ons eigen hart, misschien om ons heen. We denken, of horen zeggen, dat het toch wel belangrijk is te weten wat de eigen geloofsgemeenschap onderscheidt van andere geloofsgemeenschappen. Wat er bij anderen allemaal niet deugt, wordt breed uitgemeten, terwijl de eigen inzichten voor juist worden gehouden.
Dat betekent niet dat we niet voor onszelf overtuigd kunnen zijn van de juiste plaats die we innemen te midden van een verwarde christenheid. Als het goed is, willen we deel uitmaken van en verantwoordelijkheid dragen in een plaatselijke gemeente die samenkomt naar bijbelse normen. Het kan zijn dat we die plaats gevonden hebben na eerdere kennismaking met andere kerken en/of geloofsgemeenschappen. We zullen dan inderdaad kunnen aangeven, waarom we op een bepaalde plaats niet konden blijven. Het zal meestal te maken hebben met wat Gods Woord zegt over de gemeente van God, hoe het daar moet toegaan, wat er wel en wat er niet mag worden toegelaten.
We mogen niet weggaan uit een gemeenschap, omdat men daar een keer of zelfs vaker onvriendelijk tegen ons is geweest. Onze persoonlijke beleving is belangrijk, maar een reden om weg te gaan kan alleen zijn, als er dingen aanwezig zijn of gebeuren die aanwijsbaar in strijd zijn met de Bijbel en men niet van plan is daar in gehoorzaamheid aan Gods Woord verandering in aan te brengen. Belangrijk is of men Gods Woord de absolute autoriteit toekent en daar ook naar handelt. Als persoonlijke gekwetstheid of een verschil in opvatting over niet fundamentele dingen tot een scheiding in Gods volk voert, is een nieuw ‘ sjibboleth’ ontstaan.