Met Ezechiël 40 begint het laatste gedeelte van het boek. Na het herstel van Israël in zijn land (Ezechiël 36-37) en de vernietiging van de laatste vijanden (Ezechiël 38-39) kan het vrederijk in al zijn glorie gevestigd worden. Terwijl bijna alle andere profeten niet verder gaan dan het vermelden van het vrederijk, soms ook met een korte beschrijving van die vrede, gaat Ezechiël in deze laatste hoofdstukken (Ezechiël 40-48) uitvoerig in op de nieuwe tempel, de nieuwe priesterdienst en de nieuwe indeling van het land in het vrederijk.
Na alle strijd is er eindelijk overal op aarde volledig rust. Het centrum van die rust is het heiligdom – dat al even in Ezechiël 37 is genoemd (Ez 37:26,2826Ik zal met hen een verbond van vrede sluiten. Het zal een eeuwig verbond met hen zijn, Ik zal hun [een plaats] geven en hen talrijk maken, en Ik zal Mijn heiligdom in hun midden zetten tot in eeuwigheid.28Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, Die Israël heiligt, wanneer Mijn heiligdom voor eeuwig in hun midden zal zijn.) – waar de HEERE woont en wordt gediend.
Ezechiël 40-48 kan als volgt worden onderverdeeld:
1. Eerst geeft Ezechiël een beschrijving van het heiligdom (Ezechiël 40:1-42:20), waarin de heerlijkheid van de HEERE terugkeert.
2. Vervolgens beschrijft hij het altaar en de inwijding ervan en de priesterdienst die in het heiligdom plaatsvindt (Ezechiël 43:1-47:12). Hij kan die beschrijving geven omdat de HEERE hem in een visioen een beeld van het heiligdom en zijn verordeningen geeft.
3. In het laatste gedeelte (Ezechiël 47:13-48:35) zien we de nieuwe bewoners van het land en de verdeling van het land onder de twaalf stammen.
De bespreking van dit laatste gedeelte van het boek Ezechiël is niet altijd eenvoudig. Uitleggers hebben op de volgende problemen voor de uitleg en de toepassing ervan gewezen:
1. De beschrijving is niet volledig.
2. Er zijn verschillen in de Hebreeuwse handschriften, waarbij soms ook onderscheid is tussen wat er staat en wat er gelezen wordt.
3. De tekst van de Septuaginta (LXX) is in een aantal gevallen duidelijker dan de Hebreeuwse tekst (en soms door vertalers stilzwijgend overgenomen).
4. De specifieke bouwkundige termen die worden gebruikt, waarvan de betekenis al in de tijd van de LXX onbekend is.
Zoals zojuist is gezegd, is de beschrijving van het heiligdom die Ezechiël in het visioen ziet, niet volledig. Zo ontbreken bijvoorbeeld de meeste hoogtematen. Verder ontbreekt meestal de vermelding van de materialen die bij de bouw van het heiligdom nodig zijn. Bij de bouw van de tabernakel door Mozes en bij de bouw van de tempel door Salomo zijn die materialen wel genoemd.
Het ontbreken van de opsomming van de materialen lijkt te betekenen dat het in deze beschrijving vooral gaat om de aanwezigheid en het gebruik van de tempel, het bestaan en het doel ervan. Wel wordt elders vermeld dat de materialen door koningen van diverse landen zullen worden geleverd (Ps 68:3030Omwille van Uw tempel in Jeruzalem
zullen koningen U geschenken brengen.
), waarvandaan ook mensen komen om mee te helpen bij de bouw (Zc 6:15a15Men zal van verre komen en bouwen aan de tempel van de HEERE. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten mij tot u gezonden heeft. Dit zal gebeuren als u aandachtig zult luisteren naar de stem van de HEERE, uw God.).
