De drie acties die Benaja heeft verricht, zijn:
1. het verslaan van twee zonen van Ariël uit Moab,
2. het doden van een leeuw in een kuil in een tijd dat er sneeuw ligt en
3. het verslaan van een Egyptenaar die hij met diens eigen wapen doodde.
Benaja was dus niet voor een kleintje vervaard. Het is ook niet zo, dat hij het na één overwinning wel welletjes vond. Benaja is een man met moed en met volharding.
Uit zijn wapenfeiten kunnen we belangrijke geestelijke lessen leren. Daarbij moeten we bedenken dat onze strijd niet tegen vlees en bloed is, “maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef 6:1212Want onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten].). De drie vijanden die Benaja verslaat en doodt, zijn een beeld van drie geestelijke vijandelijke machten waarmee wij in ons leven te maken hebben. We zullen zien dat Moab een beeld is van het vlees in de gelovige, dat de leeuw hier een beeld is van de satan en dat de Egyptenaar een beeld is van de wereld.
De eerste vijand bestaat uit twee zonen van Ariël, in een andere vertaling: twee helden, afkomstig uit Moab. Moab betekent ‘van de vader’. Wie is de vader van Moab? Dat is Lot (Gn 19:36-3736Zo werden de twee dochters van Lot zwanger van hun vader.37De eerstgeborene baarde een zoon en gaf hem de naam Moab. Hij is de vader van de Moabieten, tot op deze dag.). Uit wat de Bijbel over Lot meedeelt, zien we wat voor soort man Lot was. Hij was een man die de wereld liefhad. Hij zag aan wat voor ogen was. Hij liet zich leiden door de begeerten van het vlees (Gn 13:10-1110En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was; voordat de HEERE Sodom en Gomorra te gronde gericht had, was zij in de richting van Zoar als de hof van de HEERE, als het land Egypte.11Daarom koos Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte en Lot trok naar het oosten; en zij werden van elkaar gescheiden.), dat is de oude natuur die iedere gelovige nog steeds in zich heeft. In Moab zien we dan ook een beeld van het vlees en de werken daarvan (Gl 5:19-2119Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,20afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten,21afgunst, <moorden,> dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven.).
In de geschiedenis van Moab worden twee kenmerken zichtbaar die voortkomen uit de begeerten van het vlees. Het ene kenmerk is gemakzucht, het andere is hoogmoed (Jr 48:1111Moab is vanaf zijn jeugd zonder zorgen geweest,
en heeft [als wijn] op zijn droesem stilgelegen.
Het is niet van het ene vat in het andere overgegoten:
het is niet in ballingschap gegaan.
Daarom heeft het zijn smaak behouden
en is zijn geur niet veranderd.
; Js 16:66Wij hebben gehoord van de trots van Moab,
[dat] zeer hoogmoedig is,
van zijn hoogmoed, zijn trots en zijn overmoed;
zijn holle praat is niet gepast!
). We kunnen deze twee zonen van Moab ieder een naam geven. De naam van de ene zoon is Gemakzucht en de naam van de andere zoon is Hoogmoed. Deze twee ‘helden’ zijn ook een gevaar voor ons leven als christen. Ze willen ook in ons leven hun invloed uitoefenen. Misschien is de ene ‘zoon’ een groter gevaar dan de andere. Hoe het ook zij, we moeten met hen afrekenen als we toegewijd aan de Heer willen leven.
Nadat Benaja de twee mannen uit Moab heeft verslagen, gaat hij niet lekker op zijn lauweren rusten om na te genieten van zijn overwinning. Hij blijft oplettend speuren of ergens nieuw gevaar dreigt. Zodra zich dat aandient, treedt hij met onverschrokken moed en doortastend op.
