Na zeven dagen van ontzetting over wat hij heeft gezien en gehoord, komt het woord van de HEERE tot hem (vers 1616Het gebeurde na verloop van zeven dagen dat het woord van de HEERE tot mij kwam:). Hij krijgt te horen wat zijn profetische taak zal zijn. Er is dit keer geen sprake van een visioen. De HEERE (Jahweh, de Heer Jezus) Zelf komt tot hem als het Woord. Dit gaat verder dan dat Ezechiël alleen woorden hoort. Wat hij hoort en de Persoon Die spreekt zijn Dezelfde. Het ziet op de vereenzelviging van het Woord en de Persoon van Christus (Jh 1:11In [het] begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God.).
De HEERE spreekt hem aan als “mensenkind” (vers 1717Mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. Wanneer u uit Mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij waarschuwen.). Deze uitdrukking luidt, zoals eerder is opgemerkt, in het Hebreeuws ben adam, dat is ‘zoon van Adam’, en geeft aan dat het gaat om iemand die tot het menselijk geslacht behoort. Hierdoor wordt het contrast tussen de verhevenheid van de hemelse Spreker, de Zoon van God, het eeuwige Woord, en een sterfelijk, aards mensenkind duidelijk getekend.
De HEERE zegt tegen hem dat Hij hem tot wachter over het huis van Israël heeft aangesteld. Een wachter is iemand die waarschuwt als er gevaar dreigt (Js 21:66Want zo heeft
de Heere tegen mij gezegd:
Ga, zet een wachter uit;
laat hem vertellen wat hij ziet.
; Jr 6:1717Ik heb wachters over u aangesteld:
Sla acht op het geluid van de bazuin!
Maar zij zeggen: Daar slaan wij geen acht op.
). Het woord voor ‘wachter’ komt van het Hebreeuwse woord voor vooroverbuigen, wat iemand op een toren doet om nog scherper te kunnen zien. Ezechiël moet, als hij een woord uit de mond van God hoort, het volk namens Hem waarschuwen. Als het volk volhardt in zijn zonde zal het namelijk omkomen.
Ezechiël moet ook voor of met het oog op de HEERE en niet alleen namens Hem waarschuwen. De dreiging van het oordeel gaat namelijk van de HEERE uit. Hij stelt Ezechiël als wachter aan tussen Zich en het volk, opdat Hij het oordeel niet hoeft te laten komen.
Deze opdracht legt een grote verantwoordelijkheid op Ezechiël. Hij moet in zijn dienst niet bang zijn voor het volk, maar voor de HEERE ingeval hij weigert het woord te spreken dat de HEERE hem te spreken geeft (vgl. Am 3:88De leeuw heeft gebruld.
Wie zou niet bevreesd zijn?
De Heere HEERE heeft gesproken.
Wie zou niet profeteren?). Later wordt deze opdracht herhaald, aan het begin van het vierde deel van het boek (Ez 33:1-91Het woord van de HEERE kwam tot mij:2Mensenkind, spreek tot uw volksgenoten, en zeg tegen hen: Wanneer Ik een zwaard over een land breng, en de bevolking van dat land neemt een man ergens uit hun omgeving en stelt die voor zichzelf tot wachter aan,3en die ziet het zwaard over het land komen, en blaast op de bazuin en waarschuwt het volk,4als dan hij die het geluid van de bazuin hoort, die [wel] hoort, maar zich niet laat waarschuwen, en het zwaard komt en neemt hem weg, [dan] zal zijn bloed op zijn [eigen] hoofd rusten.5Hij heeft het geluid van de bazuin gehoord en zich niet laten waarschuwen. Zijn bloed zal op hem rusten. Hij echter, die zich laat waarschuwen, redt zijn leven.6Als de wachter echter het zwaard ziet komen en niet op de bazuin blaast, zodat het volk niet gewaarschuwd wordt, en het zwaard komt en neemt een leven onder hen weg, [dan] is dat [leven wel] in zijn ongerechtigheid weggenomen, maar zijn bloed eis Ik van de hand van de wachter.7En u, mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. U zult een woord uit Mijn mond horen en u moet hen namens Mij waarschuwen.8Als Ik tegen de goddeloze zeg: Goddeloze, u zult zeker sterven, en u hebt niet gesproken om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, [dan] zal die goddeloze in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.9Maar wat u aangaat, als u de goddeloze voor zijn weg gewaarschuwd hebt om hem daarvan te bekeren en hij zich niet van zijn weg bekeert, [dan] zal híj in zijn ongerechtigheid sterven, maar ú hebt uw leven gered.). God bepaalt de dienst van de Zijnen. Daaraan heeft de dienaar zich te houden. Bij ontrouw gaat de dienaar niet vrijuit (Sp 24:11-1211Red hen die opgepakt zijn om te sterven,
[wee] als u zich afzijdig houdt van wie wankelend ter slachting gaat.