De beschrijving van de tabernakel is ook niet tot in detail gegeven. Maar wat ontbreekt in die beschrijving is bij de bouw en de oprichting ervan door Mozes geen onoverkomelijk gemis. Mozes heeft namelijk het voorbeeld van de tabernakel op de berg gezien (Ex 25:9,409Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u [het] maken.40Zie dan [erop] toe dat u het maakt naar zijn ontwerp, dat u op de berg getoond is.; Hb 8:55Dezen dienen een zinnebeeld en schaduw van de hemelse dingen, zoals Mozes een Goddelijke aanwijzing ontving toen hij de tabernakel zou vervaardigen; want: ‘Zie erop toe’, zegt Hij, ‘dat u alles maakt naar het voorbeeld dat u op de berg getoond is’.). Voor de tempel van Salomo geldt iets vergelijkbaars, want Salomo heeft het ontwerp van de tempel van zijn vader David op schrift gekregen (1Kr 28:1919Dit alles is mij, [zei David,] in een geschrift te verstaan gegeven door de hand van de HEERE: alle werken van dit ontwerp.).
De tempel die Ezechiël ziet, zal door de Messias Zelf, de Heer Jezus, worden gebouwd (Zc 6:1212en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT –
zal uit Zijn plaats opkomen,
en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen.). Wij hebben misschien voor ons idee nu een incomplete beschrijving van die tempel, onvoldoende om hem tot in detail na te bouwen. De Heer Jezus als de Bouwmeester is de garantie dat die tempel tot in detail volmaakt zal zijn. Er zal niets aan ontbreken. Elk onderdeel en elke ruimte zullen op de juiste plaats staan en van de juiste afmetingen zijn. Ze zullen in volkomen harmonie met en in de juiste verhouding tot alle andere onderdelen en ruimten zijn.
De vrij droge opsomming van afmetingen doet nogal technisch aan. De beschrijving lijkt daardoor – net als bij de tabernakel – weinig voedsel voor het hart te geven. Maar allen die hebben geleerd dat God elk woord in Zijn Woord heeft laten neerschrijven omdat Hij dat voor ons van belang acht, zullen ernaar verlangen te weten wat Hij ons ook door deze beschrijving heeft te zeggen. Want “alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in [de] gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust” (2Tm 3:16-1716Alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in [de] gerechtigheid,17opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust.).
Ook al weten we van sommige details niet de precieze betekenis of plaats, wel wordt duidelijk dat God ordelijk, volgens een vast omlijnd plan, te werk gaat. Dit doet denken aan de orde die Hij ook in de gemeente, Zijn huis in deze tijd, gehandhaafd wenst te zien (1Ko 14:4040Maar laat alles welvoeglijk en met orde gebeuren.; Ko 2:55Want al ben ik ook naar het lichaam afwezig, toch ben ik in de geest bij u en verblijd mij bij het zien van uw orde en de vastheid van uw geloof in Christus.). Als het gaat om de dienst van de aanbidding van God – en daarop ligt bij dit heiligdom de nadruk –, geeft Hij uitvoerig en nauwkeurig aan hoe Hij wil dat Zijn volk die dienst verricht. Dat geldt ook voor ons in deze tijd, zoals de Heer Jezus zegt: “Maar er komt een uur, en het is er, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke [personen] die Hem aanbidden. God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid” (Jh 4:23-2423Maar er komt een uur, en het is er, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke [personen] die Hem aanbidden.24God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.).
In het Oude Testament worden vier woningen van God beschreven. De eerste is de tabernakel. Dit is de (verplaatsbare) woonplaats van God bij Zijn volk in de woestijn. De tweede is de tempel, de vaste woonplaats van God in het land. Die is door Salomo gebouwd en door Nebukadrezar verwoest. Dit is de eerste tempel. De derde woonplaats van God is de tempel die door Zerubbabel is gebouwd na de terugkeer in het land van een overblijfsel uit de Babylonische ballingschap. Deze tempel is later door Herodes vergroot en in het jaar 70 door de Romeinen verwoest. Dit is de tweede tempel. De tempel die Ezechiël ziet en voor ons beschrijft, is de derde tempel, die van het vrederijk.