Wat is het geval? Er is een leeuw in een kuil terechtgekomen. Als bijzonderheid wordt vermeld dat het in de sneeuwtijd is. Benaja had kunnen denken: ‘Die leeuw zit daar goed, die vormt voor niemand meer een bedreiging; mooi laten zitten, dan gaat hij vanzelf dood.’ Maar zo zit Benaja niet in elkaar. We kunnen ons voorstellen dat hij heeft gedacht: ‘Die leeuw is misschien wel door de sneeuw uitgegleden en zo in de kuil terechtgekomen. Wat met die leeuw is gebeurd, kan ook met een mens gebeuren. Kinderen vinden het bijvoorbeeld prachtig om in de sneeuw te spelen. Stel je voor dat een van die kinderen ook uitglijdt en per ongeluk in die kuil belandt. Daar moet je toch niet aan denken.’ Benaja bedenkt zich niet, laat zich in de kuil zakken en doodt de leeuw. Hij denkt niet aan zichzelf, maar aan het gevaar dat anderen lopen.
Benaja handelt naar de betekenis van zijn naam. Zijn naam betekent: ‘door de HEERE gebouwd’. In zijn omgang met de HEERE heeft de HEERE hem gevormd tot een man van karakter. De kracht om de strijd met die leeuw aan te gaan, heeft hij niet in zichzelf. Maar hij zegt als het ware: “Ik vermag alles door Hem Die mij kracht geeft” (Fp 4:1313Ik vermag alles door Hem Die mij kracht geeft.). Dat is niet de taal van de branieschopper, maar de taal van het geloof in de Almachtige. Voor Hem is die leeuw een kleintje. Heeft zijn koning, David, ook niet die taal gesproken toen hij zei: “Want met U ren ik door een [leger]bende, met mijn God spring ik over een muur” (Ps 18:3030Want met U ren ik door een [leger]bende,
met mijn God spring ik over een muur.
)?
De leeuw is hier een beeld van de duivel die erop uit is om te verslinden (1Pt 5:88Weest nuchter, waakt; uw tegenpartij, [de] duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden.). Op de onmogelijkste plekken, waar we menen dat hij niet veel kan uitrichten, probeert hij slachtoffers te maken. Daarbij heeft hij een voorkeur voor kinderen. We kun je van Benaja leren, ook al hebben we misschien geen kinderen en zijn we nog niet eens getrouwd. Het gaat erom dat we oog hebben voor de gevaren waaraan onze kinderen, die van onszelf of van onze broeders en zusters, blootstaan. Waarmee komen kinderen in aanraking op school, op straat? Het is koud in de wereld. Er ligt een dikke laag sneeuw. De sneeuw maakt de wereld aantrekkelijk en doet de kou vergeten.
Het is helaas geen uitzondering dat de kou de kinderen tegemoet slaat als ze thuis komen. Niemand die op hen wacht om iets met hen te drinken, niemand die vraagt hoe ze het hebben gehad, niemand bij wie ze hun verhaal spontaan kwijt kunnen. Ja, er is wel een ‘knuffelhoek’. De pc wordt aangezet of de smartphone wordt gepakt om ‘het net’ op te gaan en het chatten kan beginnen. Met wie? Er zijn altijd ‘aardige’ mensen, aan wie ze wél hun verhaal kwijt kunnen, die wél aandacht hebben. De sneeuw ziet er zo aantrekkelijk uit, de kou wordt vergeten, ze komen steeds dichter bij de kuil … . Als je dit herkent, treed dan op als Benaja.
Er staat niet bij dat er bij zijn optreden toeschouwers waren. Er staat ook niet dat hij de dode leeuw uit de kuil heeft meegenomen om die triomfantelijk als een trofee aan anderen te laten zien. Misschien heeft hij er nooit iets van aan anderen verteld. Maar God heeft het opgemerkt en laten optekenen in Zijn Woord, opdat wij ervan kunnen leren.