12Wanneer u zegt: Zie, wij hebben dat niet geweten,
zal Hij Die de harten toetst, dat niet merken?
Hij Die uw ziel gadeslaat, zal Híj het [niet] weten?
Immers, Hij zal een mens vergelden naar zijn werk.). Paulus was zich dit ook goed bewust (1Ko 9:1616Want als ik het evangelie verkondig, strekt het mij niet tot roem, want [de] noodzaak is mij opgelegd; want wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!).
Dan worden Ezechiël vier gevallen voorgesteld die hij in zijn dienst zal tegenkomen en waarvan God hem de verantwoordelijkheid voorstelt. Twee keer gaat het om de goddeloze (verzen 18-1918Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en u hebt hem niet gewaarschuwd en u hebt niet gesproken om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen om hem in het leven te behouden: die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar Ik zal zijn bloed van uw hand eisen.19Maar u, als u de goddeloze waarschuwt en hij zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg bekeert, zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar u hebt uw leven gered.) en twee keer om de rechtvaardige (verzen 20-2120En als een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afwendt en onrecht begaat en Ik een struikelblok voor hem leg, zal híj sterven. Omdat u hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven. Zijn rechtvaardige daden die hij gedaan heeft, zullen niet [meer] in herinnering gebracht worden, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.21Maar u, als u de rechtvaardige waarschuwt, opdat de rechtvaardige niet zondigt, en hij [inderdaad] niet zondigt, zal hij zeker in leven blijven omdat hij gewaarschuwd is, en hebt ú uw leven gered.). Zowel de prediker als degene tot wie wordt gepredikt, heeft een eigen verantwoordelijkheid. Ezechiël moet prediken omdat God het zegt. Het resultaat ervan is een zaak van God. Opmerkelijk is ook nog dat Ezechiël zijn medeballingen niet zozeer als groep moet aanspreken, maar individueel, hoofd voor hoofd.
Eerst komt het woord over de goddeloze. Als God tegen de goddeloze zegt dat hij zal sterven en Ezechiël waarschuwt hem niet, dan is Ezechiël schuldig aan diens bloed (vers 1818Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en u hebt hem niet gewaarschuwd en u hebt niet gesproken om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen om hem in het leven te behouden: die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar Ik zal zijn bloed van uw hand eisen.). Waarschuwt hij de goddeloze wel, dan heeft Ezechiël zijn eigen leven gered (vers 1919Maar u, als u de goddeloze waarschuwt en hij zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg bekeert, zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar u hebt uw leven gered.). Het oordeel komt over de goddeloze om zijn eigen moedwillige overtreden en zijn volharden in het kwaad.