Nu is het van belang dat deze vier woonplaatsen van God allemaal in feite een en dezelfde woonplaats vormen. De Schrift maakt dat duidelijk. Om te beginnen zien we dat wat voor de tabernakel geldt ook voor de tempel geldt. De schrijver van de brief aan de Hebreeën spreekt over de tabernakel, terwijl het over de dienst in de tempel gaat (Hb 9:1-71<Ook> het eerste [verbond] had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom.2Want een tabernakel was ingericht, de eerste, waarin de kandelaar was en de tafel en de toonbroden; deze wordt [het] heilige genoemd.3En achter het tweede voorhangsel was een tabernakel, [het] heilige der heiligen geheten,4die een gouden wierookvat bevatte en de ark van het verbond, rondom geheel met goud overdekt, waarin een gouden kruik was die het manna bevatte, en de staf van Aaron die gebloeid had, en de tafelen van het verbond;5en daarboven de cherubs van [de] heerlijkheid die het verzoendeksel overschaduwden; het is niet mogelijk hierover nu in bijzonderheden te spreken.6Waar deze dingen nu zo ingericht zijn, gaan de priesters wel steeds in de eerste tabernakel om de diensten te volbrengen,7maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offert voor zichzelf en voor de afdwalingen van het volk.). De inrichting van en de dienst in de tabernakel is om zo te zeggen uitwisselbaar met de inrichting van en de dienst in de tempel.
Deze vereenzelviging zet zich voort in de drie tempels. Dat leren we van de profeet Haggaï. Haggaï spreekt tot het volk dat uit de ballingschap in het land van God is teruggekeerd en de tempel heeft herbouwd. Hij zegt over het zojuist herbouwde huis van God tegen allen die daarbij staan: “Wie is er onder u overgebleven die dit huis in zijn eerste heerlijkheid gezien heeft? En hoe ziet u het nu? Is het niet als niets in uw ogen?” (Hg 2:44Wie is er onder u overgebleven
die dit huis gezien heeft
in zijn eerste heerlijkheid?
En hoe ziet u het nu?
Is het niet als niets in uw ogen?). Hij spreekt nadrukkelijk over ‘dit huis in zijn eerste heerlijkheid’. Daarmee verwijst hij naar de tempel die Salomo heeft gebouwd. Ze hebben dat huis – “dit huis” –herbouwd, hoewel zonder de glans die dat huis heeft gehad.
Haggaï profeteert ook van de toekomstige tempel, die van Ezechiël. Ook dat is geen nieuwe woonplaats van God, maar een vernieuwing en vergroting van de oorspronkelijke heerlijkheid ervan. God zegt: “Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid” (Hg 2:88Ik zal alle heidenvolken doen beven.
Zij zullen komen [naar] het verlangen van alle heidenvolken
en Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid,
zegt de HEERE van de legermachten.). Weer “dit huis”! Hij zegt erbij, zoals er letterlijk staat: “De laatste heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de eerste” (Hg 2:1010De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn
dan die van het eerste,
zegt de HEERE van de legermachten.
In deze plaats zal Ik vrede geven,
spreekt de HEERE van de legermachten.).
In Ezechiël 40-42 hebben we de eigenlijke beschrijving van het huis. De profeet loopt in een visioen met een Man mee Die hem een rondleiding door de hele tempel geeft. Die rondleiding gebeurt, op enkele onderbrekingen na, stilzwijgend. Allerlei bouwkundige aspecten komen onder de aandacht. Terwijl Ezechiël zwijgend toeziet, verricht de Man ook allerlei metingen.
