Joas begrijpt dat alleen de tempel de plaats is waar Gods volk moet komen om te offeren. Daarom wil hij de tempel herstellen. Voor dit herstel worden drie soorten geld gebruikt: het losgeld dat iedere getelde moet betalen (Ex 30:11-1611Verder sprak de HEERE tot Mozes:12Wanneer u het aantal Israëlieten opneemt, volgens hun tellingen, dan moet ieder bij hun telling aan de HEERE een losgeld geven voor zijn leven, opdat er bij hun telling geen plaag over hen komt.13Dit moeten allen die bij de getelden gaan behoren, geven: een halve sikkel, [gerekend] volgens de sikkel van het heiligdom (de sikkel is twintig gera [waard]), een halve sikkel als een hefoffer voor de HEERE.14Al wie bij de getelden gaat behoren, van twintig jaar oud en daarboven, moet het hefoffer voor de HEERE geven.15De rijke mag niet meer en de arme niet minder geven dan een halve sikkel, als u het hefoffer voor de HEERE geeft om voor uw leven verzoening te doen.16U moet het geld ter verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst van de tent van ontmoeting. Het moet een herinnering voor de Israëlieten zijn voor het aangezicht van de HEERE, om voor uw leven verzoening te doen.), geld van iemand die een belofte heeft gedaan en die belofte in een geldbedrag omzet (Lv 27:1-81De HEERE sprak tot Mozes:2Spreek tot de Israëlieten, en zeg tegen hen: Wanneer iemand een gelofte aflegt, zullen de personen die aan de HEERE [gewijd zijn], tegen een door u bepaalde waarde [vrijgekocht worden].3Als de door u bepaalde waarde een man van twintig jaar tot zestig jaar betreft, dan is de door u bepaalde waarde vijftig sikkel zilver, [gerekend] volgens de sikkel van het heiligdom.4Maar als het een vrouw betreft, is de door u bepaalde waarde dertig sikkel.5Is het [iemand] tussen vijf jaar en twintig jaar, dan is de door u bepaalde waarde voor een man twintig sikkel en voor een vrouw tien sikkel.6Is het [een kind] van een maand tot vijf jaar, dan is de door u bepaalde waarde bij een man vijf sikkel zilver en de door u bepaalde waarde bij een vrouw drie sikkel zilver.7En is het [iemand] van zestig jaar oud of daarboven, is het een man, dan is de door u bepaalde waarde vijftien sikkel en voor een vrouw tien sikkel.8Maar als hij te arm is om de door u bepaalde waarde [te betalen], dan moet men hem vóór de priester plaatsen, zodat de priester zijn waarde kan bepalen. Overeenkomstig wat voor hem die de gelofte afgelegd heeft, wél binnen handbereik is, moet de priester zijn waarde bepalen.) en geld dat vrijwillig wordt gegeven.
Joas gebruikt het geld niet om een nieuwe tempel te bouwen. Het gaat Joas niet om een nieuwe tempel. Hij handelt niet vanuit een houding dat het oude niet meer bevalt omdat het naar zijn mening ‘niet meer van deze tijd is’. Dit is wel de redenering die veel in de christenheid wordt gehoord en waarnaar wordt gehandeld. Het oude, wat God Zelf heeft gegeven, mag weer in de oorspronkelijke staat worden hersteld. Dat betekent voor ons dat we voor het in praktijk brengen van gemeente zijn, teruggaan naar de beginselen van het Woord aangaande de gemeente.
Op een gegeven moment, “in het drieëntwintigste jaar” van zijn regering, constateert Joas dat er geen werk is gemaakt van het herstel van de tempel. Hierover roept hij Jojada en de priesters ter verantwoording en vermaant hen hierover. Joas is hier nog zo krachtig, dat hij zelfs Jojada kan vermanen. Hij wacht niet op antwoord – een eventueel antwoord wordt ons in elk geval niet meegedeeld –, maar geeft direct nieuwe orders om de tempel zo snel mogelijk hersteld te krijgen.
Uit de aanloop naar zijn hernieuwde bevel om de tempel te herstellen kan mogelijk worden opgemaakt waarom er tot nu toe niets van herstelwerkzaamheden is gekomen. Joas zegt dat ze geen geld meer van hun bekenden moeten aannemen. Mogelijk zijn ze zo druk bezig met het inzamelen en beheren van de ingekomen gelden, dat het werk waarvoor ze die gelden krijgen niet van de grond komt (vgl. Hd 6:1-61In die dagen nu, toen de discipelen talrijker werden, ontstond er gemopper van de Griekssprekende [Joden] tegen de Hebreeën, omdat in de dagelijkse bediening hun weduwen over het hoofd werden gezien.2De twaalf nu riepen de menigte van de discipelen bijeen en zeiden: Het is niet bevredigend dat wij het Woord van God nalaten en [de] tafels dienen.3Ziet nu uit, broeders, naar zeven mannen uit u, met een [goed] getuigenis, vol van [de] Geest en van wijsheid, die wij over deze taak zullen stellen.4Wij echter zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord.5En dit woord bevredigde de hele menigte; en zij kozen Stéfanus, een man vol van geloof en van [de] Heilige Geest, en Filippus, Próchorus, Nicánor, Timon, Pármenas en Nicolaüs, een proseliet van Antiochië,6die zij voor de apostelen stelden; en na gebeden te hebben legden zij hun de handen op.).
Er moet een andere manier gevonden worden. De priesters moeten zich niet meer met het inzamelen van geld bezighouden. Ze hoeven ook geen bijdrage meer te leveren aan het herstel van de tempel. Dat werk zal door anderen worden gedaan.