Dit gevecht met de leeuw in de kuil, waarbij niemand aanwezig was of toekeek dan alleen de HEERE, doet denken aan het strijden in de gebeden, zoals we dat lezen van Epafras: “U groet Epafras, die [een] van u is, een slaaf van Christus <Jezus>, die altijd voor u strijdt in de gebeden dat u mag vaststaan, volmaakt en ten volle verzekerd in [de] hele wil van God” (Ko 4:1212U groet Epafras, die [een] van u is, een slaaf van Christus <Jezus>, die altijd voor u strijdt in de gebeden dat u mag vaststaan, volmaakt en ten volle verzekerd in [de] hele wil van God.). Een dergelijke strijd wordt gestreden in het verborgene van de binnenkamer (vgl. Mt 6:66Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader Die in het verborgen is; en uw Vader Die in het verborgen kijkt, zal het u vergelden.). Onopvallend voor mensen, maar waargenomen door God mogen we voor anderen strijden in de gebeden.
Voor wie zich misschien nutteloos voelt, ligt hier een enorme mogelijkheid om medegelovigen op een geweldige manier te dienen. Hij of zij kan gaan strijden in de gebeden voor de gezinnen van de gelovigen, vooral voor hun kinderen. Meer dan ooit is het nodig dat er voor de gezinnen wordt gebeden. Daarop concentreren zich de aanvallen van de duivel. Deze oproep tot gebed geldt niet alleen voor oudere gelovigen. Het is te wensen dat ook jongeren de noodzaak ervan inzien. Neem meer tijd om te bidden voor het geestelijk behoud van de kinderen van de gelovigen en voor al de kinderen die we in onze kennissenkring hebben. Zo kunnen we een held van de ware David worden.
In de overwinning die Benaja in het verborgene behaalde, lijkt hij op David. Ook David heeft in het verborgene de leeuw, en ook de beer, verslagen (1Sm 17:34-3534Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een leeuw of een beer die een schaap van de kudde wegnam,35dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem.).
Ook na zijn tweede overwinning is Benaja er de man niet naar om zijn gemak ervan te nemen. De vijand is er trouwens ook de vijand niet naar om na een nederlaag de strijd op te geven. Hij verschijnt telkens in een andere gedaante. Dit keer krijgt Benaja met een Egyptenaar te maken. Evenals de vorige vijanden is ook dit er eentje van formaat. Er doemt een reusachtige gestalte van maar liefst tweeënhalve meter voor hem op (1Kr 11:2323Hij versloeg ook een Egyptenaar, een man van grote lengte, vijf el [lang]. In de hand van de Egyptenaar was een speer als een weversboom, maar [Benaja] ging op hem af met een staf, rukte de speer uit de hand van de Egyptenaar en doodde hem met diens [eigen] speer.). Zo’n verschijning zal op veel mensen in Israël indruk hebben gemaakt, maar niet op Benaja.
Egypte is een beeld van de wereld. Dat zien we in het boek Exodus. Het is het land dat het volk van God lange tijd in slavernij heeft gehouden. Toen God Zijn volk daaruit wilde bevrijden, bood de koning van Egypte heftig tegenstand. Zelfs toen het volk van God weggetrokken was, wilde de farao het volk terughalen en weer onder zijn heerschappij brengen. Dit is een illustratie van wat er gebeurt als iemand tot bekering komt. Dan wordt hij door God gered uit de tegenwoordige boze wereld (Gl 1:44Die Zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader,).
Maar laten we niet denken dat we daarmee voorgoed van deze vijand verlost zijn. Zeker, hij heeft geen gezag meer over ons. Toch zal hij telkens weer proberen een bepaald gebied van ons leven in bezit te krijgen. Het gevaar blijft aanwezig dat bepaalde patronen van ons oude leven weer ingang bij ons krijgen. Het had toch ook zo zijn aantrekkelijke kanten, niet alles was toch even verkeerd, er zijn toch een heleboel dingen waarvan we kunnen genieten, we hoeven toch niet wereldvreemd te zijn?
Het zijn op zich geen verwerpelijke redeneringen. Maar pas op: zijn we er zeker van dat zulk soort redeneringen niet bedoeld zijn om onze breuk met de wereld ongedaan te maken en zijn we ervan overtuigd dat ze onze toewijding aan de Heer Jezus niet zullen verminderen? Vroeger gingen we op in muziek of sport of konden we alleen maar denken aan mooie kleren of mooie auto’s. Daarmee hebben we gebroken. Is het daarom verkeerd om naar muziek te luisteren, aan sport te doen of er verzorgd uit te zien of een auto te gebruiken? Nee, maar laten we wel bedenken dat waar we vroeger in en voor leefden, opnieuw het patroon van ons leven kan worden als we er niet mee handelen zoals Benaja met de Egyptenaar.