De Man verbreekt het zwijgen enkele keren om iets aan Ezechiël te verklaren (Ez 40:4,454Toen sprak die Man tot mij: Mensenkind, zie met uw ogen, luister met uw oren, en neem alles wat Ik u zal laten zien, ter harte. U bent namelijk hierheen gebracht, opdat Ik u [dit] zou laten zien. Maak alles wat u ziet, aan het huis van Israël bekend.45Hij sprak tot mij: Deze kamer, waarvan de voorkant op het zuiden uitziet, is bestemd voor de priesters die [hun] taak ten behoeve van het huis vervullen.; 41:4,224Verder mat Hij de lengte ervan: twintig el, en de breedte: twintig el vóór de tempel. Toen zei Hij tegen mij: Dit is het heilige der heiligen.22De hoogte van het houten altaar was drie el en de lengte ervan twee el. En de hoeken eraan, de lengte ervan en de zijwanden ervan, waren van hout. Toen sprak Hij tot mij: Dit is de tafel die voor het aangezicht van de HEERE zal zijn.; 42:1313Toen zei Hij tegen mij: De kamers van het noorden [en] de kamers van het zuiden, die vóór het afgezette gedeelte liggen, dat zijn heilige kamers, waar de priesters die tot de HEERE naderen, de allerheiligste [offergaven] zullen eten. Daar moeten zij de allerheiligste [offergaven] neerleggen, het graanoffer, het zondoffer en het schuldoffer, want die plaats is heilig.; 43:1818Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, zo zegt de Heere HEERE: Dit zijn de verordeningen voor het altaar. Op de dag dat het vervaardigd is om er brandoffers op te brengen en om er bloed op te sprenkelen,). Later spreekt Hij nog een enkele keer (Ez 46:2020Hij zei tegen mij: Dit is de plaats waar de priesters het schuldoffer en het zondoffer moeten koken, waar zij het graanoffer moeten bakken, zodat zij het niet naar buiten hoeven te brengen naar de buitenste voorhof, waardoor zij het volk zouden heiligen.; 47:6,86Hij zei tegen mij: Hebt u het gezien, mensenkind? Toen leidde Hij mij en bracht mij terug naar de oever van de beek.8Hij zei tegen mij: Dit water stroomt weg naar het oostelijke gebied en stroomt in de Vlakte naar beneden en komt in de zee. In de zee uitgestort, wordt het water gezond.). De HEERE spreekt Zelf ook, als Zijn heerlijkheid naar de tempel terugkeert en Hij Ezechiël de opdracht geeft de boodschap door te geven van het huis dat hij heeft gezien (Ez 43:6-126Daarop hoorde ik Iemand uit het huis met mij spreken, terwijl de Man naast mij bleef staan,7en Hij zei tegen mij: Mensenkind, [dit] is de plaats van Mijn troon en de plaats van Mijn voetzolen, waar Ik voor eeuwig wonen zal onder de Israëlieten. Zij die van het huis van Israël zijn, zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij en hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen [op] hun [offer]hoogten.8Terwijl zij hun drempel bij Mijn drempel plaatsten en hun deurpost naast Mijn deurpost, zodat er [alleen] een muur tussen Mij en hen was, verontreinigden zij Mijn heilige Naam met hun gruweldaden, die zij deden, zodat Ik hen ombracht in Mijn toorn.9Nu zullen zij hun hoererij en de dode lichamen van hun koningen ver van Mij houden, zodat Ik voor eeuwig onder hen wonen zal.10U, mensenkind, breng het huis van Israël de boodschap van dit huis, zodat zij zich schamen vanwege hun ongerechtigheden, en laten zij het ontwerp meten.11Als zij zich dan schamen vanwege alles wat zij gedaan hebben, maak hun [dan] bekend de vorm van het huis, de inrichting ervan, de uitgangen ervan en de ingangen ervan, ja, alle vormen ervan, met alle bijbehorende verordeningen, alle bijbehorende vormen en alle bijbehorende wetten, en schrijf [dat] voor hun ogen op, zodat zij heel de vorm ervan met alle bijbehorende verordeningen in acht nemen en die houden.12Dit is de wet voor het huis; op de top van de berg is heel het gebied ervan helemaal rondom allerheiligst. Zie, dit is de wet van het huis.).