De mens kan nog zoveel bedenken, maar God staat boven alles. De mens die zonder God plannen maakt, komt altijd beschaamd uit. Om het boosaardige plan van de Joden te verijdelen zet God dit keer een familielid van Paulus in. We horen hier van een zuster van Paulus en van haar zoon, dus Paulus’ neef. Na deze gebeurtenis horen we niets meer van hen. Ze verschijnen even op het toneel omdat God dat wil.
Telkens als God werkt, doet Hij dat op Zijn eigen en vaak verrassende manier. Er ligt bij Hem geen standaardprocedure die Hij voor Zijn werk hanteert. Zo komt Hij niet opnieuw in een visioen bij Paulus om hem te waarschuwen. Hij maakt gebruik van gewone wegen. Hij bestuurt de omstandigheden zo, dat de neef van Paulus van de samenzwering hoort. Deze bericht dat aan Paulus.
Als Paulus dit verneemt, is dit voor hem een geoorloofd middel waarvan hij graag gebruik maakt om een kwade zaak te melden en daarmee zijn veiligheid te waarborgen. De toezegging van de Heer in vers 1111De volgende nacht nu stond de Heer bij hem en zei: Heb goede moed, want zoals je in Jeruzalem van Mij hebt betuigd, zo moet je ook in Rome getuigen. maakt hem niet fatalistisch. Hij zal zijn neef als een betrouwbare jongeman hebben gekend die niet met verzinsels bij hem komt.
Paulus roept een van de hoofdlieden bij zich. Dit betekent dat Paulus een zekere mate van vrijheid heeft en ook een zekere mate van respect bij zijn bewakers. Hij vraagt de bewaker om zijn neef naar de overste te brengen omdat deze hem iets te berichten heeft. Er volgt geen toelichting. De bewaker doet wat Paulus hem opdraagt en brengt de neef van Paulus bij de overste. Correct doet de bewaker verslag van het verzoek van “de gevangene Paulus”, een naam die Paulus ook meerdere keren voor zichzelf gebruikt (Ef 3:11Daarom ik, Paulus, de gevangene van Christus <Jezus> voor u, de volken …; 4:11Ik vermaan u dan, ik, de gevangene in [de] Heer, dat u wandelt waardig de roeping waarmee u bent geroepen,; 2Tm 1:88Schaam je dus niet voor het getuigenis van onze Heer, noch voor mij, Zijn gevangene, maar lijd verdrukking met het evangelie, naar [de] kracht van God,; vgl. Fp 1:7,13,177Het is immers terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u in mijn hart hebt, en u allen, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het evangelie, mededeelgenoten bent van mijn genade.13zodat in het hele pretorium en aan alle overigen duidelijk is geworden dat ik in gevangenschap ben om Christus’ wil;17maar de anderen verkondigen Christus uit partijzucht, niet zuiver, met de bedoeling verdrukking aan mijn gevangenschap toe te voegen.).
De overste neemt de jongeman serieus omdat deze namens Paulus komt en hij inmiddels ‘de gevangene Paulus’ enigszins heeft leren kennen. Deze bijzondere gevangene moet indruk hebben gemaakt op deze toch wel geharde man. Het zal hem zo gaan als het de hoofdman is gegaan die bij het kruis van de Heer Jezus ook tot de overtuiging kwam dat hij met een Rechtvaardige te doen had (Lk 23:4747Toen nu de hoofdman zag wat er was gebeurd, verheerlijkte hij God en zei: Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig.).
Natuurlijk zien we in dit alles de hand van de Heer van Wie Paulus in de eerste plaats een gevangene is. Hij bestuurt ook de gevoelens van een gehard man die net als Paulus de jongeman serieus neemt. Met zijn scherpe aanvoeling voor dreigend gevaar neemt hij Paulus’ neef apart. Wat deze jongeman hem heeft te melden, is niet voor andermans oren bestemd.
Hij nodigt de jongeman uit hem te vertellen wat hij te berichten heeft. Dan doet Paulus’ neef verslag van zijn ontdekking. Hij vertelt over de afspraak die de Joden met de Raad hebben gemaakt om de overste te verzoeken Paulus in de Raad te brengen. Hij vertelt erbij met welke reden ze dit verzoek omkleden. De jongeman vertelt gedetailleerd wat de veertig mannen aan de Raad hebben voorgesteld.
Hoe hij dat te weten is gekomen, vermeldt Lukas niet. Een voor de hand liggende verklaring kan zijn dat een geheim dat door minstens veertig mannen moet worden bewaard, moeilijk te bewaren is. In een zo groot gezelschap ontstaat gemakkelijk een lek. Maar dan nog is het de vraag of zoiets uit de eerste hand en zo gedetailleerd gehoord wordt, of via een heel circuit van geruchten. Hoe het ook zij, de Heer heeft ervoor gezorgd dat Paulus’ neef van het complot heeft gehoord en nauwkeurig weet hoe het in elkaar is gezet.
Paulus’ neef is geen kleine jongen. Hij kan zelfstandig denken en ook concluderen. Om de ernst van de zaak te onderstrepen dringt hij er bij de overste op aan, zich niet door de Raad te laten beetnemen. Het lijkt erop dat de overste het verzoek van de Raad al binnen heeft wanneer de neef van Paulus hem zijn ontdekking komt vertellen. De jongeman spreekt er namelijk over dat de Raad gereed is “in afwachting van uw toezegging”. Het maakt het verhaal voor de overste ook aannemelijk. Anders had hij het verzoek wel kunnen afwachten en zo kunnen controleren of het verhaal van de jongeman klopte.
De overste herkent de dreiging, want hij is inmiddels goed op de hoogte geraakt met de haat van de Joden tegen Paulus. Hij gebiedt de jongeman met niemand te praten over de inhoud van hun gesprek en laat hem gaan. Hiermee verdwijnt dit familielid uit beeld. De Heer heeft hem even gebruikt voor Zijn doel. Nu neemt de Heer de overste weer bij de hand, zonder dat deze zich dat bewust is, om zijn gevangene Paulus daar te krijgen waar Hij hem hebben wil: in Rome.