Hoe haalt Benaja de overwinning? In de eerste plaats gaat hij er met een staf op af. Iemand gebruikt een staf als hij onderweg is. De staf zegt iets over pelgrim zijn, een vreemdeling op aarde, iemand die onderweg is naar zijn bestemming. Voor wie Christus kent als Verlosser en Heer, is de bestemming niet deze wereld. Daaruit is hij immers verlost. Onze bestemming is de hemel, daarnaar zijn we onderweg. Als we ons dat goed bewust zijn, hebben we een wapen tegen de vijand. Als de wereld ons wil verleiden om deel te nemen aan haar vertier en mee te doen met haar inspanningen, laten we dan de staf omhoog houden. Daarmee zeggen we: ik hoor niet bij jou, ik hoor bij de hemel.
Met zijn staf in zijn hand rukt Benaja de speer uit de hand van de Egyptenaar. Daar spreekt een krachtig optreden uit. Hij vraagt niet of de Egyptenaar zo vriendelijk wil zijn om even zijn speer in te leveren, maar hij neemt de speer met geweld uit zijn handen. Dan geeft hij de Egyptenaar met zijn eigen wapen de doodsteek. Ook hierin volgt hij het voorbeeld van zijn koning, David. Die heeft immers vroeger de reus Goliath met diens eigen wapen gedood (1Sm 17:5151Daarom snelde David [naar voren] en ging bij de Filistijn staan. Hij nam diens zwaard, trok het uit zijn schede en doodde hem en hij hakte zijn hoofd ermee af. Toen de Filistijnen zagen dat hun held dood was, vluchtten zij.). Dat wijst weer op een prachtige manier naar de Heer Jezus, Die de duivel met diens eigen wapen, de dood, heeft verslagen (Hb 2:1414Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel,).
In Kolossers 3 staat hoe we dit doden van de Egyptenaar kunnen toepassen. We worden daar opgeroepen om onze leden die op aarde zijn te doden. Een van de leden die daar worden genoemd, is “de hebzucht, die afgodendienst is” (Ko 3:55Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is,). En, zo staat in een volgend vers, “ook u hebt vroeger onder hen gewandeld, toen u daarin leefde” (Ko 3:77Ook u hebt vroeger onder hen gewandeld, toen u daarin leefde.). Dat betekent dat het gaat om dingen waarin we vroeger leefden. De opdracht is nu om, zodra we merken dat iets van vroeger weer beslag op ons gaat leggen, als we gevoelens die we vroeger koesterden weer in ons voelen opkomen, daarmee radicaal af te rekenen. We mogen ze niet de kans geven dat ze weer bezit van ons nemen.
Dat kan alleen door eraan te denken wat de Heer Jezus voor ons deed aan het kruis om ons ervan te verlossen. Daar behaalde Hij de grote overwinning. In die overwinning mogen wij gaan staan. We mogen zeggen dat we meer dan overwinnaars zijn door Hem Die ons heeft liefgehad (Rm 8:31-3931Wat zullen wij dan hierop zeggen? Als God voor ons is, wie zou tegen ons zijn?32Hoe zal Hij Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?33Wie zal beschuldiging inbrengen tegen uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt;34wie is het die veroordeelt? Christus <Jezus> is het Die gestorven is, ja nog meer, Die opgewekt is, Die ook aan Gods rechterhand is, Die ook voor ons bidt.35Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard? –36zoals geschreven staat: ‘Om U worden wij de hele dag gedood; wij zijn geacht als slachtschapen’. –37Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.38Want ik ben verzekerd dat dood noch leven, noch engelen noch overheden, noch tegenwoordige noch toekomstige dingen, noch machten,39noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer.). Daarmee geven we de Egyptenaar de doodsteek.