De bevelhebbers voeren de bevelen van Jojada precies zo uit als hun is gezegd. We zien hier dat bevelhebbers over anderen alleen goed kunnen handelen als zij zelf op hun beurt gehoorzaam zijn aan hen die weer boven hen staan (vgl. Mt 8:99Want ook ik ben een mens onder gezag [van anderen] en heb soldaten onder mij; en ik zeg tot deze: Ga, en hij gaat; en tot een ander: Kom, en hij komt; en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het.). De mannen die zij onder hun bevel hebben, zijn de mannen die dienst doen of dienst hebben gedaan “op de sabbat”. De sabbat spreekt van de rust van God. Alleen zij die de rust van God kennen en daar deel aan hebben, kunnen gebruikt worden om de koning van God te beschermen.
Voor ons betekent het dat alleen gelovigen van wie “de voeten geschoeid” zijn “met [de] toerusting van het evangelie van de vrede” (Ef 6:1515en de voeten geschoeid met [de] toerusting van het evangelie van de vrede,) in staat zijn op een goede manier de eer van Christus te beschermen. Dat zijn die gelovigen die met de vrede van God in hun hart op aarde hun weg gaan, die in hun leven laten zien dat ze verbonden zijn met Christus in de hemel, zoals de brief aan de Efeziërs dat prachtig duidelijk maakt.
De wapens die de mannen worden gegeven om zich mee te verdedigen, zijn geen nieuwe wapens. Het zijn de oude, vertrouwde wapens die koning David al heeft gebruikt. Als bijzonderheid wordt ook nog vermeld dat ze uit het heiligdom komen. Jojada zegt daarmee dat hij teruggaat naar “wat van [het] begin af was” (1Jh 1:11Wat van [het] begin af was, wat wij gehoord, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd en onze handen betast hebben betreffende het Woord van het leven). Hij vraagt als het ware “naar de aloude paden” (Jr 6:1616Zo zegt de HEERE:
Ga staan op de wegen, en zie,
vraag naar de aloude paden,
waar toch de goede weg is, en bewandel die.
Dan zult u rust vinden voor uw ziel.
Maar zij zeggen: Wij bewandelen [die] niet.
). Het oude Woord van God is ongeëvenaard in zijn gevechtskracht. De speren zijn om de vijand te doden, de schilden zijn om zichzelf tegen de tegenaanvallen van de vijand te beschermen.
De wapens waarmee wij moeten strijden, zijn niet de wapens van het vlees, maar van de Geest (2Ko 10:3-53Want al wandelen wij in [het] vlees, wij voeren geen strijd naar [het] vlees;4want de wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God, tot afbreking van bolwerken;5daar wij [de] overleggingen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, afbreken en elke gedachte gevangennemen tot de gehoorzaamheid van Christus,). Om ze op de goede manier te gebruiken moeten ze komen uit de tegenwoordigheid van de Heer Jezus. Het zijn wapens die door Hem beproefd zijn. Als wij in Zijn tegenwoordigheid zijn, zien we hoe Hij wil dat wij de wapens gebruiken. We zien dan dat de kracht voor onze strijd gelegen is in het vertonen van Zijn kenmerken.
Zo gewapend stellen de mannen zich op rondom de koning. De wapens zijn in hun hand, klaar voor gebruik. De posities die zij innemen, staan allemaal in verbinding met het huis van de HEERE en het altaar. Voor ons betekent het dat de geestelijke strijd gestreden wordt in verbinding met Gods huis. De gemeente is ten nauwste verbonden aan de Heer Jezus en de waarheid daarvan moet door ons worden verdedigd, ter wille van Hem Die er woont.
Als die positie is ingenomen, kan de koning naar buiten komen en worden gekroond. De kroon is hier een diadeem. Het woord ‘diadeem’ hier is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘nezer’. Van dit woord is ook het Hebreeuwse woord afgeleid dat met ‘nazireeër’ is vertaald. Dit duidt erop dat de ceremonie meer een wijding is dan een kroning. Dat wordt door de zalving bevestigd. Het koningschap van Joas is aan God gewijd.
Hij krijgt ook “de getuigenis” dat is de wet, als de leidraad voor zijn regering (Dt 17:14-2014Wanneer u in het land komt dat de HEERE, uw God, u geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, en u [dan] zegt: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals al de volken die rondom mij zijn,15dan moet u voorzeker hem tot koning over u aanstellen die de HEERE, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een koning over u aanstellen; u mag geen buitenlander over u zetten, die uw broeder niet is.16Maar hij mag voor zichzelf niet veel paarden aanschaffen en het volk niet laten terugkeren naar Egypte om veel paarden aan te schaffen, omdat de HEERE tegen u gezegd heeft: U mag nooit meer langs deze weg terugkeren.17Ook mag hij voor zichzelf niet veel vrouwen nemen, anders zal zijn hart afwijken. Hij mag voor zichzelf ook niet al te veel zilver en goud nemen.18Verder moet het [zó] zijn, als hij op de troon van zijn koninkrijk zit, dat hij voor zichzelf op een boekrol een afschrift van deze wet schrijft, vanuit [de rol] die onder het toezicht van de Levitische priesters is.19Dat moet bij hem zijn en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen om de HEERE, zijn God, te leren vrezen [en] om alle woorden van deze wet en deze verordeningen in acht te nemen door [ze] te houden,20opdat zijn hart zich niet verheft boven zijn broeders, opdat hij niet afwijkt van het gebod, naar rechts of naar links en opdat hij [zijn] dagen verlengt in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, te midden van Israël.). Hij moet regeren in overeenstemming met het Woord van God. Zijn wijding gebeurt voor God en hij is geroepen om te leven en te regeren aan de hand van het Woord van God.
Wij hebben voor ons verblijf op aarde niets anders. De gelovigen nu zijn ook “een koninklijk priesterdom” (1Pt 2:99U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem Die u uit [de] duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht,). Wij zijn ertoe gewijd, gezalfd en geroepen om Gods deugden te verkondigen in de wereld en dat kan alleen als Gods Woord daarbij onze leidraad is. Het gaat niet om overtuigingskracht of een opleiding, maar om het kennen van onze positie en de gehoorzaamheid om ook in overeenstemming met die positie te leven.