Dan is er een woord met betrekking tot het waarschuwen van een rechtvaardige die onrecht begaat (vers 2020En als een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afwendt en onrecht begaat en Ik een struikelblok voor hem leg, zal híj sterven. Omdat u hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven. Zijn rechtvaardige daden die hij gedaan heeft, zullen niet [meer] in herinnering gebracht worden, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.). Een rechtvaardige is iemand die in de weg van God wandelt (vgl. Lk 1:66Zij nu waren beiden rechtvaardig voor God, wandelend in alle geboden en inzettingen van de Heer, onberispelijk.). Het gaat daarbij alleen over de praktijk, het uiterlijk, en niet over het innerlijk, over het feit of iemand leven uit God heeft. Komt er in de levenswandel van zo iemand een verandering ten kwade, dan moet de profeet hem waarschuwen. Als hij dit nalaat, brengt hij dezelfde schuld over zich als in het geval dat hij heeft nagelaten de goddeloze te waarschuwen (vers 1818Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en u hebt hem niet gewaarschuwd en u hebt niet gesproken om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen om hem in het leven te behouden: die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar Ik zal zijn bloed van uw hand eisen.).
Het gaat om een rechtvaardige die zich van zijn gerechtigheid afwendt en onrecht begaat. Het woord ‘bekeren’ in vers 1919Maar u, als u de goddeloze waarschuwt en hij zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg bekeert, zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar u hebt uw leven gered. en ‘afwenden’ in vers 2020En als een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afwendt en onrecht begaat en Ik een struikelblok voor hem leg, zal híj sterven. Omdat u hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven. Zijn rechtvaardige daden die hij gedaan heeft, zullen niet [meer] in herinnering gebracht worden, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. is in het Hebreeuws hetzelfde woord. Een rechtvaardige die zich afwendt, bekeert zich dus van zijn gerechtigheid. Zo’n rechtvaardige keert zich moedwillig af van de dingen die in de ogen van de HEERE goed zijn. Het gaat niet om een aanvankelijk onbewuste zonde of om een eenmalig zondigen. Het gaat om een gerichte keuze om een andere weg in te slaan. Zo iemand heeft het Woord van God tot zijn beschikking, maar kiest ervoor om niet te luisteren.
Voor zo iemand zal de HEERE “een struikelblok” leggen en daardoor “zal híj sterven”. Het struikelblok dat de HEERE voor de rechtvaardige legt, is geen verzoeking tot zonde, want “Hijzelf verzoekt niemand” (Jk 1:1313Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word door God verzocht. Want God kan niet door het kwade verzocht worden en Hijzelf verzoekt niemand.). Het gaat om een test van wat iemand belijdt. We kunnen denken aan omstandigheden die de HEERE toelaat waardoor een rechtvaardige in een crisis terechtkomt. Wat doet hij dan? Als hij de verkeerde weg opgaat, moet hij worden gewaarschuwd. Als dat niet gebeurt, is hij, die dit had moeten doen, schuldig aan de ondergang van de rechtvaardige. Al de rechtvaardige daden van de rechtvaardige helpen hem niet meer. De waarde ervan vervalt als hij voortgaat op zijn zondige weg.
Ezechiël moet niet alleen de goddeloze en de afgedwaalde rechtvaardige waarschuwen, hij moet ook de rechtvaardige waarschuwen die nog niet is afgedwaald (vers 2121Maar u, als u de rechtvaardige waarschuwt, opdat de rechtvaardige niet zondigt, en hij [inderdaad] niet zondigt, zal hij zeker in leven blijven omdat hij gewaarschuwd is, en hebt ú uw leven gered.). Dat is een preventief waarschuwen, opdat de rechtvaardige niet tot zonde komt. Ezechiël moet dus niet alleen het verlorene zoeken, maar ook waken over hen die de rechte weg gaan om hen daarop te houden. Dit is waken over de zielen (Hb 13:1717Weest aan uw voorgangers gehoorzaam en weest hun onderdanig, want zij waken over uw zielen als degenen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet zuchtend doen, want dat is voor u niet nuttig.).
De verantwoordelijkheid is groot, ook voor ons, om mensen te waarschuwen. We weten dat we daarin wel eens falen. Dan kunnen we dat belijden. Ook voor bloedschuld die in die gevallen op ons rust, is vergeving mogelijk (1Jh 1:99Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.).